ECLI:NL:RBNHO:2025:3805

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/15/360709 / HA ZA 25-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van incidentele vordering tot tussenkomst in civiele procedure over koopovereenkomst

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2025 een vonnis gewezen in een incident tot tussenkomst. De eisende partij in conventie, Dreef Beheer B.V., heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, waarbij Dreef Beheer de gedaagde verzoekt om een onroerende zaak te leveren. De gedaagde heeft in reconventie een tegenvordering ingesteld, waarbij hij Dreef Beheer verzoekt om een conservatoir beslag op de onroerende zaak op te heffen.

Twee eisers in het incident hebben verzocht om tussenkomst in de hoofdzaak, omdat zij menen dat zij een koopovereenkomst hebben gesloten met de gedaagde voor dezelfde onroerende zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers in het incident voldoende belang hebben bij de uitkomst van de procedure, omdat een toewijzing van de vordering van Dreef Beheer gevolgen kan hebben voor hun rechten. De rechtbank heeft de vordering tot tussenkomst dan ook toegewezen.

De rechtbank heeft Dreef Beheer veroordeeld in de proceskosten van de eisers in het incident, omdat Dreef Beheer in het ongelijk is gesteld. De kosten tussen de eisers in het incident en de gedaagde zijn gecompenseerd, aangezien de gedaagde zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De zaak zal verder worden behandeld in een rolzitting, waarbij Dreef Beheer de gelegenheid krijgt om een conclusie van antwoord in reconventie in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/360709 / HA ZA 25-16
Vonnis in incident van 2 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DREEF BEHEER B.V.,
te Velsen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: Dreef Beheer,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.J. Mekkelholt,
in welke zaak willen tussenkomen

1.[eiser sub 1 in incident] ,

2. [eiseres sub 2 in incident] ,
beide tevens handelend onder de naam
[gezinshuis] ,
te [woonplaats] ,
eisende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: [eisers in het incident] ,
advocaat: mr. A. Glijnis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 december 2024, met producties 1-9;
- de akte rectificatie kennelijke verschrijving van 8 januari 2025;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties 1-11;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst ex artikel 217 Rv van [eisers in het incident] , tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak tegen de vordering van Dreef Beheer en conclusie van eis in de hoofdzaak tegen [eisers in het incident] , met producties 1-6;
- de incidentele conclusie van antwoord van Dreef Beheer, met producties 10-11;
- de conclusie van antwoord in het incident van [gedaagde] , tevens inhoudende een conclusie van antwoord tegen de conclusie van eis van [eisers in het incident]
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.De vorderingen in de hoofdzaak

in conventie
2.1.
Dreef Beheer vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om binnen 8 dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot levering in onbezwaarde staat aan Dreef Beheer van de onroerende zaak gelegen in [woonplaats] aan de [adres 1] en [adres 2] , een en ander tegen betaling van een koopprijs door Dreef Beheer van € 625.000,- k.k., onder bepaling dat als [gedaagde] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, het vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats zal treden van de door [gedaagde] te verlenen medewerking aan de totstandkoming van de levering als vorenbedoeld;
II. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
in reconventie
2.2.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Dreef Beheer veroordeelt om binnen één week na betekening van het vonnis over te gaan tot doorhaling van het door haar gelegde conservatoir beslag tot levering op de onroerende zaak gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats] , onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag(deel) dat Dreef Beheer nalaat aan deze veroordeling gehoor te geven met daaraan een maximum verbonden van € 75.000,-;
II. Dreef Beheer veroordeelt in de proceskosten.

3.De beoordeling in het incident tot tussenkomst

De standpunten van partijen
3.1.
[eisers in het incident] vorderen dat het hen wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen. Zij leggen aan die vordering het volgende ten grondslag.
[eisers in het incident] zijn van mening dat zij - in plaats van Dreef Beheer - een koopovereenkomst hebben gesloten met [gedaagde] voor de aankoop van de onroerende zaak aan de [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak). Voor zover [gedaagde] de onroerende zaak aan Dreef Beheer zal leveren, zal hij zijn verplichtingen jegens [eisers in het incident] niet meer kunnen nakomen. [eisers in het incident] hebben er daarom belang bij dat de vordering van Dreef Beheer wordt afgewezen. [eisers in het incident] zijn van mening dat zij er belang bij hebben dat [gedaagde] daadwerkelijk uitvoering geeft aan de koopovereenkomst die hij met [eisers in het incident] heeft gesloten. In dat kader wijzen [eisers in het incident] op artikel 3:298 Burgerlijk Wetboek (BW), wat van toepassing is bij samenlopende vervolging van het recht op nakoming. Aldus is sprake van een klassiek voorbeeld van een partij die belang heeft bij de uitkomst van een procedure, een partij die nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure en een partij die belang heeft bij het instellen van een vordering tegen en of meer van de partijen vanwege het onderwerp van de procedure. Het tussenkomen in deze procedure is verder van belang ter voorkoming van tegenstrijdige rechterlijke uitspraken.
3.2.
[gedaagde] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Dreef Beheer voert verweer tegen de incidentele vordering van tussenkomst. Zij voert kort gezegd aan dat [eisers in het incident] niet een aan hen toekomend recht op levering dreigen te verliezen. Evenmin dreigen zij door toewijzing van de vorderingen van Dreef Beheer in de hoofdzaak te worden benadeeld. Volgens Dreef Beheer is er op 21 november 2024 een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen tussen Dreef Beheer en [gedaagde] voor de koop van de onroerende zaak. De koopovereenkomst tussen [eisers in het incident] en [gedaagde] is echter pas op 4 december 2024 tot stand gekomen. Dreef Beheer concludeert op basis daarvan dat:
  • als zij erin slaagt het bestaan van een op 21 november 2024 met [gedaagde] gesloten mondelinge koopovereenkomst te bewijzen, zodat zij krachtens artikel 3:298 BW een ouder recht op levering heeft dan [eisers in het incident] , dan heeft [eisers in het incident] geen rechten verloren en worden zij niet benadeeld. [eisers in het incident] kunnen dan alsnog jegens [gedaagde] aanspraak maken op levering van de onroerende zaak, omdat artikel 3:298 BW slechts in onderlinge verhouding tussen Dreef en [eisers in het incident] geldt. Zij worden niet benadeeld omdat zij altijd nog een vordering tot levering of vervangende schadevergoeding kunnen instellen;
  • mocht Dreef Beheer er niet in slagen om te bewijzen dat er een eerdere koopovereenkomst met [gedaagde] en haar tot stand is gekomen, dan kunnen [eisers in het incident] alsnog aanspraak maken op levering van de onroerende zaak.
Juridisch kader tussenkomst
3.4.
Een partij kan op de voet van artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in een aanhangig geding vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. Een partij die verlangt te worden toegelaten tot tussenkomst, moet daarbij kenbaar maken wat zij wenst te vorderen en van wie, nu een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de verlangde tussenkomst immers alleen mogelijk is indien duidelijk is wat de interveniënt wenst te bewerkstelligen. Zij dient voorts voldoende toe te lichten dat de vorderingen die zij wenst in te stellen in de hoofdzaak, voldoende samenhang vertonen met het onderwerp van de hoofdzaak om tot het oordeel te kunnen leiden dat zij voldoende belang heeft bij tussenkomst in verband met de gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. [1]
[eisers in het incident] mogen tussenkomen
3.5.
In de hoofdzaak speelt een geschil over de vraag of Dreef Beheer en [gedaagde] een (mondelinge) koopovereenkomst hebben gesloten voor de koop van de onroerende zaak. [eisers in het incident] hebben bij dit incident gesteld dat zij (ook) een koopovereenkomst hebben gesloten met [gedaagde] en dat zij willen tussenkomen om de nakoming daarvan te effectueren. De rechtbank is van oordeel dat [eisers in het incident] daarmee voldoende hebben onderbouwd dat zij belang hebben bij de uitkomst van de procedure tussen Dreef Beheer en [gedaagde] en de vordering die zij zelf tegen [gedaagde] willen instellen. Toewijzing van de vordering van Dreef Beheer in de hoofdzaak zal namelijk gevolgen hebben voor de tussen [eisers in het incident] en [gedaagde] gesloten overeenkomst en de rechten en plichten die daaruit voor [eisers in het incident] en voor [gedaagde] voortvloeien. Daarmee passeert de rechtbank het verweer van Dreef Beheer dat [eisers in het incident] geen belang hebben bij de tussenkomst. Dit verweer is namelijk gebaseerd op de stelling dat Dreef Beheer eerder dan [eisers in het incident] een koopovereenkomst met [gedaagde] hebben gesloten en dat Dreef Beheer het oudste recht op levering heeft. De vragen of Dreef Beheer en [gedaagde] een (mondelinge) koopovereenkomst hebben gesloten en zo ja, welke partij (Dreef Beheer of [eisers in het incident] ) aanspraak kan maken op levering van de onroerende zaak, zullen in de hoofdzaak aan de orde komen. Dat zijn geen vragen die nu in het incident, zonder een uitgekristalliseerd debat tussen partijen, kunnen worden beantwoord. De rechtbank zal de incidentele vordering daarom toewijzen.
Proceskosten
3.6.
Dreef Beheer heeft inhoudelijk verweer gevoerd tegen de incidentele vordering van [eisers in het incident] Dat verweer is verworpen en Dreef Beheer is daarmee in het ongelijk gesteld. Dreef Beheer moet daarom de proceskosten van [eisers in het incident] betalen.
3.7.
De proceskosten tussen [eisers in het incident] en [gedaagde] worden gecompenseerd aangezien [gedaagde] zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Het verdere verloop van de procedure

4.1.
De rechtbank constateert dat [eisers in het incident] in hun conclusie tevens een conclusie van eis (gericht tegen [gedaagde] ) en een conclusie van antwoord in de hoofdzaak hebben genomen. [gedaagde] heeft in haar incidentele conclusie van antwoord tevens gereageerd op de conclusie van eis van [eisers in het incident] Dreef Beheer heeft nog geen gelegenheid gehad een conclusie antwoord in reconventie in te dienen. Daartoe zal de zaak naar na te melden rolzitting worden verwezen.
4.2.
Na ontvangst van de conclusie van antwoord in reconventie zal de zaak naar een rolzitting worden verwezen voor beraad. De rechtbank ziet geen aanleiding, in afwijking van het gebruikelijke procedureverloop, reeds nu een datum voor een zitting te plannen zoals [eisers in het incident] en [gedaagde] hebben verzocht.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat [eisers in het incident] toe in de hoofdzaak tussen te komen,
5.2.
veroordeelt Dreef Beheer in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers in het incident] tot op heden begroot op € 320,-,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling in 5.2. uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van het incident tussen [eisers in het incident] en [gedaagde] , in die zin dat [gedaagde] de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 14 mei 2025voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie door Dreef Beheer,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.

Voetnoten

1.HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768.