AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Compensatie voor passagiers na instapweigering door luchtvaartmaatschappij
In deze zaak hebben twee passagiers compensatie aangevraagd van de luchtvaartmaatschappij Air France, omdat zij niet mee mochten vliegen met vlucht AF463 van Mauritius naar Parijs. De luchtvaartmaatschappij stelde dat een blikseminslag op een voorgaande vlucht had geleid tot de inzet van een kleiner toestel, waardoor het aantal passagiers moest worden beperkt. De vervoerder betwistte dat er sprake was van een instapweigering, maar de kantonrechter oordeelde dat dit wel het geval was. De reorganisatie van de vluchten werd niet als een redelijke grond voor de instapweigering erkend. De kantonrechter heeft de passagiers in het gelijk gesteld en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.417,80, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt dat een instapweigering recht geeft op compensatie, ongeacht de redenen die de vervoerder aanvoert voor de weigering. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de passagiers recht hebben op buitengerechtelijke incassokosten en dat de proceskosten voor rekening van de vervoerder komen.
Voetnoten
1.Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (hierna: EPGV-Verordening)
2.Artikel 4 lid 3 van de Verordening.
3.Artikel 2 onder j van de Verordening.
4.Artikel 4 lid 3 van de Verordening.
5.Artikel 2 onder j van de Verordening.
6.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604.
7.HvJEU 26 oktober 2023, C-238/22, ECLI:EU:C:2023:815.
8.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604.
9.HvJEU 4 oktober 2012, C-22/11, ECLI:EU:C:2012:604.
10.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW).
11.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de EPGV-Verordening.