ECLI:NL:RBNHO:2025:3733

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
11146472
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Madrid via München op 19 mei 2023. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een vertraagde tankwagen en beperkingen door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat deze omstandigheden als buitengewoon konden worden gekwalificeerd. De kantonrechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De kantonrechter wees de vordering van de passagier gedeeltelijk toe, waarbij de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de proceskosten aan de kant van de passagier toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11146472 \ CV EXPL 24-3685
Uitspraakdatum: 2 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. J. Nooij en mr. N. van der Graaf (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een vertraagde tankwagen, opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding en een langere block time. Het verweer van de vervoerder slaagt niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen. De vordering van de passagier wordt daarom (gedeeltelijk) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 19 mei 2023 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Franz Josef Strauß Airport (München, Duitsland) naar Madrid-Barajas Airport (Spanje), met de vluchtcombinatie LH2307 en LH1806.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH2307 van Amsterdam naar München (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00. [1]
3.3.
Ook verzoekt de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Hij stelt in dit verband dat de vlucht onder meer met 11 minuten vertraging is uitgevoerd door een vertraagde tankwagen. De tankwagen wordt ingehuurd en valt onder de verantwoordelijkheid van een derde. Daarom is hij voor het bijtanken van het toestel afhankelijk van de luchthaven en de brandstofleverancier, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagier betwist dit. Hij voert aan dat sprake is van een contractuele relatie tussen de vervoerder en de brandstofleverancier. Dit maakt dat sprake is van zeggenschap. Bovendien is de vervoerder aansprakelijk voor de door hem ingezette en gecontracteerde hulppersonen, aldus de passagier. Met de passagier is de kantonrechter van oordeel dat het (bij)tanken van een toestel een omstandigheid is waarop de vervoerder invloed kan uitoefenen. Het wachten op vliegtuigbrandstoflevering is dan ook niet het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Daarnaast stelt de vervoerder dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd door opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding (17 minuten) en een langere block time (3 minuten). De passagier betwist dit en voert aan dat sprake is van een doorwerking van toerekenbare vertraging. De vervoerder heeft de EOBT (Estimated Off Block Time) gewijzigd omdat hij het vliegtuig nog moest tanken, aldus de passagier. De vervoerder heeft dit laatste niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. Voor het overige voert hij aan dat hij geen invloed kan uitoefenen op de gate die hij toegewezen krijgt, nu hij afhankelijk is van de luchtverkeerleiding. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter echter van oordeel dat de vervoerder zijn verweer op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding en de langere block time als zodanig eveneens niet het gevolg zijn geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt derhalve niet toe aan de bespreking van alle redelijke maatregelen. De door de passagier gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft dit (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten – en de daarover gevorderde rente – moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.8.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt vooralsnog bij gebrek aan belang afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 87,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.