Uitspraak
[belanghebbende],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de nalatenschap van mevrouw [erflaatster], die op 5 augustus 2021 is overleden. De verzoeker, [verzoeker], heeft verzocht om ontslag van [verweerder] als executeur van de nalatenschap. De verzoeker stelt dat er gewichtige redenen zijn voor dit ontslag, waaronder het niet voldoen aan informatieverplichtingen door de executeur en een onvolledige boedelbeschrijving die pas twee jaar na het overlijden is opgesteld. De verzoeker heeft ook ernstige twijfels geuit over de integriteit van de executeur, die volgens hem niet transparant is over de nalatenschap.
De verweerder, [verweerder], heeft zich aanvankelijk verzet tegen het verzoek en betoogd dat hij wel degelijk aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Hij heeft contact gehad met de erfgenamen en stelt dat de boedelbeschrijving correct is. Tijdens de zitting op 27 maart 2025 heeft de kantonrechter beide partijen gehoord en is er een document van de verzoeker ontvangen. Uiteindelijk heeft [verweerder] op de zitting aangegeven zich niet langer te verzetten tegen zijn ontslag als executeur.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] om [verweerder] te ontslaan als executeur toewijsbaar is. Tevens is [verweerder] veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen aan de nieuwe beheerders van de nalatenschap, zoals voorgeschreven in artikel 4:151 van het Burgerlijk Wetboek. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf, gezien de familierechtelijke relatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.