ECLI:NL:RBNHO:2025:4038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
15-298504-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen naar aanleiding van een regie-zitting in het onderzoek Keilira met betrekking tot verzoeken tot het horen van getuigen en verstrekking van stukken in het kader van SkyECC

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een regiezitting gehouden in de strafzaak met onderzoeksnaam Keilira. De rechtbank heeft beslissingen genomen naar aanleiding van verzoeken van de verdediging om getuigen te horen en stukken te verstrekken in het kader van het onderzoek naar SkyECC. De verdachte was niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, was wel aanwezig en heeft de rechtbank van zijn onderzoekswensen op de hoogte gesteld. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat de onderzoekswensen en de bijbehorende stukken, voor zover relevant, aan het dossier zullen worden toegevoegd, mits geanonimiseerd. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte beoordeeld en het verzoek tot schorsing afgewezen, onder verwijzing naar de vluchtgevaargrond en de recidivegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich sinds november 2024 aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis onttrekt. De rechtbank heeft de zitting onderbroken en zal de beslissingen op de gedane verzoeken op een later moment bekendmaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-298504-23
Tegenspraak ex artikel 279 Sv
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen op 13 maart 2025 en 4 april 2025
Aanwezig zijn:
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
mr. S.D.C. Schoenmaker, griffier,
mr. M. Kubbinga en mr. J.J. van Bree, officieren van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
In dit proces-verbaal zijn mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk en verkort weergegeven.
De verdachte, genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
zich onttrekkende aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis,
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is op de zitting aanwezig mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht. De raadsman deelt mee uitdrukkelijk door de verdachte te zijn gemachtigd om hem op de zitting te verdedigen.
De zaak is eerder op zitting behandeld, laatstelijk op de zitting van 16 december 2024. Het onderzoek is toen geschorst. De rechtbank bestaat nu uit andere rechters. Met instemming van de officieren van justitie en de raadsman gaat de rechtbank verder met het onderzoek vanaf het moment van schorsing op de zitting van 16 december 2024.
De
voorzitterdeelt mee dat deze zitting een regiezitting betreft waarin de onderzoekswensen besproken zullen worden.
De
voorzitterdeelt voorts mee dat na de vorige zitting van 16 december 2024 de volgende stukken aan de rechtbank zijn toegestuurd:
  • een beslissing op onderzoekswensen door de rechter-commissaris van 13 januari 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2025, betreffende chatgesprekken tussen SKY-accounts [SKY-account 1] en [SKY-account 2];
  • een proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2025, betreffende de identiteit van de gebruiker van profielnaam [profielnaam];
  • de Argusbundels deel I t/m IV;
  • een e-mail van de raadsman van 27 februari 2025 met daarin de onderzoekswensen van de verdediging en de stukken A1 tot en met A22, B1 tot en met B12, O1 tot en met O7, S1 tot en met S26 en P1 tot en met P15;
  • een e-mail van de raadsman van 1 maart 2025 met daarin een downloadlink naar de documentaire The Crime messenger;
  • een e-mail van de raadsman van 4 maart 2025 met daarin de definitieve onderzoekswensen en aanvullende stukken S27 tot en met S29;
  • een e-mail van de raadsman van 9 maart 2025 met daarin een Nederlandse vertaling van een vonnis van de rechtbank Berlijn van 19 december 2024;
  • een schriftelijke reactie van het openbaar ministerie van 10 maart 2025 op de onderzoekswensen van de verdediging;
  • een e-mail van het openbaar ministerie van 12 maart 2025 met daarbij het document “Reactie OM m.b.t. toepasbaarheid EHJ (C-670/22)” in reactie op de e-mail van de raadsman van 9 maart 2025;
  • een e-mail van de raadsman van 12 maart 2025 met daarin een beëdigde vertaling van het stuk S22.
De officier van justitie en de raadsman delen mee dat zij ook over deze stukken beschikken.
De
officier van justitievordert een wijziging van de tenlastelegging.
De
raadsmanheeft hiertegen geen bezwaar.
De
rechtbankwijst de vordering toe.
Deze vordering is in kopie als
bijlage Iaan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud van de vordering maakt hiermee deel uit van dit proces-verbaal. De griffier geeft een door haar gewaarmerkte kopie van de gewijzigde tenlastelegging aan de raadsman, omdat de rechtbank van oordeel is dat daarmee kan worden volstaan.
De
voorzitterstelt de raadsman in de gelegenheid om te reageren op het verzoek van het openbaar ministerie (op pagina 10 van de schriftelijke reactie van het openbaar ministerie van 10 maart 2025 op de onderzoekswensen van de verdediging) om de door de raadsman ingediende stukken te anonimiseren voor zover dit ziet op namen van zaaksofficieren van justitie, voordat deze eventueel in het dossier worden gevoegd.
De
raadsmanvoert het woord als volgt:
De door mij overgelegde stukken zijn stukken van het openbaar ministerie zelf die verstrekt zijn aan buitenlandse autoriteiten. Ik zal toelichten waar de stukken vandaan komen en hoe ik ze heb verkregen. De stukken zijn van openbare buitenlandse strafdossiers afkomstig. Om onduidelijke redenen probeert het openbaar ministerie de stukken uit het dossier te houden. De stukken zijn afkomstig van Berlijnse, Milaanse en Parijse zaken. Daarin zijn de stukken gevoegd en daardoor behoren ze tot openbare rechtspleging. Het is mij een raadsel waarom het openbaar ministerie wil dat de stukken geanonimiseerd worden, terwijl ze door heel Europa op straat liggen. Mij is meer dan eens door het openbaar ministerie tegengeworpen dat niet voldaan wordt aan de vereisten voor het opgeven van getuigen conform artikel 263 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waarin staat dat ik de naam, adres etc. moet opgeven van een persoon die ik als getuige wil horen. Als ik enkel een nummer noem, wordt dat gezegd. Ik heb geen procedurele bezwaren tegen het anonimiseren, maar het openbaar ministerie heeft geen rechtens te respecteren belang.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
Het belang van het openbaar ministerie heeft te maken met de wijze waarop de rechtspraak dossiers samenstelt. Voor het openbaar ministerie en de rechtspraak in heel Nederland zijn GPS en Divos toegankelijk. De dossiers zijn dus toegankelijk voor iedereen die bij het openbaar ministerie en de rechtspraak werkt. Terwijl in dit soort zaken de veiligheidsrisico’s aanmerkelijk zijn en uit voorzorg in bepaalde zaken onder nummer en met verdunning wordt gewerkt. Juist vanwege de brede toegankelijkheid van digitale dossiers. Alle stukken in de Argusbundels zijn geanonimiseerd. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de stukken relevant zijn en moeten worden toegevoegd aan het dossier. De tweede vraag is op welke wijze ze moeten worden toegevoegd, op deze wijze of geanonimiseerd. Wat het openbaar ministerie betreft wordt niet voldaan aan het relevantiecriterium. De bijlagen zijn niet van belang voor enige in de strafzaak te nemen beslissing en moeten daarom niet toegevoegd worden aan het dossier. Het verzoek met de onderzoekswensen wel, maar geanonimiseerd.
De
officier van justitie, mr. Van Bree, vult aan:
Het is bij het openbaar ministerie bekend wie er achter de nummers van officieren en verbalisanten schuil gaan. Het is niet dat ze onvindbaar zijn.
De
raadsmanvoert het woord als volgt:
Het openbaar ministerie weerspreekt niet dat de stukken uit buitenlandse openbare dossiers afkomstig zijn, het hele argument van afschermen dient dan geen doel. Buiten Nederland is het immers al beschikbaar. Daarnaast maakt het openbaar ministerie een juridische fout. Het relevantiecriterium, zoals neergelegd in artikel 149b Sv, is niet van toepassing op stukken van de verdediging. Dit criterium ziet enkel op stukken van het openbaar ministerie. De stukken die ik heb overgelegd horen bij mijn pleidooi en vormen de onderbouwing van de onderzoekswensen. Uit procesrechtelijke overwegingen heb ik ze vooraf ingediend in plaats van op de zitting. Op het moment dat ik mijn pleidooi overleg, wordt dat inclusief bijlagen onderdeel van het proces-verbaal. Het gaat er niet om dat het openbaar ministerie de gegevens kent, maar of de rechtbank of rechter-commissaris de informatie heeft.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
Het is uw beslissing of deze stukken voldoen aan het relevantiecriterium. Het overleggen van stukken betekent het nog niet dat de stukken aan het dossier zijn toegevoegd. Met betrekking tot de opgave van getuigen wordt het vereiste van het noemen van naam, adres etc. niet meer zo strak gehanteerd als de wettekst aangeeft.
De
voorzitterdeelt de officieren van justitie en de raadsman mee dat de standpunten duidelijk zijn en dat de rechtbank in raadkamer een beslissing zal nemen.
De raadsmanvoert het woord ter nadere toelichting op de onderzoekswensen aan de hand van een pleitnotitie, die als
bijlage IIaan dit proces-verbaal is gehecht.
In aanvulling daarop voert de raadsman nog het volgende aan:
In Engeland is er de zogenoemde discovery of disclosure verplichting. Alles ligt daar op tafel. Zelfs handgeschreven aantekeningen van buitenlandse officieren.
Onder randnummer 10. Onderin is per bericht zichtbaar wat de ‘last estimated APN’ was. Daar staat bijvoorbeeld de Emiraten. Men kon live zien waar de telefoons zich bevonden.
Onder randnummer 18. Nederlandse technici hebben de tool geschreven en ontwikkeld. Om te voorkomen dat wij erachter komen hoe dat is gedaan wordt gesteld dat het Frans staatsgeheim is. Het was zelfs een strafbaar feit om over die informatie te spreken. Uit buitenlandse dossiers blijkt dat er letterlijk staat dat Nederland het heeft geschreven.
Onder randnummer 41. Artikel 152 Sv. Elke onderzoekshandeling moet vermeld worden om te bezien of deze naar de regelen der kunst is uitgevoerd.
Onder randnummer 45. Ik kan maar één reden bedenken waarom het openbaar ministerie er niet open over is, omdat het niet volgens de Nederlandse wet is gegaan.
Onder randnummer 49. Ik nodig u uit om de APN brief te lezen. Daarin onderkent het openbaar ministerie het zelf. De handtekening van de rechter-commissaris is hiervoor nodig.
Onder randnummer 50. In het proces-verbaal van 17 april 2022 staat beschreven hoe Nederland informatie aan Frankrijk verstrekt. Ik verwijs ook naar pagina 4 van de door mij overlegde vertaling van bijlage S22, waar wordt verwezen naar een werkdatabase die door de Nederlanders wordt beheerd en die informatie bevat die is ontleend aan de
door henonderschepte en verrijkte gegevens.
Onder randnummer 63. Exemplarisch dat eerst naar de Nederlandse berichten wordt gekeken. Nederland had de absolute hoofdrol en voorsprong. In de livefase kon men al zien dat de telefoons zich op een bepaald soeverein grondgebied bevonden.
Onder randnummer 66. Europol heeft een eigen waakhond EDPS. EDPS heeft geconstateerd dat Europol flagrant in strijd met de eigen verordening handelde en is een zaak gestart. In plaats van te luisteren naar de waakhond, heeft Europol toen de Europese Commissie verzocht om de verordening zo aan te passen dat Europols bevoegdheden worden uitgebreid.
Onder randnummer 68. Ik wil u verzoeken met name artikel 9 van de
Joint Investigation Team(JIT) overeenkomst te bekijken. Leiders van JIT landen moeten meewerken als ze worden opgeroepen als getuige. Dat staat er letterlijk in.
Onder randnummer 84. Dat de server in Frankrijk staat en sleutels daar zijn gedestilleerd kan niet het argument zijn dat geen telefoons op Nederlands grondgebied zouden zijn getapt.
Onder randnummer 90. Ik wijs op het Acroniem onderzoek. Dit betreft een oude zaak naar de Hells Angels. Over de kop gegaan, omdat er geheimhouderstukken in het dossier zaten. Hier zitten ze in ChatX en worden ze bewaard. Ik verwijs naar de Box zaak. De advocaten hebben in die zaak terecht en met succes een punt gemaakt van de kennisname van geheimhouderstukken.
Ik zal overgaan tot individuele getuigen genoemd in de onderzoekswensen.
Het horen van de officieren van justitie, welk verzoek wordt onderbouwd op pagina 120, is van belang omdat het openbaar ministerie de feitelijke gang van zaken tegenspreekt. Het weerspreekt verificatoire bescheiden en op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Als dat aan de orde is, moet ik minst genomen de gelegenheid krijgen om daarover vragen te stellen. Dat is de ondergrens van een eerlijk proces. Ik heb een begin van aannemelijkheid geboden dat wat het openbaar ministerie stelt niet juist is.
[betrokkene 1] is de vermeende gebruiker van het SKY111-account. Hij is door Franse advocaten in het vizier gekomen als een infiltrant. Ik verwijs naar de stukken van het Amerikaanse
Department of Justicedie ik heb bijgevoegd. Het
Department of Justiceheeft de Belgische onderzoeksrechter verzocht om ten aanzien van [betrokkene 2] een undercoveractie te laten plaatsvinden. Aanvankelijk zou dit op Nederlands grondgebied gebeuren, maar dat is mislukt. De autoriteiten hebben bankrekeningen geopend om geld wit te wassen. [betrokkene 2] zou contant geld in ontvangst moeten nemen en dat op die rekeningen storten. Overdracht zou in Nederland plaatsvinden. [betrokkene 1] wordt in die zaak naar voren gebracht als confidential source. Interessant, want in Nederland is hij een grote reseller van SKY telefoons. Van belang is ook de brief van de Franse onderzoeksrechter, met daarin de namen van twee Nederlandse officieren van justitie, die wil weten wat Nederland in JIT verband weet van het SKY111-account. De officier van justitie antwoordt dat ze hier geen informatie over kunnen geven. Dit is vreemd, want hij is gewoon in beeld. Nadat de documentaire ‘The Crime Messenger’ is uitgekomen, brengt het openbaar ministerie in een persbericht naar buiten dat de gebruiker van SKY111 is aangehouden. Vervolgens is hij weer vrijgelaten. Dit is van belang voor de betrokkenheid van een Amerikaanse opsporingsautoriteit en een Nederlandse burgerinfiltrant in het SKY-onderzoek. Dit geldt ook voor onderzoekswensen 9 en 10.
[betrokkene 3], een Belgische autoriteit, kan antwoorden geven op vragen over de undercoveroperatie en over zijn kennis van de Belgische variant van de SKY-operatie.
[betrokkene 4] ligt voor de hand. Het openbaar ministerie zegt dat Europol niet betrokken is. Zij kan informatie geven over hoe Europol de SKY-operatie heeft uitgevoerd.
[betrokkene 5] heeft
on the recordgezegd dat de Amerikanen betrokken zijn bij het onderzoek. Aan het Franse dossier van [betrokkene 2] zijn gesprekken met een anonieme undercover ambtenaar toegevoegd. Tijdens die gesprekken is de opname te vroeg aangezet. Toen werd gezegd dat het onderzoek
Trojan Shieldhet ANOM onderzoek betreft. Volgens het openbaar ministerie heeft ANOM niks met SKY te maken. Er is zoveel wat wij niet weten, maar wel zouden moeten weten.
[betrokkene 6] is in beeld gekomen door een Frans proces-verbaal en dit is bevestigd in een Nederlands proces-verbaal. Erkend werd dat hij bij OVH en bij de inbeslagneming is geweest en technische bijstand heeft georganiseerd. Hij kan verklaren over de technische hack, het vervoeren van de servers, het analyseren en de technische onderdelen die veelal door Nederland zijn ontworpen. In dit perspectief moet u ook de overige getuigen van het Team HTC zien.
[betrokkene 7] is de baas van SkyECC en kan verklaren over de hack, of er een deal met hem is gesloten en wie de confidential source is.
[betrokkene 2] wil ik horen over zijn contacten. Uit eigen waarneming kan ik u vertellen dat er op Nederlands grondgebied een informant is geweest.
De voorlopige hechtenis
Het openbaar ministerie heeft inmiddels het twaalfjaars-feit afgevoerd van de tenlastelegging. Vanaf het eerste moment bij de rechter-commissaris heb ik aangevoerd dat er geen bewijs is voor de invoer. Niettemin zijn steeds ernstige bezwaren voor dit feit en de grond twaalfjaars-feit en geschokte rechtsorde aangenomen.
De persoonlijke omstandigheden wegen zwaar. Cliënt heeft een zwaar autistisch kind. Hij moet elke dag naar België voor een speciale school. Ik vind het schandalig dat het openbaar ministerie zo lang heeft gezegd dat cliënt niet geschorst kon worden. Zijn vrouw moest een zware operatie ondergaan. Ik wil u vragen cliënt te schorsen, ondanks het feit dat hij hier niet is. Als hij weer wordt geschorst, dan zal hij zich melden. Op de vraag van de oudste rechter of cliënt op dit moment voor zijn vrouw en kinderen zorgt en of hij in Nederland is, kan ik als volgt antwoorden. Voor zover dat kan houdt cliënt zich bezig met zijn gezin. Mijn beroepsgeheim verzet zich ertegen dat ik antwoord geef op de vraag of hij in Nederland is. De operatie van zijn vrouw heeft inmiddels plaatsgevonden.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
Het gaat vandaag om de zaak met onderzoeksnaam Keilira met betrekking tot verdachte [verdachte]. Geen van die woorden is deze hele middag gevallen. Het is allemaal over wat anders gegaan. Alles wat vandaag is besproken, is te algemeen, te ongericht en absoluut niet toegespitst op concrete verdenkingen in deze zaak. Het heeft geen betrekking op specifieke chatgesprekken opgenomen in dit dossier.
Met betrekking tot het proces-verbaal van de Franse opsporingsambtenaar, de zogenoemde
smoking gun. De verdediging heeft u gewezen op pagina 4 van de vertaling van bijlage S22 waar staat vermeld dat de Nederlanders een werkdatabase hebben. De raadsman impliceert dat dit gegevens zijn van de onderschepte, versleutelde inhoudelijke communicatie. Ik haal dat niet uit dit stuk. Ik wijs ook naar pagina 2 waar staat dat Frankrijk verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de onderscheppingen en het in
real timeverstrekken van toegang tot de gegevens. De Belgische en Nederlandse onderzoekers analyseren de informatie. Deze taakverdeling staat in dat dossier. Dit is geen
smoking gun.
Met betrekking tot het inzetplan is iets dergelijks ook aan de hand. Het concept van het inzetplan wordt door de verdediging geduid als plan dat zou weergeven op welke manier de operatie is verlopen. Het openbaar ministerie heeft meermaals aangegeven dat het inzetplan een intern beleidsstuk is. Er staat ook op dat het een concept betreft van versie 1. Dit inzetplan heeft meerdere conceptversies gekend en is niet definitief geworden. Ik ben er niet bij betrokken geweest, dus kan er verder niks over zeggen. In de bijlagen zie ik geen D-nummer op dit stuk. Ik kan het niet ontkrachten of bevestigen, want ik ken het Franse dossier niet, maar wat daar ook van zij, het is niet relevant voor onderhavige strafzaak. Het blijft in Nederland een intern beleidsstuk en geen processtuk, waar geen verregaande conclusies aan kunnen worden verbonden.
De
officier van justitie, mr. Van Bree, voert het woord als volgt:
De raadsman heeft een algemene klacht over de informatievoorziening. Dit onderzoek bestaat sinds 30 oktober 2023. De raadsman verwijst naar tal van andere servers: Encrochat, Ennetcom, ANOM. Het gerechtshof Den Haag heeft recent een uitspraak gewezen (ECLI:NL:GHDHA:2025:274) in een zaak over Exclu, ook een server. Het betrof in die zaak geen JIT, maar informatieoverdracht op grond van een Europees Onderzoeksbevel (EOB). In dat onderzoek heeft Nederland een leidende en vergaande rol gehad. Ik citeer het hof:
‘Het hof overweegt dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de Nederlandse politie (DIGIT) de in het Exclu-communicatieprotocol toegepaste versleuteling heeft geanalyseerd en ongedaan heeft gemaakt, en tevens (zoals door de advocaat-generaal ter terechtzitting bevestigd) de leiding had over dit onderdeel van de Exclu-operatie. Daaruit blijkt van een vergaande vorm van technische bijstand door Nederland met betrekking tot de voor de ontsleuteling van de Exclu-berichten benodigde onderzoekshandelingen. Op basis van het dossier kan evenwel niet kan worden vastgesteld dat Nederland feitelijke zeggenschap had over de inzet van het interceptiemiddel waarmee werd geïntervenieerd in het uitwisselen van de sleutels tussen de Exclu-berichtenserver en de Exclu-toestellen. De omstandigheid dat de Nederlandse politie (DIGIT) voorafgaand aan de inzet heeft onderzocht of het interceptiemiddel naar behoren werkte, maakt dat niet anders.’
De technische bijstand vanuit Nederland bij het SKY-onderzoek ging lang niet zo ver als bij Exclu. Zelfs al zou u hier anders over denken, dan nog had Nederland geen feitelijke zeggenschap over de interceptie. Het vertrouwensbeginsel blijft dus overeind.
De raadsman heeft vier prejudiciële vragen geformuleerd die u volgens hem aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zou moeten stellen. U komt daar echter niet aan toe, omdat het relevante Unierecht helder is.
De raadsman voert aan dat er interceptie heeft plaatsgevonden in Nederland. Dit is een verweer dat vaak gevoerd wordt. Uw rechtbank heeft op 9 februari 2024 een uitspraak gewezen (ECLI:NL:RBNHO:2024:1386), waaruit volgt dat ook al heeft er interceptie op Nederlands grondgebied plaatsgevonden, Frankrijk verantwoordelijk blijft.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen, omdat de grond twaalfjaars-feit en geschokte rechtsorde is komen te vervallen. De vraag is of er persoonlijke belangen zijn die zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang. Het vluchtgevaar heeft uw rechtbank op de vorige zitting toegevoegd en het recidivegevaar is onverkort aanwezig. De politie is langs geweest bij het ons bekende adres van de verdachte, laatstelijk op 21 januari 2025. Daar was hij niet. Zijn echtgenote gaf aan dat zij hem al lange tijd niet gezien of gesproken had. De onderbouwing van de persoonlijke omstandigheden valt hierdoor weg. De verdachte is gevlucht, heeft zijn gezin in de steek gelaten en is niet voornemens om aan de rechtbank verantwoording af te leggen. De raadsman had bij de vorige zitting aangegeven dat de verdachte vandaag aanwezig zou zijn, als hij geschorst zou worden tot aan de regiezitting. Hij is vandaag niet verschenen. Kennelijk komt hij alleen als er aan zijn wensen wordt voldaan. Ik verzoek u het schorsingsverzoek af te wijzen.
De
voorzitterdeelt mee dat de rechtbank de beslissingen op de gedane verzoeken zal uitspreken op de openbare terechtzitting van
4 april 2025 om 12:45 uur te Haarlem. Het onderzoek zal daarom tot dat moment worden onderbroken. De beslissingen zullen die dag aan de raadsman en de officier van justitie worden verstrekt in het op te maken proces-verbaal van de terechtzitting.
De
raadsmangeeft te kennen niet bij het uitspreken van de beslissingen aanwezig te zullen zijn.
De
rechtbankonderbreekt het onderzoek op de zitting.
Na hervatting van het onderzoek op de zitting is de raadsman niet aanwezig.
De
rechtbankdeelt als haar overwegingen en beslissingen mee:

1.Inleidende opmerkingen over de onderzoekswensen

Voorafgaand aan de regiezitting heeft de verdediging in een schriftelijk stuk, met een groot aantal bijlagen, 71 onderzoekswensen ingediend en heeft het openbaar ministerie schriftelijk op de onderzoekswensen gereageerd. Ter zitting heeft de raadsman een pleitnota van 32 pagina’s voorgedragen, waarop de officieren van justitie kort hebben gereageerd.
In de kern komt de uiteenzetting van de raadsman erop neer dat hij de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van de resultaten van het onderzoek Keilira wenst te onderzoeken en dat de gang van zaken in het Franse onderzoeksdossier in SkyECC en de onderzoeken 13Yucca, 13Werl en 26Argus hierbij moet worden betrokken. Volgens de raadsman kan de rechtbank wat betreft de verwerving van de SkyECC data in Frankrijk niet langer uitgaan van het vertrouwensbeginsel.

2.Toevoeging van de onderzoekswensen en bijlagen aan het dossier

Het openbaar ministerie heeft de rechtbank uit veiligheidsoverwegingen verzocht om de schriftelijke onderzoekswensen slechts na anonimisering aan het dossier toe te voegen en de bijlagen niet toe te voegen aan het dossier. De raadsman heeft aangegeven dat de namen van de officieren van justitie die hij noemt, waarvan het openbaar ministerie wil dat deze geanonimiseerd worden, in andere Europese landen bekend zijn. De bijlagen moeten gezien worden als onderdeel van het door hem gevoerde pleidooi op de regiezitting, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie voldoende onderbouwd heeft welk belang het heeft bij het anonimiseren van de namen van de Nederlandse officieren van justitie in de schriftelijke onderzoekswensen en ingestuurde stukken. De rechtbank zal de raadsman vragen om de schriftelijke onderzoekswensen en de stukken, voor zover toegelaten (zie hierna), in zoverre te anonimiseren. Na ontvangst van de geanonimiseerde versie zullen deze aan het dossier worden toegevoegd.
Naar de stukken met nummers S1, S2, S3, S4 (de versie met de markering “D65” die de raadsman na afloop van de regiezitting per e-mail heeft toegezonden), S11, S13, S17, S18, S21, S22 (inclusief vertaling), S23, S24, S28, A2, A7, A10 en B2 verwijst de raadsman in zijn pleitnotitie en in zijn e-mail van 12 maart 2025 ter ondersteuning van de verzoeken. De rechtbank overweegt dat deze stukken met de schriftelijke onderzoekswensen – na anonimisering – aan het dossier zullen worden toegevoegd. De rechtbank zal de raadsman vragen deze stukken, waar nodig geanonimiseerd, opnieuw aan de rechtbank te doen toekomen. Naar deze stukken verwijst de raadsman in zijn pleitnotitie en in zijn e-mail van 12 maart 2025 ter ondersteuning van zijn verzoeken. Voor de overige stukken geldt dat de relevantie daarvan niet, althans onvoldoende is gebleken. Het staat de raadsman vrij om te zijner tijd bij pleidooi de stukken als bijlagen te voegen die hij relevant acht voor de te voeren verdediging.

3.Toetsingskader onderzoekswensen

Het onderzoek bevindt zich in de regiefase. Dat betekent dat de rechtbank beslissingen zal nemen vanuit het perspectief van kwaliteit en volledigheid van het onderzoek en dat waar zij rechtsoordelen geeft, deze een voorlopige karakter hebben. De borging van de uitoefening van de verdedigingsrechten is bij de beoordeling van de verzoeken in dit stadium één van de leidende kaders.
Verzoeken om getuigen te horen
Welke maatstaf moet worden gehanteerd bij de beoordeling van een verzoek om getuigen te horen, is afhankelijk van het moment waarop het verzoek is gedaan. Als het verzoek tijdig voorafgaand aan de zitting is gedaan, dan geldt het criterium van het verdedigingsbelang. Als het verzoek te laat of pas voor het eerst op de terechtzitting wordt gedaan, dan geldt in beginsel het noodzakelijkheidscriterium.
De verzoeken om getuigen te horen zijn gedaan in het kader van een regiezitting. Het karakter van een regiezitting brengt met zich dat geïnventariseerd wordt welk nader onderzoek moet worden verricht voordat een onderzoek ter terechtzitting inhoudelijk een aanvang neemt. In dat kader gedane verzoeken moet de rechtbank daarom aan de hand van het verdedigingscriterium beoordelen. Dit betekent dat een getuigenverzoek moet worden toegewezen als dit redelijkerwijs in het belang van de verdediging kan worden geacht. Als uitgangspunt geldt dat een door de verdediging gedaan verzoek tot het horen van getuigen moet worden gemotiveerd om zo de rechtbank in staat te stellen de relevantie van dat verzoek met inachtneming van de artikelen 348 en 350 Sv te beoordelen.
Verzoeken om stukken aan het dossier toe te voegen en om stukken (ter inzage) te verstrekken aan de verdediging
Voor de verzoeken die betrekking hebben op de toevoeging van stukken aan het dossier geldt volgens artikel 315 lid 1 Sv als maatstaf of de noodzaak van het verzochte is gebleken. Van belang is dat de verdachte beschikt over de informatie die redelijkerwijs relevant kan zijn voor het onderzoek naar – en de betwisting van – de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van het door de officier van justitie gepresenteerde bewijs. Dit recht op informatie betekent niet dat de verdachte onbegrensd aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die betrekking heeft op het opsporingsonderzoek. Aan de verzoeken van de verdediging worden, mede ter voorkoming van het uitvoeren van zogeheten
fishing expeditions,eisen gesteld wat betreft de toelichting daarop en de onderbouwing daarvan. De verdediging dient concreet en gemotiveerd duidelijk te maken wat de relevantie is van het door haar verzochte in het licht van de vragen die de rechtbank volgens de artikelen 348 en 350 Sv moet beantwoorden.

4.De feitelijke gang van zaken rondom SkyECC

De rechtbank stelt op grond van het dossier, zoals dat thans is samengesteld, en het verhandelde op de zitting het volgende vast.
Op 30 oktober 2018 is in Nederland onderzoek 13Yucca gestart. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van meerdere lopende strafrechtelijke onderzoeken waaruit zou blijken dat personen, die deel uitmaakten van criminele samenwerkingsverbanden die zich bezig hielden met het beramen en plegen van zware criminaliteit, in de periode vanaf augustus 2015 gebruik maakten van de telefoons en software van SkyECC om versleuteld met elkaar te kunnen communiceren. Het onderzoek was erop gericht zicht te krijgen op de criminele samenwerkingsverbanden en op gepleegde en nog te plegen strafbare feiten.
De twee servers van SkyECC bevonden zich in Roubaix, in Frankrijk. Nederland heeft op 6 december 2018 een EOB naar Frankrijk verzonden met het verzoek om een image te maken van de (SkyECC-)servers, zodat de technische inrichting van deze servers kon worden onderzocht met het oog op nader onderzoek. Bij dit EOB zijn twee processen-verbaal gevoegd met daarin informatie over de locatie van de SkyECC infrastructuur en de kenmerken van de SkyECC applicatie. Voordat dit EOB werd verzonden, heeft de officier van justitie aan de rechter-commissaris een machtiging gevraagd om een vordering ex artikel 126ug lid 2 Sv te kunnen doen. De rechter-commissaris heeft die machtiging op 30 november 2018 verleend en toestemming gegeven voor het maken van een image, maar met de uitdrukkelijke restrictie dat de vergaarde informatie uitsluitend mocht worden aangewend voor het onderzoek naar de technische mogelijkheden voor het tappen en de ontsleuteling. De inhoud van de eventueel op de servers aan te treffen berichten mocht niet zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek.
Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan het EOB en aan een soortgelijk EOB van België, en heeft de architectuur van de servers geanalyseerd. Frankrijk is vervolgens ook zelf een opsporingsonderzoek gestart naar SkyECC.
In juni 2019 zijn IP-taps geplaatst op de twee servers. Op 11 juli 2019 zijn de data van de IP-tap beschikbaar gekomen voor Nederland. Op 23 juli 2019 heeft Nederland een tweede EOB verstuurd aan de Franse autoriteiten met het verzoek om de Franse data, waarvan Frankrijk had aangegeven deze te delen op basis van artikel 26 van het Cybercrimeverdrag, te mogen gebruiken ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek l3Yucca. Op 2 en 20 augustus 2019 heeft Nederland formeel toestemming van de Franse autoriteiten verkregen om deze data, vanaf het eerste moment dat Nederland deze data ontving en gedurende de loop van de interceptie, te gebruiken voor strafrechtelijk onderzoek in Nederland.
Op 1 november 2019 is in Nederland het opsporingsonderzoek 26Werl gestart, waarbij de verdenking was gericht jegens het bedrijf SkyECC. Op 13 december 2019 hebben Nederland, België en Frankrijk een JIT-overeenkomst gesloten. Onderzoek 26Werl maakte deel uit van het JIT. Vanaf dit moment zijn de door Frankrijk geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijke onderzoeksteam verstrekt en op die wijze gedeeld met Nederland en België.
De IP-tap data zijn geanalyseerd en verwerkt en tijdens de analyse is gebleken dat de getapte IP-communicatie versleutelde communicatie bevatte. Nederlandse technici hebben binnen het JIT een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers zonder dat die offline zou gaan, welke techniek ook door Frankrijk is ingezet. Vervolgens heeft Nederland een zogenoemde
Man in the Middle-techniek (MITM-techniek) ontwikkeld, die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Deze techniek is in december 2020 aangesloten en geactiveerd, nadat de Franse adviescommissie, die een oordeel moet vellen over apparatuur die inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en het briefgeheim, hiervoor een vergunning heeft verleend.
Op 11 december 2020 is onderzoek 26Argus gestart. Dit onderzoek heeft zich gericht op de NN-gebruikers (onbekende gebruikers) van SkyECC. Dit onderzoek heeft onder meer als doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van cryptotelefoons van SkyECC in beeld te brengen en te analyseren. In onderzoek 26Argus heeft het openbaar ministerie op 14 december 2020 een vordering ingediend bij de rechter-commissaris om een machtiging te verstrekken voor een bevel op grond van artikel 126t Sv. Op 15 december 2020 heeft de rechter-commissaris deze machtiging verleend. Op 5 en 11 februari 2021 heeft het openbaar ministerie een nieuwe vordering ingediend bij de rechter-commissaris om een machtiging te verlenen op grond van artikel 126uba Sv, welke machtigingen op 7 en 11 februari 2021 zijn verleend.
In een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris is inzicht gegeven in de gang van zaken, de afwegingen en beslissingen. Aangezien de wet geen (expliciete) procedure kent voor dit soort gevallen, heeft de rechter-commissaris zich allereerst afgevraagd of er wel een machtiging vereist is en waarop deze bevoegdheid is gebaseerd. Er is geconcludeerd dat, hoewel op voorhand niet vaststaat dat een beslissing van de Nederlandse rechter-commissaris noodzakelijk is voor de rechtmatigheid van het gebruik van de SkyECC-data, een toetsing van de proportionaliteit door de rechter-commissaris aangewezen is. Dit met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De rechter-commissaris heeft een afweging gemaakt en (in totaal zeven) voorwaarden gesteld om op die manier de privacy-schending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde
fishing expeditionste voorkomen.
In de verlenging van de machtiging ex artikel 126t Sv van 11 januari 2021 heeft de rechter-commissaris de voorwaarden waaronder aanvullende toestemming kan worden verkregen voor het gebruik van de data nader uitgewerkt. De aanvragen zijn onderverdeeld in vier categorieën en steeds is bepaald wat de omvang is van de SkyECC-data waarvoor toestemming is gegeven en van welke kaders de communicatie mocht worden ingezien en gebruikt.
5. Verzoeken ten behoeve van onderzoek naar de rechtmatigheid van de verkrijging van de SkyECC-data
De verdediging heeft onder nummers 1 tot en met 67 getuigen opgegeven die zouden kunnen verklaren over onder andere, kort gezegd, hun rol bij de totstandkoming van de JIT-overeenkomst, de rol van Amerika en Canada bij de SkyECC hack, de internationale samenwerking tussen Europese landen en niet-Europese autoriteiten hierbij en undercoveroperaties. Daarnaast heeft de raadsman onder onderzoekswensen 68a, 68b, en 68c verzocht om inzage in verscheidene stukken.
De raadsman heeft in essentie het volgende aangevoerd. Het openbaar ministerie heeft de rechtbanken, hoven en Hoge Raad de afgelopen jaren onjuist voorgelicht, nu er meer aan de SkyECC hack vooraf is gegaan dan tot nu toe bekend is gemaakt. Het openbaar ministerie heeft de rol van Amerika en Canada in het voorbereidende onderzoek bewust niet vermeld. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat Nederland de interceptietool en de ontsleutelingsmethode heeft ontwikkeld, Nederland de plaatsing daarvan heeft geïnitieerd en Nederlandse opsporingsambtenaren de inbeslagname van de twee servers hebben verricht en gefaciliteerd. Nederland heeft ook het uitleesprogramma (ChatX) ontwikkeld, geschreven en gebruikt. Nederland heeft dan ook een leidende rol gehad bij de hack, zodat niet langer kan worden volgehouden dat slechts sprake is geweest van het bieden van technische bijstand aan Frankrijk. Er lijkt sprake te zijn van onregelmatigheden nu bijvoorbeeld een EOB niet is ondertekend. Dit alles brengt mee dat het vertrouwensbeginsel doorbroken moet worden en dat de rechtmatigheid van het onderzoek naar en de hack van SkyECC in volle omvang moet kunnen worden getoetst door de verdediging, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) volgt dat het niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter behoort om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, strookt met de rechtsregels die gelden in het betreffende land voor het uitvoeren van dat onderzoek. De beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het verrichte onderzoek ten grondslag liggen, worden gerespecteerd en er wordt van uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Dat is uitsluitend anders als in het betreffende land onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht.
Er kan grond voor bewijsuitsluiting bestaan als zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Hierbij maakt het in beginsel geen verschil of die onderzoeksresultaten zijn verkregen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten dan wel in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek. Dat doet echter niet eraan af dat de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt mag nemen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als er echter – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken. Dit geldt ook als de onderzoeksresultaten worden verkregen in het verband van een JIT of op grond van een EOB.
De situatie kan zich voordoen dat buiten Nederland onderzoekshandelingen worden verricht onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten. Op grond van artikel 539a lid 1 Sv kunnen Nederlandse opsporingsambtenaren de hun bij de Nederlandse wet toegekende opsporingsbevoegdheden ook in het buitenland uitoefenen. In de situatie dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij de Nederlandse autoriteiten ligt, vindt artikel 359a Sv toepassing op vormverzuimen die zich eventueel in verband met die uitvoering voordoen met betrekking tot de toepassing van de bevoegdheden die hun op grond van het Nederlandse recht toekomen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de Nederlandse autoriteiten (i) als onder gezag van de (Nederlandse) officier van justitie in het buitenland overeenkomstig artikel 539a Sv door Nederlandse opsporingsambtenaren toepassing wordt gegeven aan de hun bij de Nederlandse wet toegekende opsporingsbevoegdheden, of (ii) als een zo nauwe samenwerking bestaat tussen Nederlandse en buitenlandse autoriteiten bij de opsporing, dat het gezag daarover feitelijk volledig of in overwegende mate toekomt aan de (Nederlandse) officier van justitie. De onder (i) bedoelde situatie doet zich niet voor in het geval dat een Nederlandse opsporingsambtenaar slechts betrokken is bij de uitvoering van een opsporingsbevoegdheid in het buitenland die in overeenstemming met het recht van dat land en onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten wordt uitgeoefend. Van de onder (ii) bedoelde situatie is geen sprake op grond van de enkele omstandigheid dat Nederlandse opsporingsambtenaren aanwezig mogen zijn bij de uitvoering van een onderzoekshandeling door een buitenlandse autoriteit, of door Nederlandse opsporingsambtenaren technische assistentie wordt verleend aan een buitenlandse autoriteit.
Als een verzoek van de verdediging verband houdt met (de onderbouwing van) een verweer op een punt waarover de Nederlandse strafrechter geen oordeel toekomt, zal er in beginsel geen grond voor toewijzing van dat verzoek bestaan.
Het merendeel van het betoog van de raadsman komt er op neer dat de Nederlandse politie een zo grote rol heeft gespeeld bij de hack van SkyECC en de daaruit volgende gegevensverzameling, dat sprake is van een situatie waarin de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het onderzoek in Frankrijk (mede) is komen te liggen bij de Nederlandse autoriteiten en dat om die reden getoetst moet kunnen worden of zich bij dat onderzoek vormverzuimen hebben voorgedaan. De raadsman heeft ter onderbouwing daarvan aangevoerd dat de Nederlandse politie dan wel (andere) Nederlandse IT-specialisten de interceptietool, de ontsleutelmethode en het uitleesprogramma (ChatX) hebben ontwikkeld en betrokken zijn geweest bij de inbeslagname van de servers. Dit betreft echter geen situaties zoals hiervoor onder (i) en (ii) genoemd. De rechtbank ziet hierin dan ook geen grond om de onderzoekswensen, die betrekking hebben op de aanloop naar en de uitvoering van het onderzoek in Frankrijk naar SkyECC toe te wijzen. Hetgeen is aangevoerd over mogelijke (undercover)operaties door de Verenigde Staten en Canada naar bij het bedrijf SkyECC betrokken personen maakt dit niet anders, nu het verband tussen dergelijke operaties en de verwerving van de data van SkyECC uit Frankrijk niet duidelijk is geworden.
Dat de raadsman heeft geconstateerd dat een EOB mogelijk ten onrechte niet zou zijn ondertekend maakt evenmin dat de verzoeken moeten worden toegewezen, nu zonder nadere onderbouwing onduidelijk is waarom een verweer op dit punt niet zonder meer gevoerd kan worden.
De rechtbank zal de verzoeken onder 1 tot en met 67, 68a, 68b, en 68c daarom afwijzen.

6.Verzoek tot verstrekken van een proces-verbaal van de rechter-commissaris

Onder 68e heeft de verdediging verzocht om verstrekking van een proces-verbaal van de rechter-commissaris waarbij toestemming is gegeven voor het gebruikmaken van de SkyECC-data in de onderhavige zaak en waarin verslag wordt gedaan van de zoekslag.
De rechtbank overweegt het volgende. Het ‘proces-verbaal ter beschikking stellen Argus data’ van 24 oktober 2023 vermeldt dat de rechter-commissaris op 1 juni 2021 (aanvullende) toestemming heeft verleend voor onderzoek naar de via SkyECC gevoerde communicatie van het SKY-ID 89F142 en van hun contacten met anderen (kader A/B) in het onderhavige onderzoek. In dat proces-verbaal is ook neergelegd welke bevindingen daartoe hebben geleid. Onvoldoende aangevoerd is door de verdediging om welke redenen er met betrekking tot die toestemming meer informatie nodig zou zijn, zodat het verzoek wordt afgewezen.
7. Verzoeken tot verstrekken van (ruwe) SkyECC-data
De verdediging heeft onder 68d, 68f en 70 verzocht kennis te nemen van grote hoeveelheden (ruwe) data. Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank deze onderzoekswensen moet afwijzen.
De rechtbank stelt voorop dat de officier van justitie heeft aangegeven dat de verdediging reeds sinds 3 december 2024 toegang heeft tot de chatberichten en de bijbehorende metadata van het Sky-account dat wordt toegeschreven aan de verdachte. De inhoud van deze berichten is volgens de officier van justitie gelijk aan de inhoud van de gegevens in het JSON-bestand. Daarbij heeft de officier van justitie aangegeven dat voor de ruwe PCAP-data en de JSON-bestanden met de ruwe IP-data geldt dat deze niet gecontroleerd kunnen worden door de verdediging, omdat deze gegevens merendeels zijn versleuteld en ook overigens lastig zijn te lezen en bovendien niet individualiseerbaar zijn. Dit gebrek wordt volgens de officier van justitie gecompenseerd door het NFI rapport van 22 juni 2022, opgenomen in de derde Argusbundel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak tot het voegen van de verzochte stukken niet is gebleken. Onderzoekswens 68d wordt afgewezen.
De rechtbank begrijpt onderzoekswensen onder 68f en 70 aldus dat de verdediging de beschikking wil krijgen over de primaire dataset van alle SkyECC-berichten en de mogelijkheid wil hebben om die set met behulp van Chat-X te doorzoeken. De rechtbank wijst deze verzoeken af, nu de noodzaak van het verzochte onderzoek niet is gebleken. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdediging reeds de beschikking heeft over de secundaire dataset van het aan de verdachte toegeschreven Sky-account in de onderhavige zaak en aldus in staat moet worden geacht om eventueel ontlastende informatie die ziet op het aan de verdachte toegeschreven account te presenteren. Gelet hierop worden ook de onderzoekswensen onder 68f en 70 afgewezen.

8.Processen-verbaal van identificatie van gebruikers tegenaccounts

De verdediging heeft onder 68g verzocht om een proces-verbaal van identificatie van alle Sky-accounts die in onderhavige zaak voorkomen. Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze onderzoekswens moet worden afgewezen.
De rechtbank constateert dat de verdediging niet heeft onderbouwd waarom het nodig is de processen-verbaal van identificatie van alle Sky-accounts die voorkomen in het onderzoek Keilira te verstrekken. Gelet hierop wordt dit verzoek afgewezen.

9.Onderzoekswensen met betrekking tot onderzoek Coffee

De verdediging heeft onder 69a en 69b verzocht om een antwoord op de vraag of de verdachte geïdentificeerd is in onderzoek Coffee en om het verstrekken van alle stukken betreffende de verdachte uit dat onderzoek. Het openbaar ministerie heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dat onderzoek Coffee geen rol speelt ten aanzien van de verdachte en dat dit blijkt uit het proces-verbaal van identificatie, opgenomen in het procesdossier.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen noodzaak om de stukken van onderzoek Coffee toe te voegen aan het dossier. Onderzoekswensen 69a en 69b worden daarom afgewezen.

10.Onderzoekswens met betrekking tot geheimhouderscorrespondentie

De verdediging heeft verzocht om een proces-verbaal waarin wordt beschreven hoe is omgegaan met aangetroffen geheimhouderscorrespondentie. Het openbaar ministerie heeft een proces-verbaal overgelegd van 20 september 2021, dat beschrijft hoe gedurende de SkyECC hack is omgegaan met geheimhouderscorrespondentie. De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het proces-verbaal onvoldoende opheldering geeft over hoe de geheimhouderscorrespondentie onverwijld wordt vernietigd.
De rechtbank constateert dat het verzoek van de raadsman betrekking heeft op het onderzoek naar SkyECC en niet op het onderzoek naar de verdachte. In het dossier in het onderzoek naar de verdachte is dergelijke correspondentie niet opgenomen. Niet naar voren is gebracht dat ten aanzien van de verdachte anderszins geheimhouderscorrespondentie ten onrechte is gelezen en/of bewaard. Gelet daarop is onvoldoende onderbouwd wat de noodzaak van toevoeging van de verzochte stukken is voor de door de verdediging te voeren verweren in de onderhavige zaak. De rechtbank zal de onderzoekswens zoals geformuleerd onder 71 daarom afwijzen.

11.Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie

De raadsman heeft de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het geval zij meegaat met het standpunt van het openbaar ministerie dat vanwege de samenwerking in JIT verband de EOB richtlijn (Richtlijn 2014/41/EU van 3 april 2014) niet van toepassing is. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar het arrest van het Hof van 30 april 2024 in de zaak M.N. (C-670/22, ECLI:EU:2024:372) en vier vragen voorgesteld die zien op de uitleg van artikel 31 van de EOB richtlijn. Het openbaar ministerie acht een prejudiciële verwijzing niet nodig.
De rechtbank overweegt dat zij een verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig moet maken, zodra duidelijk is dat zij een dergelijke prejudiciële verwijzing nodig heeft om een vonnis te kunnen vellen en zij de wettelijke en feitelijke context van de zaak en de daarmee gepaard gaande juridische kwesties voldoende gedetailleerd kan beschrijven. In dat wat de verdediging naar voren heeft gebracht, en ook overigens, ziet de rechtbank thans geen noodzaak voor een prejudiciële verwijzing. Zij wijst dus ook dit verzoek af.

12.De voorlopige hechtenis van de verdachte

De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen, vanwege de persoonlijke belangen van de verdachte. Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen.
De rechtbank ziet ernstige bezwaren voor de feiten op de gewijzigde tenlastelegging en acht de recidivegrond en de vluchtgevaargrond nog onverkort aan de orde. Er is niet langer sprake van verdenking van een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De verdachte onttrekt zich sinds 27 november 2024 aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte voor zijn gezin moet zorgen in verband met zijn zwaar autistische zoon en de gezondheid van zijn echtgenote. Niet aannemelijk is dat de verdachte op dit moment de zorg heeft voor zijn kind en echtgenote, aangezien zijn vrouw op 21 januari 2025 aan de politie heeft verteld hem al geruime tijd niet te hebben gezien. Dat een schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen vanwege die zorg, is dan ook onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de verdediging is aangedragen ter onderbouwing van het schorsingsverzoek op dit moment niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid.

13.Beslissingen van de rechtbank

De rechtbank:
voegt de (geanonimiseerde) schriftelijke onderzoekswensen en de stukken S1, S2, S3, S4, S11, S13, S17, S18, S21, S22 (inclusief vertaling), S23, S24, S28, A2, A7, A10 en B2 toe aan het dossier;
wijst het verzoek tot toevoeging van de overige stukken af;
wijst de onderzoekswensen af;
is van oordeel dat de geschokte rechtsorde niet langer van toepassing is als grondslag van de voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af;
schorst het onderzoek op de zitting, in het belang daarvan, voor onbepaalde tijd;
beveelt de oproeping van de verdachte en de onmiddellijke kennisgeving daarvan aan zijn raadsman tegen de datum en tijd waarop het onderzoek op de zitting wordt hervat.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld. De griffier is buiten staat dit proces-verbaal te ondertekenen.