Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
- 15 november 1995 NLG 10.586,00 (afgerond circa € 4.804,00)
- 2 oktober 2008 € 37.109,00
- 12 april 2013 € 30.469,00
- 6 oktober 2015 € 28.836,00
- 30 januari 2023 € 71.993,00
- 3 juli en 26 oktober 2023 € 83.240,00
3.Het geschil
4.De beoordeling
- hoe die overgangsregeling eruit zou hebben gezien en hoe daarover zou zijn gecommuniceerd,
- wat, gegeven die regeling, de te verwachten wijze van omgang daarmee van de betrokken erfpachter zou zijn geweest, en, in dat verband,
- welke factoren op die reactie van invloed zouden zijn geweest.
overgangstermijn:
Hoewel qua marktwaarde en rekenkundig verdedigbaar, is invoering in één stap niet redelijk en is een overgangsperiode gewenst. Voor de lopende offerte aanvragen voor transacties in 2006 is daarom deze overgang gehanteerd.Ter zitting heeft de Gemeente ook verklaard dat zij waarschijnlijk een overgangstermijn van drie maanden zou hebben gehanteerd.
communicatie
Bovendien is een goede informatie aan de burgers en makelaardij over de gewijzigde systematiek gewenst.
koopprijs
reactie
financierbaarheid
contra-indicaties: overige factoren die acceptatie in het concrete geval minder
alleenruimte is voor contra-indicaties indien het hoogstwaarschijnlijk is dat die in dat geval aan het gebruik maken van de regeling in de weg zouden hebben gestaan, waarbij stelplicht en bewijslast op de gemeente rusten.
dgenoemde concrete omstandigheden leiden tot een correctiefactor van 75% (
d1) (reactie 2e maand) respectievelijk 40% (reactie 3e maand of onduidelijk) (
d2). De rechtbank acht in dit verband relevant dat, zoals beschreven onder c, de (fictieve) overgangsregeling een maandelijks aflopende voordeel voor de erfpachter zou kennen, hetgeen zich vertaalt in een aflopende waarschijnlijkheid dat de erfpachter de offerte zou hebben geaccepteerd.
egenoemde concrete omstandigheden leiden tot een correctiefactor van 100% (
e1) respectievelijk 50% (
e2) respectievelijk 0% (
e3). De hantering van laatstgenoemd percentage leidt ertoe dat de schade op nul wordt gesteld en (dus) tot de gevolgtrekking dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende schade geleden is.
d1. De waarschijnlijkheid dat hij kon financieren is
e2. Er zijn geen contra-indicaties. De kans (A) wordt dan als volgt berekend: A = 60% x
d1x
e2= 60% x 75% x 50% = 22,5%.
in beginseltot een kans van 60% dat [eisers] onder de (fictieve) overgangsregeling de offerte zou hebben geaccepteerd voor een koopprijs van € 17.185,25, te weten het hoogste bedrag dat onder de overgangsregeling van het Omzettingsbeleid 2006 verschuldigd was (zie 4.20).
in beginsel60% blijft.
5.De beslissing
woensdag 21 mei 2025voor het nemen van een akte door de Gemeente over wat is vermeld onder 4.31 en voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld onder 4.32.