ECLI:NL:RBNHO:2025:3890

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
C/15/361745 / JU RK 25-183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en intrekking verzoek verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna de GI, had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar [de minderjarige] wel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag, maar dat de minderjarige sinds juli 2024 bij haar vader verblijft en zich goed ontwikkelt. De kinderrechter heeft eerder al verschillende beschikkingen gedaan met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet meer behaald kunnen worden en dat er geen concrete bedreigingen meer zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de moeder niet heeft meegewerkt aan de hulpverlening en dat er geen samenwerking is tussen de GI en de moeder. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/361745 / JU RK 25-183
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI, met bijlagen, ontvangen op 6 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] ;
  • de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De moeder is, ondanks dat zij naar behoren is opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
1.4.
[de minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Hierbij heeft [de minderjarige] de kinderrechter verzocht om ook aanwezig te mogen zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek op de zitting. De kinderrechter is hiermee akkoord gegaan en [de minderjarige] heeft aansluitend aan haar gesprek met de kinderrechter de gehele zitting bijgewoond.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . De moeder heeft uit een latere relatie een zoon, [de zoon] .
2.2.
Bij beschikking van 4 februari 2022 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder voorlopig toezicht gesteld. Bij beschikking van 15 april 2022 is [de minderjarige] door de kinderrechter onder toezicht gesteld tot 15 april 2023. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 15 april 2025.
2.3.
Bij beschikking van 4 februari 2022 is door de kinderrechter ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van vier weken in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is daarna verlengd tot 15 april 2023.
2.4.
Bij beschikking van 28 maart 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (gezinshuis) voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling. Bij beschikking van 3 april 2023 heeft de kinderrechter deze spoedmachtiging gehandhaafd en is de gevraagde machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] ambtshalve verleend tot 25 april 2023. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 15 juli 2024.
2.5.
Tevens is bij beschikking van 3 april 2023 het verzoek van de moeder om vervanging van de GI afgewezen (zaaknummer C/15/337372 / JU RK 23-333).
2.6.
Bij beschikking van 28 november 2023 is ter vervanging van de handtekening van de moeder, door de rechtbank toestemming verleend voor het volgen van het profiel Zorg en
Welzijn door [de minderjarige] (zaaknummer C/15/345467 / JU RK 23-1623). Tevens is bij beschikking van 28 november 2023 de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] gewijzigd
waarbij is bepaald dat het contact tussen [de minderjarige] en haar moeder zal plaatsvinden onder begeleiding van een kinderpsycholoog dan wel een andere begeleider (niet zijnde de jeugd- en gezinsbeschermers), waarbij de duur, frequentie en opbouw van het contact onder regie van de kinderpsycholoog of de andere begeleider plaatsvindt in overleg met de GI (zaaknummer C/15/346406 / JU RK 23-1797).
2.7.
Bij beschikking van 2 juli 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de ouder zonder gezag (de vader) tot 15 april 2025.
2.8.
Bij beschikking van 13 maart 2025 heeft de rechtbank de vader belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
2.9.
[de minderjarige] verblijft op grond van voernoemde machtiging bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van drie maanden en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter zitting heeft de GI het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de ouder zonder gezag ingetrokken.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI aangegeven dat [de minderjarige] sinds juli 2024 geheel bij de vader verblijft en dat dit prima verloopt. Hiermee is dat doel van de ondertoezichtstelling behaald. De overige doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet behaald en gaan ook niet behaald worden, omdat de GI daar nauwelijks invloed op heeft. [de minderjarige] is een meisje met een grote eigen wil en ze kan goed praten en benoemen waarom zij ergens voor kiest. [de minderjarige] staat op dit moment niet open voor persoonlijke hulpverlening. [de minderjarige] heeft veel meegemaakt in haar leven, en er gebeurt nog steeds veel, maar zij heeft aangegeven dat zij dit wel aankan. [de minderjarige] bepaalt ook zelf wat zij wil in het contact met de moeder. [de minderjarige] heeft de afgelopen periode drie keer fysiek contact gehad met de moeder, waarbij [de minderjarige] het laatste contactmoment als minder prettig heeft ervaren. Daarna is er geen fysieke afspraak meer geweest en het contact tussen [de minderjarige] en de moeder via WhatsApp verloopt niet goed. Verder is het contact tussen de GI en de moeder niet van de grond gekomen. De moeder heeft na de vorige zitting geen contact opgenomen met de GI en zij reageert niet op e-mails van de GI.
3.3.
Ter zitting heeft de GI toegelicht dat nu de vader is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , de GI voornemens is om de ondertoezichtstelling te beëindigen omdat [de minderjarige] zicht goed ontwikkelt. De beëindiging van de ondertoezichtstelling moet nog door de Raad voor de Kinderbescherming worden getoetst.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft verteld dat het goed met haar gaat. Zij heeft momenteel geen contact meer met haar moeder, omdat het laatste fysieke contact niet positief is verlopen. [de minderjarige] heeft wel contact met haar broertje [broertje] , die bij zijn vader woont, waar ze heel blij mee is. [de minderjarige] zit in haar examenjaar van de middelbare school en is gestart met een vliegopleiding op een vliegveld in [plaats] . Zij wil graag piloot worden en uiteindelijk meedoen aan vluchtraces. [de minderjarige] vindt dat zij geen hulp nodig heeft bij het verwerken van alle gebeurtenissen in haar leven, zij redt zichzelf wel.
4.2.
Door de vader is aangegeven dat hij hoopt dat de ondertoezichtstelling zo snel mogelijk kan worden beëindigd, omdat het goed gaat met [de minderjarige] . Het contact tussen [de minderjarige] en haar moeder zal de vader altijd steunen, zolang het contact maar constructief en veilig is.
4.3.
Het standpunt van de moeder is onbekend.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het de kinderrechter duidelijk geworden dat geen sprake meer is van concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] woont sinds juli 2024 geheel bij haar vader en zij ontwikkelt zich goed. De kinderrechter is onder de indruk van haar passie om piloot te worden. De vader is inmiddels belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , wat betekent dat hij in staat is om waar nodig beslissingen over haar te nemen. De doelen van de ondertoezichtstelling die op dit moment nog niet zijn behaald, zoals het inzetten van passende hulpverlening voor [de minderjarige] en het herstellen van het contact tussen [de minderjarige] en haar moeder, zullen ook niet meer worden behaald, omdat dit buiten de macht van de GI ligt. [de minderjarige] heeft duidelijk aangegeven dat zij op dit moment niet open staat voor persoonlijke hulpverlening en het lijkt zinloos om [de minderjarige] te blijven motiveren om toch hulpverlening aan te gaan. Verder is [de minderjarige] zelf goed in staat om aan te geven wanneer zij hulp zou willen en wat zij wil in het contact met de moeder. Ook is er nog steeds geen enkele vorm van samenwerking tussen de moeder en de GI tot stand gekomen en de verwachting is niet dat dit zal veranderen.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling wordt daarom afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] .
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel als griffier, en op schrift gesteld op 3 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.