In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder over de plaatsing van een stacaravan op het gehuurde perceel. De eiser, eigenaar van het perceel, vorderde de verwijdering van de stacaravan die door de gedaagden was geplaatst, en stelde dat dit een onroerende aanhorigheid betrof die zonder toestemming van de verhuurder niet geplaatst mocht worden. De gedaagden betwistten deze vordering en voerden aan dat de stacaravan verplaatsbaar was en geen wijziging van het gehuurde met zich meebracht. De kantonrechter oordeelde dat de stacaravan niet als onroerend kon worden beschouwd, omdat deze eenvoudig verwijderd kon worden zonder noemenswaardige kosten. De vordering tot verwijdering van de stacaravan werd afgewezen.
Daarnaast vorderde de eiser dat de gedaagden de NEN3140-keuring zouden uitvoeren en het keuringsrapport zouden overleggen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden op grond van de huurovereenkomst verplicht waren om deze keuring uit te voeren, en dat zij dit niet hadden gedaan. De gedaagden werden veroordeeld om de keuring uit te voeren en het rapport te overleggen, met een dwangsom van € 250 per dag tot een maximum van € 5.000. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.