ECLI:NL:RBNHO:2025:3630

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
15/288040-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van ladingdiefstal op Schiphol met betrekking tot iPhones

Op 31 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van ladingdiefstal op Schiphol. De verdachte, die als chauffeur van de vrachtwagen fungeerde, werd veroordeeld tot 301 dagen gevangenisstraf, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een luchtvrachtplaat met meerdere Apple-producten had gestolen. De verdachte had zich met een smoes toegang verschaft tot het terrein van de benadeelde partij, waar de lading werd geladen. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal voldoende bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte slechts een ondersteunende rol had gespeeld. De rechtbank overwoog dat de verdachte nauw en bewust had samengewerkt met de mededaders en dat zijn bijdrage cruciaal was voor de uitvoering van de diefstal. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en gedragsinterventie. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 52.939,89 toegewezen aan de benadeelde partij, die voortvloeide uit de schade die zij had geleden door de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/288040-23
Uitspraakdatum: 31 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. G.F.H. Velthuizen, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een luchtvrachtplaat (met meerdere Apple producten en/of meerdere computer onderdelen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. De gedragingen van de verdachte kunnen niet worden gekwalificeerd als die van een medepleger. Omdat de verdachte alleen een ondersteunende rol bij de diefstal heeft gehad, kan hem hooguit medeplichtigheid worden verweten. Medeplichtigheid is niet ten laste gelegd. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte zich de luchtvrachtplaat heeft toegeëigend, omdat hij hierover feitelijk niet heeft beschikt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die als bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.
Medeplegen
Juridisch kader
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen. Ook wanneer het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die meestal met medeplichtigheid in verband worden gebracht (bijvoorbeeld het op de uitkijk staan), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Feiten en omstandigheden
Met betrekking tot de rol van de verdachte bij de diefstal van de luchtvrachtplaat stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op enig moment is de verdachte benaderd door [naam 1], zijn drugsdealer, om tegen een financiële vergoeding met een vrachtwagen een rit te rijden. De verdachte is op het aanbod van [naam 1] ingegaan. De verdachte heeft opfriscursussen voor het rijden met een vrachtwagen gedaan, die door [naam 1] zijn geregeld en betaald. In de avond/nacht van de diefstal, heeft [naam 1] de verdachte met een auto opgehaald en zijn zij samen naar een plek gereden waar zij ene [naam 2] hebben getroffen. Daar heeft de verdachte gesproken over wanneer hij zijn geld voor de klus zou krijgen. Ook heeft hij een mobiele telefoon met een prepaid kaart in ontvangst genomen. [naam 2] is samen met de verdachte naar de vrachtwagencombinatie (trekker en trailer) gereden. De verdachte is vervolgens met deze vrachtwagencombinatie naar het terrein van [slachtoffer] gereden. Om daar het terrein op te komen, heeft de verdachte als smoes bij de poort gezegd dat hij een pompwagen kwam halen. In de vrachtwagen heeft de verdachte telkens gehandeld volgens de instructies die hij via de gekregen mobiele telefoon kreeg. Zo is hem de route verteld die hij moest rijden, dat hij op het terrein van [slachtoffer] een papier zou krijgen, naar welk loading dock hij moest rijden en dat hij daar dat papier moest afgeven. Nadat de luchtvrachtplaat in de vrachtwagen was geladen, heeft de verdachte de laadruimte van de vrachtwagen dicht gedaan en is daarmee het terrein afgereden. Onderweg daar naartoe is nog iemand bij hem ingestapt en meegereden naar Enkhuizen. Daar is de inhoud van de luchtvrachtplaat door meerdere personen uit de vrachtwagen geladen, terwijl de verdachte in de cabine is blijven zitten. Toen dat klaar was, is de verdachte – zoals hem was geïnstrueerd – naar Lelystad gereden. Daar heeft hij de vrachtwagen achtergelaten en is hij door [naam 1] opgehaald.
Oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen, met name zijn eigen verklaring ter terechtzitting, blijkt dat de verdachte in overleg met één van de mededaders ter voorbereiding op de rit opfrislessen in het rijden met een vrachtwagen heeft gevolgd.
De verdachte heeft de betreffende nacht samen met medeverdachten de diefstal van de lading uitgevoerd, waarbij hij nauw en bewust met hen heeft samengewerkt door instructies (deels in persoon, deels per telefoon) te ontvangen en uit te voeren. Vervolgens heeft hij de lading afgeleverd en de vrachtwagen op instructie naar Lelystad gereden en achtergelaten. Hij heeft aldus nauw en bewust samengewerkt met de mededaders bij de gezamenlijke uitvoering en is als medepleger te kwalificeren. Daarbij is zijn bijdrage cruciaal geweest bij de feitelijke uitvoering van de ladingdiefstal.
De rechtbank acht het aan de verdachte ten laste gelegde medeplegen van de diefstal dus wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 29 oktober 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een luchtvrachtplaat (met meerdere Apple producten), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij is gevorderd om aan het voorwaardelijke deel een proeftijd van twee jaar te verbinden en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte een taakstraf op te leggen van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, bij bewezenverklaring, aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een taakstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in oktober 2023 samen met anderen een luchtvrachtplaat met daarop een grote hoeveelheid Appleproducten (iPhones) gestolen vanaf een bedrijventerrein op Schiphol. Deze lading had volgens de benadeelde partij een waarde van ongeveer 1,7 miljoen euro. De verdachte heeft de vrachtwagen bestuurd, zich met een smoes toegang tot het opslagterrein bij Schiphol verschaft, de luchtvrachtplaat laten laden en deze vervoerd naar een andere locatie, waar de lading door mededaders is gelost. Een deel van de gestolen iPhones is vervolgens op de markt gebracht. Diefstal van lading is een ernstig strafbaar feit waarbij inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van een ander, vaak met grote financiële schade tot gevolg, zoals ook in dit geval. Een professioneel georganiseerde diefstal als deze is gericht op het in het maatschappelijk verkeer brengen van illegaal verworven goederen. Het werkt bovendien corruptie in de hand bij medewerkers van op het luchthaventerrein gevestigde bedrijven. Aan deze ladingdiefstal heeft de verdachte een cruciale bijdrage geleverd. Hij heeft puur voor de hem in het vooruitzicht gestelde beloning ervoor gekozen de rit uit te voeren. Dat valt hem aan te rekenen. Dat hij niet zou meedelen in de buit en ook die beloning niet heeft gekregen, maakt dit niet anders.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad van 7 februari 2025. De verdachte is in 2019 onherroepelijk veroordeeld voor een winkeldiefstal.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de reclassering van 10 maart 2025. Er is sprake van een langdurige verslavingsproblematiek en de verdachte krijgt methadon voorgeschreven, maar af en toe valt de verdachte bij stress terug in cocaïnegebruik. Aan zijn plegen van het delict heeft bijgedragen dat sprake was van schulden en het ontbreken van een dagbesteding. Sinds de voorlopige hechtenis van de verdachte op 29 maart 2024 is geschorst, heeft de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en heeft hij zich meewerkend opgesteld richting de reclassering. Binnen het toezicht zijn doelen gesteld en behaald op het gebied van financiën, dagbesteding en middelengebruik. De reclassering adviseert bij bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie middelengebruik, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. Ter zitting heeft de verdachte aangegeven inmiddels te willen stoppen met drugsgebruik en zich bereid verklaard zich aan de geadviseerde voorwaarden te zullen houden.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en opgelegde straffen in vergelijkbare zaken, is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om daarvan af te wijken. Uit het reclasseringsrapport en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zou deze positieve ontwikkelingen doorkruizen en onwenselijke gevolgen hebben voor zowel de verdachte als voor de maatschappij.
Aan de andere kant is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit. Het gaat immers om een professioneel georganiseerde diefstal van een zeer waardevolle lading.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 301 dagen passend en geboden.
Een groot deel daarvan, 180 dagen, is voorwaardelijk, en dient als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank verbindt daaraan een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Dat maakt dat de nu opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren passend en geboden, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.

7.Vordering benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer])

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 77.388,35 ingediend tegen de verdachte wegens schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade ziet ten eerste op de door de logistieke dienstverlener [naam 3] (hierna [naam 3]) op [slachtoffer] verhaalde schade in verband met de verloren lading. Deze gestelde materiële schade bedraagt na een tussen [slachtoffer] en [naam 3] overeengekomen schikking € 52.939,89. Verder bestaat de gestelde materiële schade uit inzet van extra beveiliging (€ 7.459,20) en buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW), bestaande uit tijdsbesteding door Menziesmedewerkers (€ 9.989,26). Aan advocaatkosten is een schadebedrag van € 7.000,00 gevorderd (20 uur à € 350,00). Hiervan heeft 15 uur betrekking op werkzaamheden in verband met de aansprakelijkstelling door [naam 3] en de daaropvolgende schikking, en 5 uur ziet op gemaakte proceskosten voor de onderhavige strafzaak. Ter zitting heeft de advocaat van [slachtoffer] verzocht om laatstgenoemde proceskosten subsidiair toe te wijzen op basis van het geldende liquidatietarief.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost in verband met de op [slachtoffer] verhaalde schade van [naam 3] kan worden toegewezen, evenals de gestelde schade wegens tijdsbesteding van eigen personeel. Ten aanzien van het deel van de vordering ‘inzet extra beveiliging’ moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard wegens onvoldoende rechtstreeks verband met het ten laste gelegde feit. De gevorderde 15 uur aan advocaatkosten kan volgens de officier van justitie worden toegewezen, waarbij is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de hoogte. De proceskosten (5 uur) moeten worden toegewezen conform het liquidatietarief. De toe te wijzen bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is omdat de vordering niet ziet op rechtstreeks geleden schade. [slachtoffer] is geen eigenaar van de ontvreemde goederen. Het tussen [slachtoffer] en [naam 3] overeengekomen schikkingsbedrag kan niet worden beschouwd als rechtstreekse schade. De gemaakte kosten voor extra beveiliging zijn bovendien gemaakt na de diefstal en staan ook daarom niet in verband met het ten laste gelegde feit. Ook heeft de verdediging de grondslag en de hoogte van de schadeposten in zijn algemeenheid betwist.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van niet-ontvankelijkheid omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De vordering roept vragen op en is op verschillende punten te onduidelijk.
Meer subsidiair is verzocht om de gevorderde bedragen te matigen. Tot slot heeft de raadsman verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade (schikkingsbedrag) toewijsbaar
De schadepost van € 52.939,89 ziet op de door [slachtoffer] geleden schade, bestaande uit het tussen [slachtoffer] en [naam 3] overeengekomen schikkingsbedrag. De rechtbank is van oordeel dat deze materiële schade voor [slachtoffer] rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Dat [slachtoffer] niet de eigenaar van de gestolen goederen was, maakt niet dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering is, zoals door de raadsman is gesteld. Vaststaat dat de goederen zijn ontvreemd terwijl deze onder verantwoordelijkheid van [slachtoffer] vielen en dat [slachtoffer] civielrechtelijk jegens [naam 3] gehouden was schade te vergoeden. De schade die [slachtoffer] zodoende heeft gedragen is een rechtstreeks gevolg van de diefstal.
De schadepost is voldoende duidelijk en onderbouwd om deze toe te kunnen wijzen. Dat onbekend is of [slachtoffer] het schikkingsbedrag al daadwerkelijk heeft betaald, doet niet af aan haar bevoegdheid om vergoeding van deze schade te vorderen. Daarbij staat vast dat er niet door haar verzekeraar is uitgekeerd, zodat geen subrogatie van rechten heeft plaatsgevonden, zoals [slachtoffer] onbetwist heeft gesteld.
Overige materiële schade – niet-ontvankelijk
Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schadeposten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit wordt hieronder per schadepost toegelicht.
De rechtbank acht de post ‘tijdsbesteding’ voor eigen personeel ter hoogte van € 9.989,26, mede in het licht van de betwisting, onvoldoende onderbouwd. Ten eerste blijkt uit de namens [slachtoffer] ter zitting gegeven toelichting dat het uurtarief van € 92,20 waarop zij haar schadeberekening baseert, het commerciële uurtarief is dat [slachtoffer] voor dergelijke werkzaamheden aan externe partijen berekent. Wat de interne kosten voor de inzet van personeel om onderzoek te doen naar het strafbare feit (bijvoorbeeld gekoppeld aan extra loonkosten voor die werknemers), wordt daarmee niet inzichtelijk. Bovendien is het gestelde aantal extra personeelsuren van respectievelijk 80 en 20 uur, niet nader onderbouwd of gespecificeerd, bijvoorbeeld door middel van een urenoverzicht of werkstaat. Met de niet op die extra uren toegespitste bijlage wordt dat niet voldoende inzichtelijk gemaakt. Nadere onderbouwing van deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Verder geldt dat voor de in deze schadepost opgenomen reiskosten (vliegticket) voor een bezoek aan het hoofdkantoor in Londen, deze onvoldoende in rechtstreeks verband staan met het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de gemaakte kosten wegens inzet van extra beveiliging is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze onvoldoende rechtstreeks verband houden met het ten laste gelegde feit. Uit de toelichting ter zitting is immers gebleken dat na ontdekking van de diefstal is besloten de beveiliging van het bedrijventerrein gedurende een periode van acht dagen op te schroeven. Deze beslissing is volgens de toelichting op de vordering ingegeven door verschillende (deels externe) factoren en omstandigheden en hadden als doel om nieuwe diefstallen te voorkomen en beveiligingsprotocollen aan te scherpen.
Ook de gestelde schade vanwege juridische bijstand bij de afwikkeling van de schadeclaim van [naam 3] (15 uur à € 350,00) acht de rechtbank, mede gelet op de betwisting daarvan, onvoldoende onderbouwd met enkel een globale opsomming van enkele werkzaamheden zonder enig onderbouwend stuk (bijvoorbeeld een (concept)declaratie of urenspecificatie). Nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
De benadeelde partij kan de voornoemde niet-ontvankelijk verklaarde onderdelen van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie materiële schade
De vordering van [slachtoffer] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 52.939,89, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van indiening van de vordering, zijnde 14 maart 2025, tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is met zijn mededader(s).
Proceskosten
De gevorderde proceskosten ad € 1.750,00 (5x € 350,-) vallen binnen het onder het ‘liquidatietarief rechtbanken’ voor vergoeding in aanmerking komende forfaitaire bedrag en dat bedrag is daarmee toewijsbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 311 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
301 (driehonderdéén) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
180 (honderdtachtig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
De verdachte blijft zich melden bij GGZ Fivoor Den Haag, op het adres Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN ’s-Gravenhage. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie middelengebruik
De verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Dagbesteding
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van dagbesteding (betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding), bij voorkeur met een vaste structuur.
Meewerken aan schuldhulpverlening
De verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Meewerken aan middelencontrole
De verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik in kaart te brengen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voorde controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd. Mocht blijken dat er sprake is van middelenproblematiek kan hier een interventie op worden ingezet. De voorwaarde is van toepassing zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte verder tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade van
€ 52.939,89 (tweeënvijftigduizend negenhonderdnegenendertig euro en negenentachtig eurocent), als vergoeding voor materiële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een
medeverdachte aan de benadeelde partij is betaald, de verdachte in zoverre van
die verplichting zal zijn ontslagen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. G. Elst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2025.