In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een voormalige vennoot van een ontbonden vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [gedaagde]. De vordering betreft een bedrag van € 521,88, dat Q-Park eist omdat [gedaagde] een parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen, een handeling die in de volksmond bekend staat als 'treintje rijden'. De eisende partij stelt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de tussen hen gesloten overeenkomst en de algemene voorwaarden, door zonder een geldig parkeerbewijs de parkeeraccommodatie te verlaten.
Het procesverloop begon met een dagvaarding op 4 november 2024, waarop [gedaagde] mondeling heeft geantwoord. Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd, maar [gedaagde] heeft geen verdere reacties gegeven. In zijn verweer heeft [gedaagde] erkend dat hij de garage heeft verlaten zonder te betalen, maar voerde aan dat hij zijn parkeerkaart was verloren en dat hij dit had geprobeerd te melden, maar dat de intercom niet werkte. Hij stelde voor alleen het tarief van de verloren parkeerkaart te betalen.
De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, omdat [gedaagde] niet adequaat heeft gereageerd op de onderbouwing van de vordering. De rechter oordeelde dat de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar was vanaf de datum van de dagvaarding. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 781,89. Het vonnis is uitgesproken door mr. S. Slijkhuis op 27 maart 2025.