ECLI:NL:RBNHO:2025:3842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/15/363181 / KG ZA 25-148
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen executoriale verkoop van een villa in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], een familievennootschap, verzet aantekende tegen de executoriale verkoop van een villa. Eerder was in een kort geding op 29 november 2024 al geoordeeld dat de debiteur, [eiser], zijn betalingsverplichtingen niet mocht opschorten en dat de hypotheekhouder, Ortolan Nederland Credit Oplossingen GmbH, bevoegd was tot executie over te gaan. In het huidige kort geding vorderde [eiser] opnieuw dat de executie gestaakt zou worden, onderbouwd met nieuwe feiten die volgens hen de eerdere beslissing zouden kunnen beïnvloeden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de nieuwe feiten geen aanleiding gaven om het eerdere vonnis te heroverwegen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] af, omdat de bezwaren tegen de executie niet opgingen en het belang van Ortolan bij de executie prevaleerde. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/363181 / KG ZA 25-148
Vonnis in kort geding van 8 april 2025
in de zaak van
[eiser] N.V.,
te [plaats 1] (Curaçao),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. P.H.J. Körver,
tegen
ORTOLAN NEDERLAND CREDIT OPLOSSINGEN GMBH,
te Potsdam (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Ortolan,
advocaat: mr. T. Hekman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de betekende dagvaarding met 15 producties (deels nagekomen)
- de conclusie van antwoord met 14 producties
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Ortolan.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een familievennootschap. De enig bestuurder van [eiser] is de heer [betrokkene 1]. De aandeelhouders zijn de vijf kinderen van [betrokkene 1].
2.2.
[eiser] is eigenaar van een villa in [plaats 2], ook aangeduid als [naam'].
2.3.
Ter financiering van de aankoop van [naam'] heeft F. van Lanschot Bankiers N.V. (hierna: Van Lanschot) op 31 juli 2003 een geldlening verstrekt van € 4.400.000 (de Grote lening), die op 27 januari 2005 is uitgebreid met een tweede geldlening van € 500.000 (de Kleine lening). Tot zekerheid van de geldleningen is aan Van Lanschot onder meer een hypotheekrecht verstrekt op [naam'].
2.4.
Op 30 september 2015 heeft Van Lanschot de geldleningen overgedragen aan Promontoria Holding 107 B.V. (hierna Promontoria). Daarna is een geschil ontstaan over de vraag of [eiser] gehouden was tot verdere aflossingen en of Promontoria het rentepercentage mocht verhogen. Bij brief van 25 oktober 2017 heeft Promontoria het krediet opgezegd en de executie aangezegd omdat [eiser] haar aflossingsverplichtingen niet zou zijn nagekomen, zij niet meewerkte aan het verhogen van rentepercentages en zij haar informatieplicht zou hebben geschonden.
2.5.
Promontoria heeft de geldleningen bij cessieakte van 10 oktober 2019 aan Ortolan
overgedragen, die voor dat doel was opgericht. [eiser] heeft vervolgens de rentebetalingen op de leningen wederom opgeschort. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich niet vrij achtte om rentebetalingen aan Ortolan te verrichten, omdat Ortolan geen betrouwbare contractspartij zou zijn.
2.6.
Op 20 september 2023 heeft de rechtbank Amsterdam [1] voor zover hier van belang in een bodemprocedure geoordeeld dat de cessie van de Grote Lening en de Kleine Lening door Promontoria aan Ortolan rechtsgeldig is. Ortolan heeft vervolgens in de periode januari-maart 2024 meerdere brieven gestuurd aan [eiser] waarin zij haar in gebreke stelde voor het uitblijven van de rentebetalingen. [eiser] heeft daarop niet gereageerd. Ortolan heeft vervolgens de leningen opgeëist en de executie van [naam'] aangezegd.
2.7.
[eiser] heeft getracht de aangezegde executie van [naam'] tegen te houden en heeft in kort geding gevorderd Ortolan te bevelen om de executie te staken en te verbieden overige executiemaatregelen te nemen, althans Ortolan te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor het bedrag van € 8,9 miljoen. Volgens [eiser] was Ortolan niet bevoegd de kredietrelatie op te zeggen, verkeerde [eiser] niet in verzuim door haar rentebetalingen op te schorten en maakt Ortolan misbruik van haar executiebevoegdheid, omdat Ortolan zich mogelijk schuldig maakt aan witwaspraktijken, in strijd handelt met Duitse wetgeving door onder andere in het transparantieregister geen melding te maken wie alle aandeelhouders zijn en welk belang zij vertegenwoordigen en sprake is van schending van KrZwMG door zonder vergunning in leningen te handelen. Ook wees [eiser] erop dat de wel bij naam bekende aandeelhouders een dubieuze reputatie hebben en dat de aandeelhouders hoogstwaarschijnlijk op grote voet zaken deden met Robert Mugabe in de periode dat hij fungeerde als dictator in Zimbabwe en vanwege de sanctiewetgeving en het geldende embargo tegen Zimbabwe betaling aan Ortolan daarom gevaarlijk is.
2.8.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 29 november 2024 de vorderingen van [eiser] afgewezen en (onder meer) geoordeeld dat Ortolan bevoegd was de geldleningen op te eisen, het beroep van [eiser] op opschorting van haar betalingsverplichting niet opgaat en niet aannemelijk is dat het betalen van hypotheekrente aan een crediteur die zich ook bezig houdt met praktijken die mogelijk binnen de Wft vallen voor de debiteur het risico in zich bergt dat hij zich aan overtreding van die wetgeving schuldig maakt. Verder is geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat aan de betaling van rente en hoofdsom van de geldleningen voor [eiser] uit hoofde van de sanctiewetgeving risico’s kleven. De voorzieningenrechter was verder van oordeel dat de redelijkheid en billijkheid die [eiser] in de relatie tot Ortolan in acht behoort te nemen eraan in de weg staat dat zij zich beroept op de omstandigheid dat de lening onder de huidige omstandigheden niet uit de executieopbrengst kan worden verhaald en het belang van Ortolan bij het executeren van het hypotheekrecht nu dient te prevaleren. Ook de meer subsidiaire vordering van [eiser] tot het stellen van zekerheid door Ortolan is door de voorzieningenrechter afgewezen.
2.9.
[eiser] is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Op 11 maart 2025 heeft [eiser] haar memorie van grieven ingediend.
2.10.
Ortolan heeft na voornoemd vonnis aan [eiser] nog een laatste mogelijkheid geboden om haar betalingsachterstand te voldoen om executie te voorkomen. [eiser] heeft hier niet op gereageerd, waarna de executie [naam'] via een openbare veiling opnieuw is aangezegd. De veiling staat gepland op 9 april 2025.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: beveelt om de executie van [naam'] te staken en gestaakt te houden, de aangekondigde veiling te annuleren en bij gelijke omstandigheden geen nieuwe veilingen meer op te (laten) starten/aan te (laten) kondigen, alsmede Ortolan te verbieden om ook overige executiemaatregelen te nemen in verband met de opzegging dan wel opeising van het krediet van [eiser], een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 per overtreding;
Subsidiair: Ortolan veroordeelt tot het stellen van zekerheid - voor zover zij zou overgaan tot executie - door het stellen van een daaraan voorafgaande onherroepelijke bankgarantie ten gunste van [eiser], door een gerenommeerde Nederlandse bank voor het bedrag van € 8,9 miljoen euro, althans een in goede justitie te bepalen zekerheidsbedrag totdat onherroepelijk dan wel de hoger beroep rechter in een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak heeft beslist over de rechtsgeldigheid van de overdracht van de rechtsverhouding met [eiser] aan Ortolan en heeft geoordeeld over de vraag of Ortolan de kredietrelatie terecht heeft opgezegd althans opgeëist bij brieven van 5 april 2024 en 28 juni 2024 en Ortolan in dit kader als bevoegd schuldeiser van [eiser] heeft te gelden.
Primair en subsidiair: Ortolan veroordeelt in de kosten van deze procedure
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat in het vonnis van de voorzieningenrechter van 29 november 2024 niet alle relevante gegevens bij de beoordeling zijn betrokken. [eiser] was tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2024 (nog) niet bekend met het feit dat alle aandelen van Ortolan op 24 oktober 2024 zijn overgedragen aan een nieuw opgerichte brievenbusmaatschappij op Malta, Parrot Invest Limited (hierna: Parrot). [eiser] betoogt dat de voormalige moedervennootschap van Ortolan, Obotritia Capital (hierna: Obotritia), allerlei handelingen en transacties verricht die duiden op het wegsluizen van vermogensbestanddelen in het zicht van een faillissement en als paulianeus zijn aan te merken. Ook de aandelenverkoop van Ortolan is met dat doel verricht, waardoor de opbrengst van [naam'] wordt onttrokken aan het verhaal dat de Duitse overheid en rekeninghouders van de failliete Bankhaus Obotritia (ook onderdeel van Obotritia) op het vermogen van Obotritia hebben. Verder stelt [eiser] dat door de aandelenverkoop naar een Maltese vennootschap de Maltese Credit Servicers and Credit Purchasers Act van toepassing is, op grond waarvan ook de dochterondernemingen over een vergunning moet beschikken. Deze Maltese wetgeving blokkeert de aanspraak van Ortolan op de rentebetalingen, omdat zij niet over deze vergunning beschikken. Volgens [eiser] is meer dan duidelijk dat onder meer de goede zeden en de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg staan dat de vorderingen op [eiser] in 2019 aan een partij als Ortolan zijn overgedragen en dat mede gezien de embargowetgeving van [eiser] niet kan worden verwacht dat zij betalingen verricht aan een partij als Ortolan.
3.3.
Ortolan voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de werkelijke kosten van deze procedure. Ortolan voert aan dat [eiser] misbruik maakt van procesrecht door nogmaals een kort geding te starten over een onderwerp waarover al door de voorzieningenrechter is geoordeeld. Ortolan heeft geen informatie achtergehouden of in strijd met de waarheid verklaard. Bovendien is van nieuwe feiten die tot een ander oordeel van de voorzieningenrechter had kunnen leiden geen sprake. De rechtbank Amsterdam heeft reeds in 2023 geoordeeld dat Ortolan de rechtsgeldige schuldeiser is van [eiser] en er bestaat geen enkele reden dat [eiser] niet aan haar betalingsverplichtingen jegens Ortolan kan voldoen. Het standpunt dat [eiser] niet meer zou hoeven betalen in verband met de Richtlijn Kredietservicers is onbegrijpelijk. Deze Richtlijn is niet van toepassing op Parrot, noch op Ortolan. Ook de subsidiaire vordering tot het stellen van zekerheid moet worden afgewezen, omdat hierover reeds is geoordeeld in het kort geding vonnis van 29 november 2024 en geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, aldus Ortolan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ortolan stelt dat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vorderingen van [eiser] gelijkluidend zijn aan de vorderingen in de kortgedingprocedure die heeft geleid tot het vonnis van 29 november 2024 en het haar niet vrij staat hier opnieuw over te procederen.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het burgerlijkprocesrecht ‘ne bis in idem’ niet kent. Het burgerlijkprocesrecht kent in het geschreven recht geen algemene regel die een herhaling van procedures verbiedt. Indien echter zonder goede reden wordt gepoogd een reeds eerder ingestelde vordering opnieuw in te stellen, kan wel sprake zijn van strijd met de goede procesorde. Daarvan is geen sprake indien aan de vordering feiten en omstandigheden ten grondslag zijn gelegd die in het eerdere kort geding niet in aanmerking konden worden genomen, omdat zij zich eerst na de behandeling van dat geding hebben voorgedaan. Volgens [eiser] doet die situatie zich hier voor.
4.3.
Als nieuwe feiten heeft [eiser] naar voren gebracht dat:
de aandelen van Ortolan zijn overgedragen aan een Maltese brievenbusmaatschappij; en
Obotritia handelingen verricht die erop duiden dat een faillissement aanstaande is terwijl tegelijkertijd vermogensbestanddelen worden weggesluisd.
[eiser] stelt dat de voormalige moedervennootschap van Ortolan, Obotritia Capital (hierna: Obotritia), allerlei handelingen en transacties verricht die duiden op het wegsluizen van vermogensbestanddelen in het zicht van een faillissement. Ook de aandelenverkoop van Ortolan is met dat doel verricht, waardoor de opbrengst van [naam'] wordt onttrokken aan het verhaal dat de Duitse overheid en rekeninghouders van de failliete Bankhaus Obotritia (ook onderdeel van Obotritia) op het vermogen van Obotritia hebben. Volgens [eiser] wordt Ortolan nu dan wel morgen op de huid gezeten door de Duitse overheid en tracht zij daarom de executieverkoop van [naam'] af te dwingen. [eiser] stelt groot belang te hebben bij het staken van de executieveiling, om te voorkomen dat de opbrengst van [naam'] naar Malta verdwijnt. Volgens [eiser] staan de goede zeden en de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg dat de vorderingen op [eiser] in 2019 aan een partij als Ortolan zijn overgedragen en kan mede gezien de embargowetgeving niet van haar worden verwacht dat zij betalingen verricht aan een partij als [eiser].
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [eiser] aangevoerde nieuwe feiten niet tot een heroverweging van het eerder gewezen vonnis aanleiding (kunnen) geven. In voornoemd vonnis heeft de voorzieningenrechter immers al geoordeeld dat de door [eiser] opgeworpen bezwaren omtrent de betrouwbaarheid van Ortolan niet aan de executiebevoegdheid van Ortolan in de weg staan. Dat [eiser] door de verkoop van de aandelen van Ortolan aan een Maltese vennootschap in haar opvatting dat de UBO’s van Ortolan zich schuldig maken aan malafide praktijken verder is gesterkt, maakt dit niet anders. In het vonnis van 29 november 2024 is geoordeeld dat deze opvatting, wat daar verder ook van zij, niet afdoet aan de betalingsverplichting van [eiser] en dat niet aannemelijk is dat het betalen van hypotheekrente aan een crediteur die zich ook bezig houdt met praktijken die mogelijk binnen de Wft vallen voor de debiteur ([eiser]) het risico in zich bergt dat hij zich aan overtreding van die wetgeving schuldig maakt en evenmin dat aan de betaling van rente en hoofdsom van de geldleningen voor [eiser] uit hoofde van de sanctiewetgeving risico’s kleven. De door [eiser] aangevoerde nieuwe feiten brengen daar geen verandering in. De voorzieningenrechter neemt daartoe het volgende in aanmerking.
4.5.
[eiser] stelt dat door de aandelenoverdracht de in Malta geïmplementeerde richtlijn 2021/2167 inzake kredietservicers en kredietkopers van toepassing is en Ortolan, althans haar (nieuwe) moedervennootschap Parrot daarmee in strijd handelt, omdat niet is voldaan aan de daaruit voortvloeiende vergunningplicht voor een kredietservicer.
4.6.
Ortolan betwist dat voornoemde (nog niet in Nederland geïmplementeerde) richtlijn van toepassing is. Zij voert aan dat de enkele omstandigheid dat Parrot in Malta is gevestigd daar niet toe leidt en dit ook niet uit de door [eiser] overgelegde verklaring van een Maltese advocaat volgt. Dit verweer slaagt. Niet valt in te zien dat op grond van deze richtlijn en de implementatie daarvan in Malta, betalingen van de Nederlandse vennootschap [eiser] aan de Duitse vennootschap Ortolan niet langer rechtsgeldig zouden zijn, laat staan dat [eiser] als gevolg hiervan ontslagen zou zijn van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de geldleningen of anderszins invloed heeft op deze verplichting.
4.7.
Ook de stelling dat de voormalige aandeelhouders van Ortolan, althans Obotritia mogelijk paulianeus handelen kan worden verweten, omdat vermogensbestanddelen in het zicht van faillissement zijn weggesluisd en schuldeisers van Ortolan, althans Obotritia zijn of worden benadeeld, kan [eiser] niet baten. [eiser] is immers geen schuldeiser, maar schuldenaar van Ortolan. Ook indien al sprake zou zijn van paulianeus handelen door de moedervennootschap van Ortolan doet dit niet af aan de betalingsverplichtingen van [eiser].
4.8.
Ter zitting heeft [eiser] nog benadrukt dat voorkomen moet worden dat het vastgoed weggesluisd kan worden en ook daarom het staken van de executieveiling moet worden bevolen. [eiser] miskent aldus dat Ortolan de bevoegdheid tot executie heeft verkregen omdat [eiser] zelf heeft nagelaten aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. In het vonnis van 29 november 2024 heeft de voorzieningenrechter al geoordeeld dat niet goed voorstelbaar is dat de uitkomst van de bodemprocedure zal zijn dat een categorische en voortdurende weigering om de lopende rente te betalen aan de opeising van de lening door Ortolan in de weg staat en thans het belang van Ortolan bij het executeren van het hypotheekrecht dient te prevaleren. De door [eiser] aangevoerde nieuwe feiten kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
4.9.
Gelet op het vorenstaande moet de conclusie luiden dat de primaire vordering van [eiser] niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.10.
Ook over de subsidiaire vordering van [eiser] tot het stellen van zekerheid is in het vonnis van 29 november 2024 al geoordeeld. De in deze procedure aangevoerde feiten kunnen niet leiden tot een hernieuwd oordeel hierover, zodat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.
4.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor de gevorderde veroordeling in de reële proceskosten ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding. Deze vordering is alleen toewijsbaar als sprake is van het instellen van een evident kansloze vordering, wat met het oog op de daarbij betrokken kenbare zwaarwegende belangen van de wederpartij achterwege behoorde te blijven. Ortolan heeft onvoldoende gesteld om die conclusie te kunnen dragen.
De proceskosten van Ortolan worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.299,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.299,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.