ECLI:NL:RBNHO:2025:3969

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/15/363156 / KG ZA 25-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op gebruik volmacht uit vaststellingsovereenkomst na intrekking en verdere handelingen voor verkoop woning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man vorderde een verbod voor de vrouw om gebruik te maken van een volmacht die hij haar had verleend in een vaststellingsovereenkomst van 2 juli 2024, na zijn intrekking van deze volmacht. De vrouw had de volmacht gekregen om namens de man handelingen te verrichten met betrekking tot de verkoop van hun gezamenlijke woning. De man stelde dat hij de volmacht kon intrekken omdat hij niet in staat was om de woning aan zich toe te delen, gezien de echtscheiding nog niet was uitgesproken en ingeschreven. De vrouw betwistte de intrekking van de volmacht en voerde aan dat deze alleen kon worden aangetast bij een wilsgebrek.

De rechtbank oordeelde dat de man voldoende grond had om de volmacht te herroepen, omdat hij niet had kunnen voorzien dat de echtscheiding nog niet was afgerond en dat dit invloed had op zijn mogelijkheden om de woning aan zich toe te delen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de man om de kans te krijgen de woning aan zich toe te delen zwaarder woog dan het belang van de vrouw om de woning te verkopen. De vorderingen van de man werden toegewezen, met uitzondering van de vordering om reeds ondernomen handelingen ongedaan te maken. De rechtbank matigde de dwangsom die aan de vrouw werd opgelegd en bepaalde dat deze maximaal € 20.000,- zou bedragen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/363156 / KG ZA 25-143
Vonnis in kort geding van 18 april 2025
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. K. Tülü te Alkmaar,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. M. Pinarbasi-Ilbay te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 12 van de man
  • de producties van de zijde van de vrouw
  • de aanvullende productie van de zijde van de man
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 4 april 2025 zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Tülü voornoemd en de vrouw, bijgestaan door mr. Pinarbasi voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd. Sinds mei 2023 is tussen hen bij deze rechtbank een echtscheidingsprocedure aanhangig. De mondelinge behandeling in die bodemprocedure is gepland op 9 mei 2025.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.3.
In het kader van voorlopige voorzieningen bij echtscheiding heeft de rechtbank op verzoek van de vrouw op 31 juli 2023 onder andere bepaald dat de man de echtelijke woning dient te verlaten en aan de vrouw maandelijks een bedrag van € 318,- aan kinderalimentatie dient te voldoen. De vrouw is niet in staat de woning over te nemen en wenst het haar toekomende deel van de overwaarde te gebruiken om zelf de woningmarkt op te gaan.
2.4.
Omdat de behandeling van het echtscheidingsverzoek lang op zich liet wachten heeft de vrouw medio 2024 een kort geding aanhangig gemaakt, strekkende tot meewerken door de man aan verkoop van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2024 hebben partijen afspraken gemaakt die – voor zover hier relevant - als volgt zijn vastgelegd in een proces-verbaal:
Partijen komen ter beëindiging van dit geschil het volgende overeen.
Partijen zullen opdracht verlenen aan makelaar KRK te Zaandam tot taxatie van de woning aan de [adres] te [plaats].
De opdracht omvat taxatie van de woning per datum taxatie. Naar de maatstaf waarde in het economisch verkeer. De man verleent de vrouw volmacht om deze opdracht aan de makelaar te verstrekken. Partijen dragen de kosten ieder voor de helft.
3.
De man verzoekt zijn hypotheekadviseur om op basis van het taxatierapport bij Obvion een offerte voor de benodigde financiering te vragen. De man geeft zijn hypotheekadviseur nog deze week de opdracht om deze aanvraag voor te bereiden door een daartoe strekkend dossier te vormen en zal zich inspannen om alle documentatie die de hypotheekadviseur in dat kader nodig acht zo spoedig mogelijk aan te leveren
4.
De hypotheekadviseur zal worden gevraagd om een inschatting van de termijn die nodig is om de financieringsofferte gereed te krijgen. Hij zal daarbij in aanmerking moeten nemen dat banken plegen te werken met een concept akte van verdeling / toescheiding als voorwaarde voor het kunnen verstrekken van een bindende financieringstoezegging.
5.
Partijen zullen Zaan notarissen opdracht verstrekken om een concept akte van verdeling / toescheiding op te stellen op basis van voortzetting van de hypotheek en ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met als uitgangspunt de waarde als genoemd in het voornoemde taxatierapport en verdeling van de gemeenschap van de woning op basis van ieders gerechtigdheid voor de helft.
6.
Partijen spreken af dat zij zich maximaal inspannen om te bewerkstelligen dat de woning op 1 oktober 2024 eigendom van de man wordt en dat de vrouw per die datum wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw heeft vervolgens drie maanden de tijd om andere woonruimte te vinden en zegt toe dat zij uiterlijk drie maanden nadat de woning aan de man in eigendom is overgedragen de woning zal verlaten, zodat de man die kan betrekken.
7.
Als de man niet uiterlijk op 1 januari 2025 daadwerkelijk eigendomsoverdracht van de woning en ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw heeft gerealiseerd, wordt de woning te koop gezet. De man geeft de vrouw bij deze volmacht om mede namens hem een verkoopopdracht te verstrekken aan voornoemde makelaar.
8.
Partijen zullen zich voor wat betreft de vraagprijs en de laatprijs die bij die verkoop zal worden gehanteerd, richten naar het gemotiveerde advies van de verkopend makelaar. Indien de verkopend makelaar, al dan niet na verloop van tijd, andere prijzen dan genoemde prijzen adviseert, zullen partijen de makelaar daarin volgen, tenzij partijen gezamenlijk de opdracht intrekken en de opdracht aan een andere makelaar van hun gezamenlijke keuze geven.
9.
Partijen zeggen elkaar toe dat zij over en weer, de benodigde medewerking zullen verlenen aan het traject dat moet leiden tot verkoop en levering van de woning aan een derde. Voor zover nodig, verleent de man hierbij volmacht aan de vrouw om de verkoop en levering van de woning tegen een door de makelaar redelijk geachte verkoopprijs te effectueren.
(…)
Betaling lasten tot overname of verkoop van de woning
11.
De door partijen gemaakte afspraak omtrent de verdeling van de kosten die gemoeid zijn met het aanhouden van de woning, zullen doorlopen tot de eigendomsoverdracht. De man zal er voor zorgen dat de achterstand in betaling van de verschuldigde hypotheektermijnen en de persoonlijke lening bij Interbank niet verder oploopt, zo spoedig mogelijk wordt ingelopen en bij het transport van de woning zal zijn ingelopen.
(…)
2.5.
Ter uitvoering van de gemaakte afspraken is de woning in opdracht van partijen getaxeerd door KRK Makelaars en gewaardeerd op een waarde van € 725.000,-.
2.6.
De man heeft Zaan Notarissen gevraagd een (concept) akte van verdeling op te maken en hij heeft zijn hypotheekadviseur opdracht gegeven de benodigde financiering aan te vragen.
2.7.
De hypotheekadviseur heeft de man laten weten dat banken de hypotheekaanvraag in dit soort situaties niet in behandeling nemen zonder overlegging van een echtscheidingsconvenant, de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank en het bewijs van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
2.8.
Omdat de echtscheiding nog niet is uitgesproken is, kon de notaris niet de concept akte van verdeling opmaken en is de man er nog niet in geslaagd om financiering te verkrijgen. De man heeft de vrouw meegedeeld waarom hij nog geen financiering kan krijgen en haar verzocht het inmiddels door haar - met gebruikmaking van de in het proces-verbaal van afspraken verleende volmacht - opgestarte verkooptraject voor de woning weer te stoppen. De vrouw heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.9.
De advocaat van de man heeft in een e-mail van 21 februari 2025 zowel aan de vrouw als aan KRK Makelaars meegedeeld dat de man zijn in het proces-verbaal van 2 juli 2024 aan de vrouw verleende volmacht om tot verkoop van de woning over te gaan intrekt.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw zal verbieden om uitvoering te geven aan de in het proces-verbaal van 2 juli 2024 opgenomen volmacht en haar te verbieden om namens de man enige handeling te verrichten met betrekking tot de verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom,
II. de vrouw zal gebieden elke reeds ondernomen handeling gericht op de verkoop van de woning, waaronder maar niet beperkt tot het verstrekken van verkoopopdrachten aan de makelaar, ongedaan te maken binnen 48 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom,
III. de vrouw zal gebieden elke al ondernomen handeling gericht op de verkoop van de woning, waaronder maar niet beperkt tot het verstrekken van verkoopopdrachten aan de makelaar, ongedaan te maken binnen 48 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom,
een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw onrechtmatig handelt jegens hem. Hij stelt dat de volmacht die hij had verleend in de vaststellingsovereenkomst van 2 juli 2024 geen onherroepelijke volmacht was en dat hij deze kon intrekken, wat hij ook heeft gedaan, maar dat de vrouw desondanks de verkoop van de woning wil doorzetten. Hij voert aan dat hij gedwaald heeft bij het maken van de afspraken in juli 2024, omdat hij er op dat moment niet mee bekend was dat hij niet de benodigde financiering zou kunnen verkrijgen om de woning aan zich te laten toedelen voordat de echtscheiding was uitgesproken en ingeschreven.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij betwist dat de man de volmacht kon intrekken.
Zij stelt dat de volmacht is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst en dat deze vaststellingsovereenkomst alleen kan worden aangetast is als er sprake is van een wilsgebrek, welke situatie zich volgens haar niet voordoet. De intrekking van de volmacht is volgens haar dan ook niet effectief geweest zodat zij het verkooptraject op basis van de verleende volmacht kan voortzetten.
Zij benadrukt verder dat de man de kans heeft gehad de woning aan zich te laten toedelen, op basis van zijn eerdere toezeggingen tijdens die zitting in een mailtje, maar dat hij er niet in is geslaagd om de woning aan zich te laten toedelen voor de één van de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen deadlines. Ze verklaart dat partijen al vanaf 2021 uit elkaar zijn, dat van haar niet kan worden gevergd nog langer in een onverdeeldheid te blijven en dat zij sterk betwijfelt of de man überhaupt in staat zal zijn de woning aan zich te laten toedelen. In dat verband voert zij aan dat de man zelf in de echtscheidingsprocedure aanvoert dat sprake is van een hoge huwelijkse schuldenlast van ruim € 200.000,- en dat zij in die procedure verzoekt om alimentatie, welke omstandigheden ook van invloed zullen zijn op de mogelijkheden van de man om de benodigde financiering te verkrijgen. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als onderdeel van de afspraken tussen partijen die zijn vastgelegd in het proces-verbaal van 2 juli 2024, heeft de man in punt 7 en punt 9 aan de vrouw een volmacht verleend om mede namens hem een verkoopopdracht te verstrekken aan de makelaar en om de verkoop en levering van de woning tegen een door de makelaar redelijk geachte verkoopprijs te effectueren. De vraag die partijen in dit kort geding verdeeld houdt, is of de man deze volmacht kon intrekken.
4.2.
In de eerste plaats moet worden vastgesteld of sprake was van een onherroepelijke volmacht. Uit de inhoud van het proces-verbaal blijkt niet dat sprake is van een onherroepelijke volmacht. Dat brengt mee dat deze volmacht in beginsel herroepbaar is door de man, zoals omschreven in artikel 3:72 aanhef en sub c BW.
Gelet op de omstandigheid dat de volmacht is verleend in het kader van een vaststellingsovereenkomst moet worden aangenomen dat die intrekking niet is toegestaan indien deze wordt gedaan met het oogmerk om de normale loop van de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst te frustreren.
Die normale loop veronderstelt de afwezigheid van de belemmering die na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst aan het licht is getreden, te weten de afwezigheid van een rechtsfeit dat onontbeerlijk is om tot de in de vaststellingsovereenkomst voorziene afwikkeling te komen: een ingeschreven echtscheiding.
De voorzieningenrechter heeft aangenomen dat de echtscheiding ten tijde van het opmaken van de vaststellingsovereenkomst al een feit was en partijen hebben bij deze complicatie ter zitting niet stilgestaan. Voor zover deze omstandigheid op zichzelf al niet voldoende is om intrekking van de volmacht rechtsgeldig te achten wordt het volgende opgemerkt.
4.3.
De man heeft in dit verband ook een beroep gedaan op dwaling. Hij stelt dat hij zich bij het maken van de afspraken niet heeft gerealiseerd dat hij geen financiering zou kunnen krijgen bij een bank zolang de echtscheiding niet uitgesproken en ingeschreven zou zijn.
4.4.
De vrouw heeft in dat verband aangevoerd dat partijen al vanaf 2021 in scheiding liggen en dat van haar niet gevergd kan worden nog langer in een onverdeeldheid te blijven met de man, vooral niet omdat ze steeds van de man moet horen wat hij allemaal betaald heeft sinds 2021. Zij heeft benadrukt dat zij er door de omstandigheid dat de man de woning niet voor de bepaalde deadline van 1 januari 2025 aan zich heeft kunnen laten toedelen alleen maar meer van overtuigd geraakt is dat de man de woning helemaal niet aan zich kan laten toedelen, gelet op haar verzoek om alimentatie en de door hem gestelde huwelijkse schuldenlast.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat voldoende aannemelijk geworden is dat geen van partijen zich bij het maken van de afspraken heeft gerealiseerd dat het, om aan die afspraken tijdig uitvoering te kunnen geven, nodig was dat de echtscheiding was uitgesproken en ingeschreven. De echtscheidingsprocedure is nog niet op zitting behandeld en staat nu gepland voor 9 mei a.s. Dit betekent dat zelfs als de man een indicatieve financieringstoezegging van de bank zou hebben gekregen, partijen als gevolg van een buiten henzelf staande omstandigheid vóór ommekomst van de afgesproken termijn niet hadden kunnen afwikkelen, omdat in zijn algemeenheid banken immers niet bereid zijn gebleken een definitieve financieringstoezegging te doen zonder dat er een door de notaris opgestelde akte van verdeling ligt en dat de notaris die akte niet zal opstelling zolang de echtscheiding niet is ingeschreven. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat de man had kunnen bewerkstelligen dat de mondelinge behandeling van de echtscheiding zodanig zou zijn vervroegd dat daarmee de deadlines in de vaststellingsovereenkomst zouden zijn gehaald.
Door de vrouw is aangevoerd dat de man daarvoor helemaal niets heeft ondernomen, terwijl haar advocaat de rechtbank wel meerdere berichten heeft gestuurd, maar daarbij is ook verklaard dat op veel van die berichten door de rechtbank in het geheel niet is gereageerd en pas onlangs bekend gemaakt is dat de zitting op 9 mei 2025 zal plaatsvinden. Hieruit blijkt dat partijen op het vervroegen van de zittingsplanning dusdanig weinig invloed (hebben) kunnen uitoefenen dat dit niet aan de man kan worden toegeworpen.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan op basis van het vorenstaande worden geoordeeld dat de man nog geen reële kans heeft gehad om de woning daadwerkelijk aan zich te laten toedelen, als gevolg van omstandigheden die buiten zijn invloedsfeer liggen. Al met al had de man voldoende grond om de verleende volmacht te herroepen.
Het belang van de vrouw is er voornamelijk in gelegen dat zij zelf een andere woning wenst te kopen. De vrouw bewoont in de tussentijd echter de -kennelijk- ruime woning die de man aan zich wil laten toedelen en waarvan de woonlasten door de man worden betaald. Verder is de woonsituatie van het gezin, waarvan ook een minderjarige dochter deel uitmaakt, ook vanuit het perspectief van de mogelijkheden van de vrouw binnen de context van de co-ouderschapsregeling zodanig dat er voor grote haast op dit moment geen, althans onvoldoende reden is.
4.7.
Daarom wordt geoordeeld dat de man een zwaarder wegend belang heeft om alsnog de kans te krijgen om de woning aan zich te laten toedelen dan de vrouw bij verkoop van die woning op dit moment. De vorderingen van de man om de vrouw te verbieden nog langer gebruik te maken van de volmacht en om namens de man handelingen te verrichten met betrekking tot verkoop van de woning kunnen worden toegewezen.
4.8.
De vordering om de vrouw te gebieden de reeds ondernomen handelingen die zijn gericht op verkoop van de woning op basis van de volmacht heeft uitgevoerd ongedaan te maken wordt afgewezen. Niet gebleken is dat de makelaar na de brief waarbij de volmacht is ingetrokken dingen heeft gedaan waartoe de verleende opdracht niet langer legitimeerde.
4.9.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, maar de voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om de dwangsommen te matigen en aan de te verbeuren dwangsommen een maximum te verbinden.
4.10.
Ten overvloede wordt overwogen dat de man er verstandig aan doet nu alles in het werk te stellen om met concrete onderbouwing aan te tonen dat hij voldoende financiering kan verkrijgen, ook als rekening wordt gehouden met de huwelijkse schuldenlast. Daarvoor is het raadzaam dat de man op 9 mei 2025 aan de vrouw en bij de bodemrechter, met verwijzing naar de beleidsregels van Obvion en onder overlegging van
toereikende inkomensgegevensen een gespecificeerde berekening, aantoont dat hij, ook als over de in de gemeenschap aanwezige schulden wordt geoordeeld conform de opvatting van de vrouw, de toedeling van de woning kan financieren. Als de bodemrechter op basis van die stukken tot de inschatting komt dat het plausibel te achten is dat de man de woning aan zich kan laten toedelen, is ook duidelijk dat partijen groot belang hebben bij een tussenbeschikking waarin in ieder geval de echtscheiding wordt uitgesproken.
Partijen zouden daar dan gezamenlijk op kunnen aandringen.
4.11.
Partijen zijn echtelieden. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de vrouw om uitvoering te geven aan de in het proces-verbaal van 2 juli 2024 opgenomen volmacht,
5.2.
verbiedt de vrouw om namens de man enige handeling te verrichten met betrekking tot de verkoop van de woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat zij na betekening van dit vonnis handelt in strijd met dit verbod, totdat een maximum van € 20.000,- zal zijn bereikt en/of totdat de bodemrechter heeft geoordeeld dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat hij toedeling van de woning kan financieren,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 18 april 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155