ECLI:NL:RBNHO:2025:4215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
11502916 \ AO VERZ 25-7
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding en inzage camerabeelden na beëindiging uitzendovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de verwerende partijen Koninklijke Vezet B.V. en Tempo-Team Uitzenden B.V. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had verzocht om schadevergoeding en inzage in camerabeelden na zijn ontslag. De kantonrechter oordeelde dat het voor rekening en risico van de verzoeker blijft dat hij de verkeerde zittingsdatum in zijn agenda heeft genoteerd, waardoor hij niet op de zitting is verschenen. Hierdoor werd geen nieuwe zitting gepland en werden stukken die na de zitting waren ingediend niet in de beoordeling betrokken.

De kantonrechter concludeerde verder dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door de verwerende partijen. De verzoeker had geen recht op schadevergoeding, omdat de beëindiging van de uitzendovereenkomst rechtmatig was. De kantonrechter heeft de rechtsgronden ambtshalve aangevuld, maar ook dan was er geen reden om de verzoeker een vergoeding toe te kennen. De verzoeker had niet gereageerd op de standpunten van de verwerende partijen, wat leidde tot de conclusie dat deze standpunten voor juist werden gehouden. De kantonrechter wees alle verzoeken van de verzoeker af en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: 11502916 \ AO VERZ 25-7 (SJ)
Beschikking van 9 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
tegen

1.KONINKLIJKE VEZET B.V.,

te Warmenhuizen,
gemachtigde: mr. B.M. Dijkstra,
2.
TEMPO-TEAM UITZENDEN B.V.,
te Alkmaar,
gemachtigde: mr. J.M. Caro,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: Vezet en Tempo-Team.
De zaak in het kort
De kantonrechter oordeelt dat het voor rekening en risico van verzoeker blijft dat hij de verkeerde zittingsdatum in zijn agenda heeft gezet en daarom niet op de zitting is verschenen. Er komt dus geen nieuwe zitting en de stukken van verzoeker die na de zitting zijn ontvangen worden niet bij de beoordeling betrokken.
Verder oordeelt de kantonrechter dat geen sprake is van onrechtmatig handelen door verweerders. Er is dan ook geen grond om verzoeker een schadevergoeding toe te kennen. De kantonrechter heeft de rechtsgronden ambtshalve aangevuld, maar ook dan is er geen reden om verzoeker een vergoeding toe te kennen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 januari 2025, die als verzoekschrift is aangemerkt;
- de brief van 22 januari 2025 met stukken;
- het aanvullend verzoekschrift van 27 januari 2025 met stukken;
- de brief van 14 februari 2025 met stukken;
- de e-mail van 3 maart 2025 met stukken, waaronder spreekaantekeningen;
- de verweerschriften;
- de brief van 10 maart 2025 met stukken;
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden. [verzoeker] is, zonder afbericht, niet op de zitting verschenen.
1.2.
Vervolgens is de beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Vezet is een productiebedrijf dat salades en koelverse maaltijden produceert. Vanwege de sterk fluctuerende vraag naar producten werken er veel uitzendkrachten bij Vezet. Dit wordt in-house geregeld door uitzendbureau Tempo-Team via het Employment Center Vezet (ECV).
2.2.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1997, is sinds 5 augustus 2024 in dienst bij Tempo-Team op basis van een uitzendovereenkomst, telkens voor de duur van vier weken. De laatste uitzendovereenkomst met een looptijd van 4 november 2024 tot 1 december 2024 is op 3 november 2024 per e-mail aan [verzoeker] bevestigd.
2.3.
Vanaf 11 oktober 2024 was [verzoeker] op basis van de uitzendovereenkomst werkzaam als productiemedewerker en werd hij tewerkgesteld bij Vezet.
2.4.
Op 28 november 2024 heeft [chef productie] (hierna: [chef productie] ), chef productie bij Vezet, aan [verzoeker] meegedeeld dat Vezet hem niet langer zou inlenen.
2.5.
In een e-mail van 1 december 2024 heeft Tempo-Team aan [verzoeker] geschreven dat zijn werkzaamheden bij Vezet per 1 december 2024 ophouden en dat zij twee nieuwe vacatures voor hem heeft.
2.6.
In een afzonderlijke e-mail van 2 december 2024 heeft [verzoeker] bij Vezet en Tempo-Team bezwaar gemaakt tegen zijn ontslag en van beide een schadevergoeding van € 1.000.000 geëist.
2.7.
In een e-mail van 4 december 2024 heeft Tempo-Team aan [verzoeker] geschreven dat een uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt op verzoek van de opdrachtgever, die de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen en dat Vezet ervoor heeft gekozen de opdracht op basis waarvan [verzoeker] werkzaam is, te beëindigen.
2.8.
In een e-mail van 19 december 2024 heeft Tempo-Team aan [verzoeker] geschreven dat er geen sprake is van ontslag en uitgelegd dat de uitzendovereenkomst is geëindigd omdat de opdrachtgever de opdracht op basis waarvan [verzoeker] heeft gewerkt, heeft beëindigd nadat [verzoeker] , ondanks meerdere waarschuwingen, weigerde een bedrijfsvoorschrift na te leven. Verder staat in deze brief dat er geen sprake is van discriminatie, racistische praktijken of ‘systematische degradatie’ en dat er voor Tempo-Team geen aanleiding is voor een nader onderzoek te doen of enige compensatie te bieden.
2.9.
In een e-mail van 19 december 2024 heeft Vezet aan [verzoeker] geschreven dat Tempo-Team de klachtenprocedure heeft opgestart, dat een gesprek met [verzoeker] en de betrokkenen is gevoerd in combinatie met het bekijken van het beschikbaar beeldmateriaal en dat daaruit is geconcludeerd dat bij het beëindigen van de uitzendovereenkomst rechtmatig is gehandeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, onder meer, om Vezet te verplichten om de camerabeelden van het incident van 28 november 2024 over te leggen. Verder verzoekt hij om Vezet en Tempo-Team ieder afzonderlijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 300.000,- wegens – samengevat – onrechtmatig handelen door het onrechtmatig ontslag, discriminatie, schending van zijn privacy en een onmenselijke behandeling. Hierdoor heeft hij psychische, professionele en inkomensschade.
3.2.
Vezet en Tempo-Team voeren (ieder afzonderlijk) verweer en stellen dat de verzoeken van [verzoeker] moet worden afgewezen. Volgens Vezet en Tempo-Team is er geen sprake van een onrechtmatig ontslag, discriminatie, een ongelijke of onmenselijke behandeling en/of schending van de privacy, zodat er ook geen aanspraak is op schadevergoeding.
3.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna – voor zover nodig voor de beoordeling van de zaak – verder worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker] is zonder afbericht niet op de zitting van 12 maart 2025 verschenen. In een e-mail van 13 maart 2025 aan de griffie van deze rechtbank heeft [verzoeker] zijn excuses aangeboden en geschreven dat hij in zijn agenda een verkeerde zittingsdatum heeft genoteerd. In deze e-mail heeft hij gevraagd naar de mogelijkheid om een nieuwe zitting te houden. Op 14, 17 en 20 maart 2025 heeft [verzoeker] nadere verzoeken ingediend en stukken overgelegd.
4.2.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om een nieuwe zitting te houden en overweegt als volgt. In de brief van 6 februari 2025 is [verzoeker] meegedeeld dat de zitting zal plaatsvinden op – in vetgedrukte letters – woensdag 12 maart 2025. En in de brief van 19 februari 2025 is [verzoeker] nogmaals op deze zittingsdatum gewezen. Daarmee is [verzoeker] voldoende op de hoogte gesteld van de zittingsdatum. Dat hij de verkeerde datum in zijn agenda heeft genoteerd, blijft daarom voor zijn rekening en risico. Er komt dus geen nieuwe zitting. Verder overweegt de kantonrechter dat stukken en verzoeken die na de zitting zijn ontvangen, in beginsel niet bij de beoordeling worden betrokken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de kantonrechter geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. De kantonrechter zal hierna dan ook op de verzoeken van [verzoeker] beslissen, zonder rekening te houden met de stukken en verzoeken die na de zitting zijn ontvangen.
4.3.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat hij op 28 november 2024 tijdens zijn werkzaamheden bij Vezet fysiek is aangevallen door [chef productie] . Volgens [verzoeker] greep [chef productie] hem zonder reden vast en dreigde hij met ontslag. Verder stelt [verzoeker] dat hij na zijn bezwaar tegen het gedrag van [chef productie] direct werd ontslagen zonder enige schriftelijke uitleg of eerlijke hoorzitting, dat hem op 29 november 2024 zonder enige uitleg de toegang tot het werk werd geweigerd en dat hij twee uur lang in de kou werd buitengesloten totdat een medewerker van Tempo-Team hem formeel informeerde dat het ontslag definitief was. [verzoeker] wil de camerabeelden van het incident van 28 november 2024 ter ondersteuning van zijn standpunt.
4.4.
Vezet en Tempo-Team hebben gemotiveerd betwist dat er sprake is van aanraking van [verzoeker] door [chef productie] , van intimidatie, discriminatie en/of een onmenselijke behandeling en dat dit uit de camerabeelden blijkt. [verzoeker] is in de gelegenheid gesteld om deze camerabeelden te bekijken, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Om privacy redenen wil Vezet geen kopie van de camerabeelden aan [verzoeker] verstrekken. Verder voeren Vezet en Tempo-Team aan dat geen sprake is van een onrechtmatig ontslag maar van een van rechtswege beëindiging van de uitzendovereenkomst door het beëindigen van de opdracht door Vezet. De opdracht is beëindigd omdat [verzoeker] de bedrijfsregels heeft overtreden door koffie mee te nemen naar de rookruimte en hij, nadat hij hierop was aangesproken, weigerde om uit de rookruimte te gaan. Volgens Vezet en Tempo-Team kan dit niet als een onredelijke grond voor beëindiging van de opdracht worden beschouwd.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoeker] terecht gesteld dat hij recht heeft op inzage van de camerabeelden. De kantonrechter wijst hierbij op artikel 194 (nieuw) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) [1] . Verder is de kantonrechter van oordeel dat Vezet, als eigenaar van de camerabeelden, hieraan heeft voldaan door [verzoeker] tot twee maal toe in de gelegenheid te stellen om de camerabeelden bij haar op de vestiging te bekijken en door het vertonen van de camerabeelden op de zitting. Dat [verzoeker] van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, blijft voor zijn rekening en risico. In zijn reactie op de eerste uitnodiging om de camerabeelden te bekijken, heeft [verzoeker] namelijk laten weten ‘niet geïnteresseerd te zijn in een ontmoeting’. In zijn reactie op de tweede uitnodiging heeft [verzoeker] de eis gesteld dat twee journalisten hierbij aanwezig zijn. De kantonrechter is van oordeel dat Vezet deze eis terecht heeft kunnen afwijzen.
Dat [verzoeker] niet op de zitting is verschenen en de camerabeelden dus niet heeft kunnen bekijken, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor al is overwogen is [verzoeker] voldoende op de hoogte gesteld van de zittingsdatum en komt het niet verschijnen voor zijn rekening en risico. Daarbij heeft Vezet in haar verweerschrift en in de begeleidende brief aangekondigd dat zij de camerabeelden op de zitting wilde vertonen. [verzoeker] wist dus dat deze mogelijkheid bestond.
4.6.
Door het niet verschijnen op de zitting heeft [verzoeker] onvoldoende gereageerd op de standpunten van Vezet en Tempo-Team en heeft hij de vragen van de kantonrechter niet kunnen beantwoorden. Aan het niet verschijnen op de zitting kan de kantonrechter op grond van artikel 88 lid 2 Rv de gevolgen verbinden die hem geraden voorkomen. De kantonrechter verbindt hieraan in dit geval het gevolg dat de standpunten van Vezet en Tempo-Team voor juist worden gehouden. Overigens ondersteunen de camerabeelden deze standpunten. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat er geen sprake is van aanraking van [verzoeker] , van intimidatie, discriminatie en/of onmenselijke behandeling of anderszins onrechtmatig handelen door Tempo-Team en Vezet. Dit betekent dat er ook geen grond is om [verzoeker] een schadevergoeding toe te kennen. Zijn verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De kantonrechter heeft ambtshalve de rechtsgronden aangevuld en het verzoek van [verzoeker] ook opgevat als een verzoek om toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 8 van de Algemene wet gelijke behandeling. Op die grond is er geen reden om verzoeker een vergoeding toe te kennen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt immers dat geen sprake is van een verboden onderscheid.
4.8.
Verder is er geen sprake van een onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het gaat in dit geval immers om een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze is van rechtswege geëindigd door de mededeling van Vezet aan Tempo-Team dat de opdracht wordt beëindigd. Op de daarna door Tempo-Team aangeboden vacatures is [verzoeker] niet ingegaan, zodat er ook geen nieuwe uitzendovereenkomst tot stand is gekomen waaraan [verzoeker] enige aanspraak zou kunnen ontlenen. [verzoeker] had geen inkomsten hoeven missen, als hij een van deze vacatures had geaccepteerd.
4.9.
Omdat alle overige verzoeken van [verzoeker] op dezelfde grondslag zijn gebaseerd en deze grondslag niet slaagt, moeten deze verzoeken eveneens worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen in beginsel voor rekening van [verzoeker] , omdat [verzoeker] ongelijk krijgt. Op de zitting hebben Vezet en Tempo-Team verklaard geen aanspraak te maken op een proceskostenveroordeling. De kantonrechter zal daarom bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst alle verzoeken van [verzoeker] af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Voetnoten

1.Per 1 januari 2025 is artikel 843a Rv vervallen en geldt artikel 194 Rv voor zaken die vanaf deze datum worden opgestart.