In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van bewind. Het verzoek is ingediend door de verzoeker, die onder bewind stond vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand. De bewindvoerder, Aangenaam Els B.V. t.h.o.d.n Aangenaam Bewind, heeft aangegeven dat zij bedreigd is door de verzoeker, wat heeft geleid tot de vraag of het bewind nog voortgezet kan worden. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij zijn geldzaken weer zelf wil regelen, omdat hij vindt dat het goed met hem gaat en hij geen extra geld heeft gevraagd. De bewindvoerder heeft echter gesteld dat de verzoeker zich niet aan afspraken heeft gehouden en dat zijn recht op bijzondere bijstand is ingetrokken, waardoor er geen financiële middelen zijn voor een nieuwe bewindvoerder.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2025 heeft de bewindvoerder haar eerdere verzet tegen de opheffing van het bewind ingetrokken, omdat zij door de dreigementen van de verzoeker niet langer als bewindvoerder wil optreden. De verzoeker heeft ontkend te hebben gedreigd, maar erkent dat hij misschien niet altijd vriendelijk is geweest. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat hij geen reden ziet om te twijfelen aan de stelling van de bewindvoerder over de bedreigingen en dat de intrekking van de bijzondere bijstand de voortzetting van het bewind niet zinvol maakt. Daarom heeft de kantonrechter besloten het bewind op te heffen, met ingang van twee weken na de uitspraak, en heeft hij de beloning voor de bewindvoerder vastgesteld op € 248,00 exclusief btw.