Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen
Hollandia Archeologen B.V., uit Zaandijk, eiseres
Inleiding
Standpunten van partijen3. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte (artikel 2 van) de Regeling heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift (hierna: avv) waartegen geen bezwaar en beroep mogelijk is. Daarnaast heeft eiseres (samengevat) aangevoerd dat daarin ten onrechte een aantal genoemde protocollen van toepassing zijn verklaard.
Artikel 2 van de Regeling concretiseert naar certificaathouders die archeologische opgravingen verrichten. In de Memorie van Toelichting bij artikel 5.5 van de Erfgoedwet wordt duidelijk dat de wetgever het toepassingsbereik van een bestaand avv, namelijk het professioneel verrichten van opgravingen, wil concretiseren door een norm aan te wijzen die door het werkveld zelf is uitgewerkt. Dat houdt in dat in de praktijk de norm wordt geconcretiseerd met betrekking tot persoon, tijd, object, plaats en ruimte. Deze concretisering houdt bijvoorbeeld in wie bepaalde handelingen op een archeologische opgraving mag doen, hoe archeologische vondsten en monsters bewaard en geconserveerd moeten worden, waar specifieke protocollen van toepassing zijn: water-, of landbodems, en waaraan rapporten moeten voldoen, aldus nog steeds eiseres.
De bewoording ‘in elk geval’ betekent een niet limitatieve opsomming. Uit de Memorie van Toelichting bij de Erfgoedwet volgt dat bij lagere regelgeving zal worden uitgewerkt wat onder “het op professionele wijze verrichten van een opgraving” in ieder geval verstaan moet worden. De uitwerking van de norm dient van de beroepsgroep te komen om daar draagvlak en verantwoordelijkheid neer te leggen. Via vaststelling van de door het veld uitgewerkte normen verricht verweerder een controle daarop. Het is aan de opsteller van de richtlijn (de beroepsgroep) om de reikwijdte van de richtlijn te bepalen. Verweerder kan deze richtlijn vervolgens vaststellen, zolang wordt voldaan aan de minimale vereisten uit artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit.
Beoordeling door de rechtbank
Voor zover nog inhoudelijk is ingegaan op de stellingen van eiseres, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Dat ligt niet aan de rechtbank voor.
Juridisch kader
Ook heeft de Afdeling eerder geoordeeld [3] dat, als een regeling zelfstandige rechtsnormen bevat, er sprake is van een besluit houdende algemeen verbindende voorschriften. Voor zover onderdelen van de regeling geen zelfstandige normstelling inhouden, delen zij het normstellend karakter van voornoemde bepalingen.
Is sprake van een cbas?
In de Regeling is, naast artikel 2, sprake van aanvraagvereisten voor een ontheffing onderwaterarcheologie (artikel 3), voorschriften voor een ontheffing (artikel 4), weigeringsgronden voor een ontheffing (artikel 5), gronden voor wijziging van de ontheffing (artikel 6) en gronden voor intrekking (artikel 7).
In de Erfgoedwet zijn in de artikelen 5.3. en volgende voorwaarden opgenomen met betrekking tot het verstrekken van een certificaat, welke certificering benodigd is voor het verrichten van (archeologische) opgravingen. Met de Regeling wordt invulling gegeven aan artikel 5.5. van de Erfgoedwet, namelijk voor het stellen van ‘nadere regels rond de certificering’. Uit de onder r.o. 12 genoemde artikelen volgt dat de Regeling zelfstandige normstelling bevat. De bepalingen kunnen, gelet op het formele verknooptheidcriterium, naar het oordeel van de rechtbank niet los van elkaar gezien worden. Dit criterium houdt in dat iedere in een avv opgenomen concretisering van het toepassingsbereik van een norm van het avv, zelf ook als een avv wordt aangemerkt, ook in het geval dat die concretisering een zelfstandige normstelling mist, op de grond dat de concretisering in dit geval deelt in het karakter van de regeling als geheel.
De rechtbank overweegt verder dat artikel 2 van de Regeling een manier van handelen omvat (zoals ‘kwaliteitsnormen’), waarnaar een categorie van personen zich kan en moet richten. Dat betekent dat artikel 2 tevens normering bevat. De in artikel 2 van de Regeling besloten liggende normen vormen een toetsingsmaatstaf voor archeologische opgravingen en heeft daarmee een algemeen karakter. Verder kan worden vastgesteld dat de Regeling ziet op alle certificaathouders, ook toekomstige, alsook op toekomstige opgravingen. De Regeling leent zich voor herhaalde toepassing zonder verdere normering. Ook daarin kan steun gevonden worden voor het oordeel dat geen sprake is van een cbas, maar een avv.