ECLI:NL:RBNHO:2025:4312

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
15/232017-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen personen door jongeren met gebruik van middelen

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij ernstige geweldsdelicten. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte en zijn medeverdachten op 8 juli 2024 en 17 juli 2024 in Nieuw-Vennep en Hillegom geweld hebben gepleegd tegen twee slachtoffers, met als gevolg ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld. De verdachte was onder invloed van een middel genaamd 'lean' in combinatie met cannabis, wat leidde tot een verminderd beoordelingsvermogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 156 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling in een forensische kliniek. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gedragsstoornis en ADHD. De slachtoffers hebben ernstige fysieke en psychische schade opgelopen door het geweld, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/232017-24
Uitspraakdatum: 18 april 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 24, 25, 27 en 28 maart 2025 en 4 april 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het standpunt van de officier van justitie, [officier van justitie] , dat ertoe strekt dat de rechtbank het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van de telefoon en met uitzondering van het medeplegen en het geweldscomponent, bewezen zal verklaren en de verdachte hiervoor zal veroordelen tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 156 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad), alsmede tot een werkstraf van 150 uur. De officier van justitie heeft verder gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen telefoon aan hem terug te geven;
- hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht, inhoudende dat het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde alsmede het onder 2 ten aanzien van de telefoon en met uitzondering van het medeplegen en het geweldscomponent, ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Verder heeft de raadsman bepleit de verdachte een lagere jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel niet hoger is dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en aan hem niet ook nog een werkstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie geëist. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met diverse strafmatigende omstandigheden, te weten de aard en de ernst van de feiten, de maximale jeugddetentie voor een 15-jarige, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, het beperkte letsel van de slachtoffers, de jonge leeftijd van de verdachte, de proceshouding van de verdachte, de duur en de impact van het voorarrest en de conclusie uit het psychologisch onderzoek dat de feiten verminderd aan de verdachte zijn toe te rekenen.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde partij 1] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft gegooid, en/of
- die [benadeelde partij 1] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt/gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingeklapte long en/of acht, in elk geval een of meer gebroken ribben en/of een breuk in het [linker]schouderblad en/of een breuk in het [linker] oogkasbot en/of een of meerdere scheur/snijwonden] in het gezicht/op het hoofd [welke [een] blijvend ontsierend litteken[s] tengevolge heeft/hebben gehad], heeft toegebracht door
- die [benadeelde partij 1] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam te slaan en/of - één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij 1] te gooien en/of
- die [benadeelde partij 1] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen/schoppen/trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [benadeelde partij 1] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft gegooid en/of
- die [benadeelde partij 1] [ook terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt/gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [benadeelde partij 1] [een of] meermalen [met kracht] met een ijzeren staaf en/of een houten stok en/of een vlaggenmast, in elk geval met een of meer harde/stevige voorwerpen in het gezicht/tegen het hoofd/lichaam te slaan en/of
- één of meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij 1] te gooien en/of
- die [benadeelde partij 1] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen/slaan/stompen;
3.
hij op of omstreeks 08 juli 2024 te Hillegom en/of Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij 2] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen [met kracht]
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- met een helm tegen het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juli 2024 te Hillegom en/of Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde partij 2] [terwijl deze op de grond lag] een of meermalen [met kracht]
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- met een helm tegen het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 08 juli 2024 te Hillegom en/of Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg de Hillegommerdijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 2] , welk geweld bestond uit het een of meermalen [met kracht]
- in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 2] te schoppen/trappen en/of - in het gezicht/in de halsstreek/tegen het hoofd en/of het lichaam van de [benadeelde partij 2] te slaan/stompen en/of
- met een helm tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] te slaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Partiële vrijspraak feit 2Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op enig moment (in het pand) de telefoon van aangever [benadeelde partij 1] heeft gepakt en die niet heeft teruggegeven toen de aangever zijn telefoon wilde terug pakken. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke toe-eigening van die telefoon. Hij heeft de telefoon immers op dat moment buiten de macht van de eigenaar gebracht. Uit de bewijsmiddelen volgt echter niet dat de verdachte de geweldshandelingen jegens de aangever heeft gepleegd met het doel om de diefstal van de telefoon gemakkelijker te maken of dat hij de diefstal tezamen en in vereniging met de medeverdachten heeft gepleegd. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet komen vast te staan dat de schoenen van de aangever zijn gestolen.
Het voorgaande maakt dat de verdachte van voornoemde onderdelen van feit 2 moet worden vrijgesproken.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten, op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van
het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden
opgenomen.
3.3.
Bewijsmotivering feit 1 primair en feit 3 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat de verdachte ten aanzien van beide voornoemde feiten ‘vol’ opzet heeft gehad op de dood van aangevers [benadeelde partij 1] (feit 1) en [benadeelde partij 2] (feit 3). Vraag is of de verdachte daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de aangevers – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Feit 1 primair
Uit het dossier – in het bijzonder de processen-verbaal van uitwerking van de videobeelden – en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte en de vier medeverdachten gezamenlijk fors geweld hebben toegepast tegen de aangever gedurende circa dertien minuten. Zij hebben hem daarbij meermalen met kracht in zijn gezicht, tegen het hoofd en lichaam geslagen en getrapt met geschoeide voeten, en zij hebben hem met harde voorwerpen (zoals een ijzeren staaf) geslagen tegen zijn hoofd en lichaam, ook toen hij op de grond lag, en meerdere zware voorwerpen tegen zijn hoofd en lichaam gegooid (zoals een voedingseenheid). Gelet op de duur, de aard en de intensiteit van het gepleegde geweld, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten met hun gedragingen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden. Dit geldt temeer nu uit de beelden is gebleken dat de ernst en de gevolgen van het geweld de verdachten kennelijk niet zijn ontgaan en zij de geweldshandelingen desondanks zijn blijven voortzetten. Zo heeft één van de verdachten gedurende het geweld in het pand, toen de aangever een flink bloedende wond op zijn hoofd had, geroepen: “Kijk naar zijn kop. Beter laten we hem nu.” en even later: “Kijk naar z’n kop. Dit gaat te ver.” Vervolgens heeft een verdachte geroepen: “Hij gaat hier dood. Hij gaat ‘m dood maken.” Op de beelden is ook duidelijk te zien dat niet alleen het geweld in ernst toeneemt, maar ook het letsel van de aangever. Daarbij komt de verklaring van een getuige dat tijdens het geweld buiten op straat is geroepen: “We gaan jou doodmaken.”
De rechtbank acht het dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachten het voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van de aangever en zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot doodslag.
Feit 3 primair
Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte samen met anderen geweld heeft toegepast tegen aangever [benadeelde partij 2] , door hem verschillende keren tegen het hoofd, in de halsstreek en tegen het lichaam te schoppen en te stompen terwijl de aangever op de grond lag. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels brengt het meerdere malen met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd schoppen een aanmerkelijke kans op de dood met zich mee. Uit de aard van de geweldshandelingen van de verdachte en de medeverdachten volgt, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, dat zij deze aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever en zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, zoals ten laste gelegd onder 3 primair.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door de verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde partij 1] meermalen met kracht met een ijzeren staaf en een houten stok en/of een vlaggenmast, tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en
- meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft gegooid en
- die [benadeelde partij 1] , ook terwijl deze op de grond lag, meermalen in het gezicht, tegen het hoofd en het lichaam heeft getrapt en geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 17 juli 2024 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, een telefoon, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. primair
hij op 8 juli 2024 te Hillegom, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door de verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij 2] , terwijl deze op de grond lag, meermalen met kracht
- in de halsstreek, tegen het hoofd en het lichaam heeft getrapt en geschopt en
- tegen het hoofd heeft gestompt en
- met een helm tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 8 juli 2024 te Hillegom, gemeente Haarlemmermeer, met anderen op of aan de openbare weg de Hillegommerdijk openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 2] , welk geweld bestond uit het meermalen met kracht
- in de halsstreek, tegen het hoofd en het lichaam van die [benadeelde partij 2] te schoppen en trappen en
- tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te stompen en
- met een helm tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2: diefstal;
de eendaadse samenloop van:
  • feit 3 primair: medeplegen van poging tot doodslag, en
  • feit 4: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
De verdachte en de medeverdachten hebben verklaard dat zij zich niets of slechts flarden kunnen herinneren van het bewezenverklaarde, dat zij zichzelf niet waren en dat zij zich niet bewust waren van hun handelingen, omdat zij onder invloed waren van een middel met de naam lean in combinatie met cannabis.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachten gedurende de avond voorafgaand aan het bewezenverklaarde een middel hebben gebruikt dat zij hadden gekocht onder de naam lean (hierna te noemen: lean), in combinatie met cannabis.
De fles lean die ter plaatse is aangetroffen, is niet onderzocht door de politie omdat het te weinig vloeistof zou bevatten. Daarmee is niet komen vast te staan wat de werkzame stof(fen) was/waren in de desbetreffende lean.
Op verzoek van de verdediging heeft toxicologisch onderzoek in het haar van de verdachten plaatsgevonden. In het rapport ‘Toxicologisch onderzoek in het hoofdhaar van diverse verdachten en aanvullend toxicologisch consult’ van 19 maart 2025 (hierna: het rapport van 19 maart 2025) staat dat er geen geneesmiddelen en/of drugs zijn aangetroffen in de haren van de verdachten. De aanwezigheid van THC was daarbij niet onderzocht. Ook op basis van het toxicologisch onderzoek kan daarom niet worden vastgesteld welke werkzame stof(fen) de lean die de verdachten hadden gedronken bevatte. Blijkens het rapport van 19 maart 2025 sluit deze uitkomst een incidentele blootstelling aan stoffen in de periode waarop het uitgevoerde haaronderzoek betrekking heeft echter niet uit.
De forensisch toxicoloog, [de toxicoloog] (hierna: de toxicoloog), heeft in het rapport van 19 maart 2025, het rapport ‘Toxicologisch consult’ van 1 november 2024 (hierna: het rapport van 1 november 2024) en als deskundige ter zitting vooropgesteld dat het onmogelijk is om een uitspraak te doen over de effecten die door de desbetreffende blootstelling kunnen optreden nu er geen duidelijkheid is verkregen over welke stof(fen) dit mogelijk betreft. Wel heeft hij een algemene toelichting gegeven op het middel lean, de mogelijk werkzame stoffen in dit middel en het effect van die werkzame stoffen.
De toxicoloog heeft onder meer in het rapport van 1 november 2024 toegelicht dat de naam lean oorspronkelijk werd gegeven aan een mengsel van frisdrank met een hoestsiroop die de stoffen codeïne en promethazine bevat. Inmiddels wordt een grote verscheidenheid aan (dempende) stoffen, waaronder (designer) benzodiazepinen, verhandeld onder de naam lean.
Volgens de toxicoloog is er geen wettenschappelijk bewijs voor een relatie tussen het gebruik van codeïne en/of promethazine en agressie. Doorgaans zal lean (ook in hogere doseringen) juist een kalmerende werking hebben. Promethazine is, evenals benzodiazepinen, geregistreerd als kalmerend geneesmiddel voor de therapeutische behandeling van onrust en agitatie. Wel is er zwak wetenschappelijk bewijs voor een matige relatie tussen het gebruik van benzodiazepinen en agressie. In zeldzame gevallen zijn tegengestelde effecten na het gebruik van centraal dempende stoffen beschreven in de wetenschappelijke literatuur, zoals onrust, agitatie en agressie, maar in dergelijke gevallen is het moeilijk om onderscheid te maken tussen het directe effect van de desbetreffende stof en de onderliggende psychische aandoeningen en/of andere vormen van bias.
Daarnaast is agressie geen verwacht effect bij het gebruik van cannabis, zeker indien dit effect niet eerder is opgetreden bij een niet naïeve gebruiker, wat de verdachten – volgens hun eigen verklaringen over eerder cannabisgebruik – waren. Bij gecombineerde blootstelling aan lean en cannabis is mogelijk sprake van een bijkomend versuffend effect ten opzichte van het gebruik van slechts één van beide producten.
Desgevraagd heeft de toxicoloog ter terechtzitting toegelicht dat ontremming evenmin een te verwachten effect is van het gebruik van lean.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de getoonde agressie het gevolg is geweest van de door de verdachten gebruikte middelen, te weten lean in combinatie met cannabis.
De toxicoloog heeft verder in het rapport van 19 maart 2025 toegelicht dat geheugenverlies niet in de wetenschappelijke literatuur is beschreven als bijwerking van codeïne en/of promethazine.
Geheugenverlies is wel een bekende zeldzame bijwerking van benzodiazepinen, waarbij de kans op geheugenverlies toeneemt bij het gebruik van een hogere dosis van het middel. Ter zitting heeft de toxicoloog daaraan toegevoegd dat, indien iemand als gevolg van het gebruik van benzodiazepinen lijdt aan (gefragmenteerd) geheugenverlies, dit niet betekent dat die persoon op het moment dat er sprake was van een werkzame concentratie in het bloed, niet meer in staat was om afwegingen en/of keuzes te maken dan wel zijn gedrag te bepalen of de gevolgen daarvan te overzien. Dergelijk geheugenverlies leidt dan ook niet tot verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om op grond van het middelengebruik aan de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte te twijfelen.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 19 februari 2025, opgesteld door [klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog. Dit psychologisch onderzoeksrapport houdt, onder meer, het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gedragsstoornis met oppositioneel-opstandig karakter en norm overschrijdende kenmerken, alsook kenmerken van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (hierna te noemen: ADHD). Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Aan de ADHD- en de gedragsproblematiek is het middelengebruik van de verdachte verbonden. Het gebruik van middelen kan bijdragen tot een verminderd beoordelend vermogen, waardoor een middel drempelverlagend werkt ten aanzien van het plegen van geweld of strafbare feiten in het algemeen. In de ten laste gelegde feiten komen de kenmerken in het functioneren voortvloeiend uit voornoemde problematiek terug. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte (geheel) uitsluit, is de verdachte wel strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

Inleiding
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere (zeer) ernstige feiten.
Zo heeft de verdachte zich op 8 juli 2024 samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag/openlijk geweld tegen slachtoffer [benadeelde partij 2] . De verdachte kwam met een groep jongeren het slachtoffer tegen op weg naar [restaurant] in [plaats] . Het slachtoffer is toen door een van hen gedwongen om mee te lopen tot onder een brug, waar hij op zijn knieën moest gaan zitten en sorry moest zeggen voor iets dat hij eerder gedaan zou hebben. Het slachtoffer werd hierbij gefilmd. Vervolgens heeft het slachtoffer een harde vuistslag tegen zijn hoofd gekregen, waarna hij in foetushouding op de grond is gaan liggen om zichzelf te beschermen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, werd hij door de verdachte en twee medeverdachten meerdere keren hard tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, met vuisten tegen zijn hoofd geslagen en met een helm op zijn ribben geslagen. Al die tijd werd er nog steeds gefilmd. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij ook tegen zijn luchtpijp is geschopt, waarna hij geen lucht meer kreeg, en dat hij kort buiten bewustzijn is geweest. De verdachten zijn vervolgens weggegaan richting [restaurant] en hebben het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij nog nooit zo bang is geweest en dacht dat hij dood zou gaan. Hij heeft door dit geweld verschillende schaafwonden en bloeduitstortingen op zijn hoofd en lichaam opgelopen. Verder had hij last van duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid en slaapproblemen. Hij heeft daarnaast traumabehandeling gehad vanwege forse traumaklachten als gevolg van het geweld.
De verdachte heeft verklaard dat hij heeft meegedaan aan het geweld tegen het slachtoffer, omdat hij boos op hem was vanwege een incident tussen vrienden van hem (de verdachte) en het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk geroepen voelde om zich hierin te mengen en daarbij fors geweld heeft gebruikt. Overigens is later gebleken dat dit conflict tussen de vrienden van de verdachte en het slachtoffer al (met woorden) was opgelost voorafgaand aan 8 juli 2024. In alle opzichten is daarmee sprake geweest van zinloos, excessief geweld.
De rechtbank heeft bewondering voor de manier waarop het slachtoffer [benadeelde partij 2] zich op zitting in de slachtofferverklaring heeft opgesteld richting de verdachte. Ondanks de impact die het geweld op hem heeft, heeft hij de verdachte kunnen vergeven en gunt hij het de verdachte om niet meer vast te komen zitten, zodat de verdachte aan zijn toekomst kan werken.
Vervolgens heeft de verdachte zich negen dagen later samen met anderen nogmaals schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, ditmaal van slachtoffer [benadeelde partij 1] . De verdachte heeft namelijk samen met vier medeverdachten zonder enige aanleiding langdurig en buitensporig geweld gebruikt tegen het weerloze slachtoffer, met zeer ernstig letsel tot gevolg.
Het slachtoffer lag in de nacht van 16 op 17 juli 2024 te slapen in een verlaten pand in Nieuw-Vennep. Hij werd plotseling wakker van stemmen en zag toen vijf jongens om zijn bed staan. Die jongens, te weten de verdachte en de medeverdachten, waren direct bijdehand en verbaal agressief richting hem, waarbij de verdachte op enig moment de telefoon van het slachtoffer heeft gepakt en weigerde deze terug te geven. Na twee minuten sloeg de verbale agressie plotseling en zonder enige aanleiding om naar fysieke agressie. De verdachten hebben daarbij meerdere (zware) voorwerpen tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer gegooid, zoals een voedingseenheid, houten kisten en armaturen van TL-verlichting. Het slachtoffer werd vervolgens door de verdachten tegen het lichaam en/of hoofd getrapt en met voorwerpen, zoals een ijzeren staaf en houten stok dan wel vlaggenstok geslagen, waarbij de verdachten elkaar aanmoedigden, elkaar voorwerpen aangaven en ook ruimte maakten voor elkaar om het slachtoffer toe te takelen. De verdachte heeft een bijdrage aan dit geweld geleverd door, onder meer, het slachtoffer meerdere keren met een ijzeren staaf te slaan.
De verdachten hebben dit alles ook nog eens gefilmd met twee telefoons. Het slachtoffer deed al die tijd zichtbaar niks, naar hij heeft verklaard: om de jongens niet uit te dagen. Het slachtoffer heeft slechts geprobeerd het geweld zo veel mogelijk af te weren en te overleven. Hij zat in zijn slaapzak in een hoek van het pand en kon geen kant op. Het geweld werd steeds erger, net als het letsel van het slachtoffer. Ook dat is op de beelden duidelijk zichtbaar.
Toen het slachtoffer uiteindelijk wist op te staan en hij op blote voeten naar buiten vluchtte, is het geweld niet gestopt. De verdachten zijn achter hem aangerend met een stalen pijp en een houten stok. Het slachtoffer werd bij zijn vlucht naar buiten op zijn kaak geslagen, in zijn rug getrapt en er werd geroepen “Vloer die man”. Eenmaal buiten hebben de verdachten het slachtoffer onderuit geschopt en hem, terwijl hij op de grond lag, met de stalen pijp en de houten stok geslagen en hem ook getrapt in zijn gezicht en tegen zijn hoofd en lichaam. Daarbij is geroepen “We gaan hem doodmaken”. De verdachte is buiten degene geweest die het slachtoffer samen met medeverdachten hard in het gezicht trapte terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Volgens een getuige duurde dit ongeveer een minuut.
Het geweld tegen het slachtoffer heeft in totaal ruim dertien minuten geduurd. De verdachten waren zich, gelet op hun uitlatingen over het zichtbaar toenemende letsel van het slachtoffer, bewust van de impact van hun geweldshandelingen en wezen daar ook op, maar dat heeft hen er niet van weerhouden om het geweld voort te zetten. Pas toen een getuige naar de verdachten riep, is het geweld gestopt en zijn zij weggerend. Zij hebben het slachtoffer ernstig gewond achtergelaten. Het is dan ook niet aan het handelen van de verdachten te danken dat het niet nog erger is afgelopen.
Het slachtoffer is met een volledig bebloed hoofd op straat aangetroffen en heeft tien dagen op de trauma-afdeling van het ziekenhuis gelegen. Hij heeft door het geweld ernstig fysiek letsel opgelopen. Hij had een klaplong, acht gebroken ribben, een gebroken jukbeen en oogkasbot, een breuk in het schouderblad en meerdere scheurwonden in zijn gezicht en op zijn hoofd die gehecht moesten worden. Zijn hele lichaam was bont en blauw. Van het meeste fysieke letsel is het slachtoffer goed hersteld, maar nog niet volledig. Ook heeft hij littekens in zijn gezicht en op zijn been overgehouden. Daarnaast heeft het slachtoffer nog altijd last van de psychische gevolgen van het tegen hem gepleegde geweld. Het geweld heeft zowel op hemzelf als op zijn gezin met opgroeiende kinderen een grote impact. Het slachtoffer is nog steeds onder behandeling en ook zijn gezinsleden volgen therapie. Uit de slachtofferverklaring blijkt verder dat het slachtoffer een aantal maanden niet heeft kunnen werken en hulpbehoevend was. Ook durfde het gezin een tijd lang ’s avonds niet naar buiten uit angst de daders tegen te komen. De zoon van het slachtoffer heeft zich een week ziek moeten melden van werk en zijn dochter durft ’s avonds nog altijd niet alleen thuis te komen.
De rechtbank heeft bewondering voor de manier waarop het slachtoffer en zijn echtgenote zich tijdens de zittingsdagen en in de slachtofferverklaring hebben opgesteld richting de verdachten. Zij hebben met hun houding een opening geboden aan de verdachten. De verdachten hebben die kans gegrepen. Zij hebben alle vijf ter zitting en daar buiten hun oprechte excuses aangeboden aan het slachtoffer en zijn echtgenote. Voorts hebben alle vijf de verdachten voorafgaand en gedurende de zittingsdagen de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer, alsook de aanvulling daarop, geheel erkend en betaald. De rechtbank heeft oog voor de verantwoordelijkheid die de verdachten hiermee hebben genomen voor hun daden.
Dat de verdachte heeft verklaard zich niets of slechts delen van de gebeurtenissen te herinneren, weegt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor omtrent het middelengebruik en de nadien getoonde verantwoordelijkheid is overwogen, niet in zijn nadeel mee.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het ook onder 5 genoemde Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 19 februari 2025, opgesteld door [klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 18 maart 2025 van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat, zoals hierboven beschreven onder 5., de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de straf rekening mee houden. Uit het psychologisch onderzoek blijkt voorts dat de kenmerken van de ADHD-problematiek de verdachte tot een kwetsbare jongen maken. Deze problematiek is bij de verdachte mogelijk onvoldoende onderkend en behandeld, waardoor hij eerder dan anders het geval zou zijn in de problemen raakte. De klinisch psycholoog adviseert tot een behandeling binnen de forensische zorg (De Waag), gericht op gedrags- en emotieregulatie, het leren van coping vaardigheden en het omgaan met middelen. Deze behandeling kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke detentie.
De Raad onderschrijft de uitkomsten van het psychologisch onderzoek. De Raad heeft geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte een behandeling bij een forensische kliniek, zoals De Waag, volgt en een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs, stage en/of werk, gelet op het volgende. Het risico op toekomstig geweld wordt als matig ingeschat en het totaal dynamisch risicoprofiel wordt ingeschat als heel laag. Ten tijde van de verdenkingen waren er zorgen over schoolverzuim en middelengebruik, maar die zijn er nu vrijwel niet meer. De positieve ontwikkeling die de verdachte doormaakt is echter nog pril. Daar komt bij dat de beschermende factoren die gezien worden ook aanwezig waren ten tijde van de verdenkingen en dat de verdachte desondanks in korte tijd meermaals in beeld is gekomen voor ernstige feiten. Verder is het gebrek aan zelfregulatie een zorg en zijn bij de verdachte (kenmerken van) stoornissen vastgesteld. De Raad onderschrijft dan ook het belang van behandeling zoals geadviseerd door de psycholoog en vindt dat er daarnaast ook aandacht moet zijn voor het maken van keuzes in ingewikkelde sociale situaties. Verder is het van belang dat de verdachte zich inzet voor het hebben van een zinvolle en gestructureerde dagbesteding. Vanwege de lage kans op herhaling, vindt de Raad dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet passend.
De Raad heeft zijn advies ter zitting als volgt aangevuld en nader toegelicht. Het is raadzaam de avondklok (die geldt in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis) niet meteen op te heffen, maar onder regie van de jeugdreclassering binnen drie maanden af te bouwen en dit als aanvullende bijzondere voorwaarde op te leggen. De Raad vindt het van belang dat de coach, die de ouders al voor de verdachte hadden ingezet, betrokken blijft. De begeleiding van de coach is gericht op praktische zaken zoals onderwijs, stage en werk, maar hij helpt als psycholoog de verdachte ook mentaal. Omdat het niet duidelijk is of de verdachte hier over een paar maanden nog steeds voor gemotiveerd is, adviseert de Raad de begeleiding door de coach ook als aanvullende bijzondere voorwaarde op te leggen. Desgevraagd heeft de Raad aangegeven delictbespreking wel belangrijk te vinden, maar daaraan toegevoegd dat het van belang is dat de jeugdreclassering dit in samenspraak met De Waag zal oppakken in verband met eventueel trauma.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting het volgende naar voren gebracht. De verdachte houdt zich aan alle afspraken. Het contact met hem verloopt goed en gaat ook de diepte in. In de periode dat school nog niet geregeld was, heeft de verdachte fulltime bij het bedrijf van zijn vader gewerkt. De jeugdreclassering heeft goed contact met de coach. Zijn begeleiding is helpend voor de verdachte.
Conclusie
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, met name als het gaat om de pogingen tot doodslag, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de verdachte meewerkt aan behandeling bij een forensische kliniek, zoals De Waag, gericht op gedrags- en emotieregulatie, het leren van coping vaardigheden en het omgaan met middelen. Ook vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte onderwijs volgt of een andere vorm van een zinvolle dagbesteding heeft, zoals werk en/of stage. Tot slot vindt de rechtbank het van belang dat de onder de schorsingsvoorwaarden geldende avondklok in een periode van drie maanden wordt afgebouwd, naar inzicht en onder begeleiding van de jeugdreclassering. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de jeugddetentie worden verbonden.
De rechtbank gaat ervan uit dat de begeleiding van de coach in het vrijwillige kader wordt voortgezet, nu deze al door de ouders zelf was ingezet. Verder zal er bij de behandeling veel aandacht zijn voor verdachtes problematiek en ontwikkelpunten. Daarom zal de rechtbank de begeleiding van de coach niet als bijzondere voorwaarde opleggen.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de verdachte naast de (deels voorwaardelijke) jeugddetentie nog een werkstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie geëist, nu dit naar het oordeel van de rechtbank geen pedagogische meerwaarde heeft. Het is van belang dat de verdachte zich richt op zijn behandeling, school, stage en de begeleiding van de jeugdreclassering en de coach (in het vrijwillige kader).

7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon (goednummer [goednummer] ), dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.344,54 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
- AirPods Apple € 258,-;
- reis- en parkeerkosten € 86,54.
De totale gevorderde materiële schade bedraagt € 344,54.
De gestelde immateriële schade bedraagt € 3.000,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen en heeft verzocht tot hoofdelijke toewijzing daarvan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en de behandeling ter terechtzitting. De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen poging doodslag en openlijke geweldpleging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
driehonderd (300) dagen. Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot honderdzesenvijftig (156),
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • zal meewerken aan een behandeling bij een forensische kliniek, zoals De Waag of een soortgelijke instelling, gericht op gedrags- en emotieregulatie, het leren van coping vaardigheden en het omgaan met middelen;
  • een zinvolle dagbesteding zal hebben in de vorm van school en/of stage en/of werk;
  • zich gedurende drie maanden zal houden aan een avondklok, inhoudende dat hij dagelijks tussen 19:00 uur en 07:00 uur thuis zal zijn op het adres [adres] , waarbij slechts met toestemming van de jeugdreclassering incidenteel van de avondklok kan worden afgeweken en waarbij de avondklok binnen drie maanden zal worden afgebouwd naar inzicht en onder begeleiding van de jeugdreclassering.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Diakenhuisweg 19, 2033 AP te Haarlem, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.344,54, bestaande uit € 344,54 voor de materiële en
€ 3.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.344,54, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1 stk GSM (goednummer [goednummer] ).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter,
mr. S. Ok en mr. S.J. Riem, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A. Fröberg en mr. K.D. Warmerdam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2025.