Op 20 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna de GI, had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar [de minderjarige] wel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag, maar dat de minderjarige sinds juli 2024 bij haar vader verblijft en zich goed ontwikkelt. De kinderrechter heeft eerder al verschillende beschikkingen gedaan met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet meer behaald kunnen worden en dat er geen concrete bedreigingen meer zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de moeder niet heeft meegewerkt aan de hulpverlening en dat er geen samenwerking is tussen de GI en de moeder. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 april 2025.