In deze zaak vordert de eiser betaling van een huurachterstand van € 13.600,00 van de gedaagde, die een bedrijfsruimte huurt. De huurovereenkomst is tussentijds beëindigd middels een vaststellingsovereenkomst, waarin is afgesproken dat de borg bij de verhuurder blijft. De gedaagde heeft de huur van de maanden april tot en met juli 2024 niet betaald en beroept zich op verrekening met de borg. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op verrekening niet slaagt, omdat de gedaagde geen recht heeft op teruggave van de borg volgens de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 10 april 2025.