In deze zaak heeft de betrokkene verzocht om opheffing van het bewind dat over zijn goederen is ingesteld. De betrokkene is niet ter zitting verschenen, en het verzoek is afgewezen omdat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is. De betrokkene heeft een hersenbeschadiging door het gebruik van verdovende middelen en heeft geen ziekte-inzicht. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en verweer van de bewindvoerder, FHV Castricum B.V. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2025 is de bewindvoerder verschenen, maar de verzoeker niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zijn financiën te beheren en dat de grond voor het bewind gewijzigd moet worden naar de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene. De kantonrechter heeft de beslissing genomen om het verzoek tot opheffing van het bewind af te wijzen en de publicatie in het openbaar Curatele- en Bewindregister te handhaven. Tevens is de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld volgens de geldende regeling.