ECLI:NL:RBNHO:2025:3647

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11105809 \ CV EXPL 24-1059
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een echtscheidingsconvenant met betrekking tot een gemeenschappelijke schuld

In deze zaak gaat het om de nakoming van een echtscheidingsconvenant, waarin partijen hebben afgesproken dat een gemeenschappelijke schuld ten laste van gedaagde komt. Gedaagde, die na de echtscheiding in financiële problemen is geraakt, stelt dat de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat hij niet meer in staat is de resterende schuld volledig op zich te nemen. De kantonrechter oordeelt echter dat het verweer van gedaagde niet slaagt. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking bepaald dat de regelingen uit het convenant deel uitmaken van die beschikking, die gezag van gewijsde heeft. Dit betekent dat gedaagde gehouden is om de afspraken na te komen. De kantonrechter wijst de gewijzigde vordering van eiseres toe, waarbij gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen eiseres na de echtscheiding heeft afbetaald of zal afbetalen op de schuld aan Interbank. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Zaanstad
Zaaknummer: 11105809 \ CV EXPL 24-1059
Vonnis van 27 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Fattah,
tegen
[gedaagde 1],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. C.A.F. Visser.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de nakoming van een echtscheidingsconvenant, waarin partijen hebben afgesproken dat een gemeenschappelijke schuld ten laste van gedaagde komt. Gedaagde vindt dat de omstandigheden na de echtscheiding zodanig zijn veranderd dat niet meer van hem verlangd kan worden dat hij de resterende schuld volledig op zich neemt. Het verweer van gedaagde slaagt niet en de (gewijzigde) vordering van eiseres wordt toegewezen.

1.Het verdere procesverloop

In vervolg op het tussenvonnis van 22 augustus 2024 heeft een zitting plaatsgevonden op 26 februari 2025 in het gerechtsgebouw te Alkmaar, waar partijen zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] met een e-mail van 17 februari 2025 nog een stuk toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Zij hebben op 31 augustus 2011, tijdens hun huwelijk, een persoonlijke lening afgesloten bij Eurofintus Financieringen B.V. (hierna te noemen: Interbank). De kredietsom bedroeg € 48.950,00.
2.2.
De rechtbank Amsterdam heeft in een beschikking van 29 januari 2014 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Aan deze beschikking is een convenant gehecht dat op 30 december 2013 door partijen is ondertekend (hierna te noemen: het convenant). In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de regelingen uit het convenant deel uitmaken van die beschikking.
2.3.
Artikel 6 van het convenant luidt als volgt:
“Partijen hebben op 15 oktober 2013 een gezamenlijke schuld van € 48.600 die ten laste zal komen van de man.”Deze bepaling betreft de schuld aan Interbank.
2.4.
Artikel 11.1 van het convenant bepaalt dat partijen elkaar over en weer vrijwaren indien de ene partij wordt aangesproken tot voldoening van een schuld die op grond van het convenant ten laste komt van de andere partij.
2.5.
Na de echtscheiding heeft [gedaagde 2] een schuldhulptraject doorlopen, waarin de helft van de schuld aan Interbank is betrokken.
2.6.
[eiser] wordt door Interbank aangesproken tot betaling van de resterende schuld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vorderde aanvankelijk veroordeling van [gedaagde 2] tot nakoming van het echtscheidingsconvenant en tot betaling van € 24.951,00 aan Interbank. Op de zitting heeft [eiser] haar vordering gewijzigd, in die zin dat [eiser] veroordeling van [gedaagde 2] vordert tot betaling aan haar van al hetgeen zij na de echtscheiding heeft afbetaald of zal afbetalen op de schuld aan Interbank.
3.2.
[gedaagde 2] voert verweer. Hij vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Ook verzet [gedaagde 2] zich tegen de eiswijziging van [eiser] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De eiswijziging wordt toegestaan
4.1.
[gedaagde 2] maakt bezwaar tegen het late moment waarop [eiser] haar eis heeft gewijzigd, namelijk pas op de zitting. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Een eis mag worden gewijzigd zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, tenzij dit in strijd is met de goede procesorde. [1] Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde 2] door de eiswijziging in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Daarbij is van belang dat [gedaagde 2] zelf, als meer subsidiair verweer, heeft aangevoerd dat hij alleen veroordeeld zou kunnen worden tot vergoeding aan [eiser] van hetgeen zij daadwerkelijk aflost aan Interbank. [gedaagde 2] heeft dus al inhoudelijk kunnen reageren op de eis van [eiser] in gewijzigde vorm. Ook leidt de eiswijziging niet tot vertraging van het geding. Daarom oordeelt de kantonrechter dat de eiswijziging van [eiser] niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zodat deze wordt toegelaten.
De bindende kracht van de echtscheidingsbeschikking
4.2.
Voor zover [eiser] bij de eiswijziging heeft bedoeld haar algemeen geformuleerde vordering tot nakoming van het convenant te handhaven, moet deze worden afgewezen. De rechtbank heeft namelijk in de echtscheidingsbeschikking van 29 januari 2014 al bepaald dat de regelingen uit het convenant deel uitmaken van die beschikking. Deze beschikking heeft gezag van gewijsde en moet door [gedaagde 2] worden nagekomen, zodat het beroep van [gedaagde 2] op de bindende kracht van de echtscheidingsbeschikking slaagt. [2] Dit leidt ertoe dat [eiser] geen belang heeft bij de vordering tot nakoming van het convenant.
De inhoudelijke beoordeling van de gewijzigde vordering
4.3.
[eiser] heeft wel een gerechtvaardigd belang bij de vordering tot veroordeling van [gedaagde 2] om aan haar te betalen al hetgeen zij na de echtscheiding heeft afbetaald of zal afbetalen op de schuld aan Interbank. Een dergelijke concrete betalingsverplichting staat niet in het convenant en [eiser] heeft belang bij een executoriale titel op dit punt.
4.4.
Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vordering is de afspraak die partijen in het convenant hebben gemaakt over de schuld aan Interbank. De strekking van die afspraak is duidelijk. De schuld aan Interbank komt ten laste van [gedaagde 2] en [gedaagde 2] moet aan [eiser] vergoeden hetgeen zij tot voldoening van de schuld aan Interbank betaalt. Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie.
4.5.
Ondanks deze duidelijke afspraak vindt [gedaagde 2] dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Daarvoor heeft [gedaagde 2] in de conclusie van antwoord aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van hem te verlangen dat hij de gehele restschuld in één keer aflost, omdat dit financieel gezien voor hem onmogelijk is. Door de wijziging van eis wordt geen betaling ineens meer gevorderd. Verder is niet gesteld of gebleken dat [eiser] voornemens en in staat is de resterende schuld ineens af te betalen aan Interbank. Daarmee kan dit verweer van [gedaagde 2] verder onbesproken blijven, nog los van het feit dat bij verhaal van de vordering op [gedaagde 2] rekening gehouden zal moeten worden met de voor hem geldende beslagvrije voet.
4.6.
Verder voert [gedaagde 2] aan dat de omstandigheden na de echtscheiding zodanig zijn veranderd dat niet meer van hem verlangd kan worden dat hij de resterende schuld aan Interbank volledig op zich neemt. [gedaagde 2] vindt het redelijk als de helft daarvan ten laste van [eiser] komt. [gedaagde 2] baseert zich daarbij – samengevat – op de volgende omstandigheden. [gedaagde 2] stelt dat zijn financiële situatie aanzienlijk is verslechterd. Als gevolg van medische omstandigheden verloor hij zijn baan en belandde hij in een schuldhulptraject, waarbij hij ervan uit is gegaan dat de hele schuld aan Interbank betrokken was. Op dit moment heeft hij een minimuminkomen en is hij hertrouwd met een vrouw zonder eigen inkomen, aldus [gedaagde 2] . Verder beroept [gedaagde 2] zich erop dat [eiser] de afgesproken kinderalimentatie nooit aan hem heeft betaald, waardoor hij nog een grote vordering op haar heeft.
4.7.
[gedaagde 2] beroept zich daarmee op artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze bepaling biedt de rechter de mogelijkheid om in te grijpen in de rechtsgevolgen van een overeenkomst, indien sprake is van onvoorziene omstandigheden die meebrengen dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Een wijziging of ontbinding kan niet worden uitgesproken voor zover de omstandigheid, gelet op de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvatting, voor rekening komt van degene die zich erop beroept. Een omstandigheid is onvoorzien in de zin van artikel 6:258 BW als deze op het moment van totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst ligt en partijen – kort gezegd – de mogelijkheid van het optreden daarvan niet (stilzwijgend) in de overeenkomst hebben verdisconteerd. Bij de toepassing van deze bepaling moet de rechter terughoudend zijn. De redelijkheid en billijkheid verlangen in de eerste plaats dat de overeenkomst wordt nagekomen en laten afwijking daarvan alleen bij hoge uitzondering toe.
4.8.
De door [gedaagde 2] gestelde wijziging van zijn financiële situatie wordt door de kantonrechter niet aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid. Partijen hebben in het kader van hun echtscheiding uitdrukkelijk afgesproken dat de schuld aan Interbank volledig voor rekening van [gedaagde 2] komt. Juist in geval van een echtscheiding kunnen en moeten partijen rekening houden met de mogelijkheid dat hun inkomen en/of gezinssamenstelling in de toekomst zal wijzigen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat deze omstandigheden niet in de gemaakte afspraken zijn verdisconteerd. Overigens heeft [gedaagde 2] ook niet concreet gesteld en onderbouwd waaruit zijn inkomen bestond toen het convenant werd gesloten en wat zijn huidige inkomen precies is.
4.9.
Bovendien is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van omstandigheden van dien aard dat [eiser] ongewijzigde instandhouding van het convenant niet mag verwachten. Daarbij is van belang dat bij de beoordeling van het verweer van [gedaagde 2] ook de belangen van zijn ex-echtgenote [eiser] in ogenschouw genomen moeten worden. In dat verband moet als onbetwist worden aangenomen dat ook [eiser] na de echtscheiding te maken heeft gekregen met serieuze gezondheidsproblemen en een verslechtering van haar financiële positie, dat zij al bijna tien jaar door Interbank wordt aangesproken tot aflossing van de schuld die [gedaagde 2] zou dragen en dat zij (tijdelijke) betalingsregelingen met Interbank heeft getroffen die zij is nagekomen. Daarbij komt dat de omstandigheden waarop [gedaagde 2] zich beroept in zijn risicosfeer liggen.
4.10.
Over het schuldhulptraject stelt [gedaagde 2] dat hij daarbij de gehele Interbank schuld heeft opgegeven en dat hem door de gemeente en Humanitas is verzekerd dat hij daarvan af zou zijn na afloop van het traject. [eiser] betwist dit en stelt dat [gedaagde 2] in het schuldhulptraject ten onrechte slechts de helft van de schuld aan Interbank heeft betrokken. [gedaagde 2] heeft ter zake het schuldhulptraject geen enkel stuk overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt, zodat dit niet als vaststaand kan worden aangenomen. Bovendien heeft [gedaagde 2] niet duidelijk gemaakt waarom een eventuele miscommunicatie in zijn schuldhulptraject een omstandigheid is van dien aard dat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat [gedaagde 2] zijn afspraken tegenover haar nog ongewijzigd nakomt.
4.11.
Hetzelfde geldt voor de door [gedaagde 2] aangevoerde omstandigheid dat [eiser] haar verplichting tot betaling van kinderalimentatie niet is nagekomen. [gedaagde 2] specificeert niet wat [eiser] had moeten betalen en licht niet toe waarom hij er kennelijk vanaf heeft gezien nakoming te eisen. Voor zover [gedaagde 2] bedoelt een beroep te doen op verrekening van een alimentatievordering met de vordering van [eiser] , wordt dit verrekenverweer gepasseerd. In de wet is namelijk bepaald dat de rechter een vordering kan toewijzen ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening, indien niet eenvoudig is vast te stellen of het verrekenverweer gegrond is. [3] Die situatie doet zich hier voor, alleen al omdat [gedaagde 2] geen concrete berekening van zijn tegenvordering heeft gemaakt.
4.12.
De conclusie is dat de gewijzigde vordering van [eiser] wordt toegewezen.
4.13.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van al hetgeen zij na de echtscheiding heeft afbetaald of zal afbetalen op de schuld aan Interbank,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
BvdL

Voetnoten

1.Artikel 130 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 236 Rv
3.Artikel 6:136 BW