ECLI:NL:RBNHO:2025:4412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
15/092176-24 en 71/122300-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude en diefstal met valse sleutel door verdachte en medeverdachten, gericht op kwetsbare ouderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij bankhelpdeskfraude en diefstallen met een valse sleutel. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op georganiseerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van kwetsbare, vaak oudere slachtoffers, door zich voor te doen als bankmedewerkers en hen te overtuigen hun bankpassen en pincodes af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en diefstal, waarbij hij en zijn medeverdachten aanzienlijke bedragen van de slachtoffers hebben ontfutseld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij materiële schadevergoeding is toegewezen aan enkele slachtoffers, maar immateriële schadevergoeding is afgewezen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen en de onttrekking aan het verkeer van andere voorwerpen bevolen. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/092176-24 en 71/122300-22 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 11 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 en 28 maart 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hoogenraad, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2024 tot en met 6 mei 2024 te Limmen, Rhoon, Woerden, Krommenie, Assendelft en/of Westzaan, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- [benadeelde 1] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [benadeelde 2] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [benadeelde 3] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [benadeelde 4] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [benadeelde 5] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [benadeelde 6] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [benadeelde 7] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- een of meer andere personen tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of telefoons en/of het ter beschikking stellen van een of meer (pin)codes (aangiftes/mutatierapport op pagina: 595, 601. 612, 616, 619, 622, 650, 663, 674, 676 en 677 procesdossier (map III)),
door
- telefonisch contact te zoeken met voornoemde personen,
- zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank met de mededeling dat er bij meerdere personen (in de nabije woonomgeving van voornoemde personen) fraude of oplichting was gepleegd of getracht te plegen en/of de mededeling dat hij/zij was opgelicht of dat er geprobeerd was hem/haar op te lichten en/of de mededeling dat de bankpas van voornoemde personen vervangen diende te worden en/of geblokkeerd was en/of de mededeling dat er problemen waren met bankpassen en/of de mededeling dat er een verdachte transactie had plaatsgevonden op zijn/haar bankrekening en/of de mededeling dat er (misschien) een virus op zijn/haar telefoon stond,
- zijn/haar (pin)codes en/of persoonlijke gegevens te vragen
- aan te geven dat zijn/haar bankpassen en/of pincodes en/of telefoons in een envelop gedaan moesten worden en/of opgehaald moesten worden
- naar de woning van voornoemde personen te gaan, zich voor te doen als koerier van de bank en de bankpassen en/of pincodes en/of telefoons van voornoemde personen op te halen en mee te nemen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2024 tot en met 6 mei 2024 te Limmen, Poortugaal, Woerden, Bodegraven, Krommenie en/of Zaandam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten:
- 1.100 euro aan [benadeelde 1] en/of
- 980 euro aan [benadeelde 2] en/of
- 2.680 euro aan [benadeelde 3] en/of
- 1.664 euro aan [benadeelde 4] en/of
- 750 euro aan [benadeelde 5] en/of
- 550 euro aan [benadeelde 7] en/of
- een of meer andere geldbedragen, van een of meer andere personen (aangiftes op pagina: 595, 601, 619, 622, 650, 663, 674 en 677 procesdossier (map III)),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor zover dat feit ziet op aangevers
 [benadeelde 1],
 [benadeelde 2],
 [benadeelde 3],
 [benadeelde 4],
 [benadeelde 9],
 [benadeelde 10],
 [benadeelde 11],
 [benadeelde 12] en
 [benadeelde 13].
Ten aanzien van de overige aangevers heeft de verdediging zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte enige rol heeft gespeeld bij dit feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feiten 1 en 2 ten aanzien van Van Wonderen
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, voor zover die zien op aangeefster [benadeelde 1], niet worden bewezenverklaard. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de verdachte het telefoonnummer heeft gebruikt waarmee Van Wonderen is gebeld, noch dat de verdachte de persoon is die telefonisch met Van Wonderen heeft gesproken. De rechtbank zal de verdachte in zoverre dan ook vrijspreken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 21 maart 2024 tot en met 6 mei 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- [benadeelde 2] tot de afgifte van bankpassen en
- [benadeelde 3] tot de afgifte van een bankpas en het ter beschikking stellen van een pincode en
- [benadeelde 4] tot de afgifte van een bankpas en
- [benadeelde 5] tot de afgifte van een bankpas en het ter beschikking stellen van een pincode en
- [benadeelde 6] tot de afgifte van een bankpas en
- [benadeelde 7] tot de afgifte van een bankpas en het ter beschikking stellen van een pincode en
- andere personen tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of telefoons en/of het ter beschikking stellen van een of meer (pin)codes (aangiftes/mutatierapport op pagina:
595
([benadeelde 8]),
601 (
[benadeelde 9]),
612
([benadeelde 10]),
616
([benadeelde 11]),
619
([benadeelde 12]),
622
([benadeelde 13]),
650 (
[benadeelde 14]),
663
([benadeelde 15]),
674
([benadeelde 16]),
676 (
[benadeelde 17])en
677
([benadeelde 18])procesdossier (map II)),
door
- telefonisch contact te zoeken met voornoemde personen,
- zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank met de mededeling dat er bij meerdere personen (in de nabije woonomgeving van voornoemde personen) fraude of oplichting was gepleegd of getracht te plegen en/of de mededeling dat er geprobeerd was hem/haar op te lichten en/of de mededeling dat de bankpas van voornoemde personen vervangen diende te worden en/of geblokkeerd was en/of de mededeling dat er een verdachte transactie had plaatsgevonden op zijn/haar bankrekening en/of de mededeling dat er (misschien) een virus op zijn/haar telefoon stond,
- zijn/haar (pin)codes en/of persoonlijke gegevens te vragen
- aan te geven dat zijn/haar bankpassen en/of pincodes en/of telefoons in een envelop gedaan moesten worden en/of opgehaald moesten worden
- naar de woning van voornoemde personen te gaan, zich voor te doen als koerier van de bank en de bankpassen en/of pincodes en/of telefoons van voornoemde personen op te halen en mee te nemen;
2.
hij in de periode van 21 maart 2024 tot en met 6 mei 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, enig goed, dat aan een ander toebehoorde, te weten:
- 980 euro aan [benadeelde 2] en
- 2.680 euro aan [benadeelde 3] en
- 1.664 euro aan [benadeelde 4] en
- 750 euro aan [benadeelde 5] en
- 500 euro aan [benadeelde 7] en
- andere geldbedragen, van een of meer andere personen (aangiftes op pagina:
595
([benadeelde 8]),
601 (
[benadeelde 9]),
619 (
[benadeelde 12]),
622
([benadeelde 13]),
650
([benadeelde 14]),
663
([benadeelde 15]),
674
([benadeelde 16])en
677 (
[benadeelde 18])procesdossier (map II)),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Voor de goede orde merkt de rechtbank hierbij op dat in de tenlastelegging voor de onder feit 1 en feit 2 bedoelde ‘andere personen’ is verwezen naar paginanummers uit map III van het procesdossier. De rechtbank begrijpt dat daar maar map II is bedoeld, de map waarin zich de aangiftes bevinden. De rechtbank heeft dat in de bewezenverklaring verbeterd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1. medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, waarvan tien voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor het geval van bewezenverklaring een strafmaatverweer gevoerd en heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, namelijk elf maanden, en daarnaast een (groot) voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan bankhelpdeskfraude. De verdachte en zijn mededaders hebben zich in telefoongesprekken voorgedaan als een bankmedewerker. Er werd de slachtoffers gezegd dat er fraudeleuze handelingen werden verricht of dreigden te worden verricht met hun bankrekeningen, maar dat, als zij de instructies zouden opvolgen, kon worden voorkomen dat zij veel geld zouden kwijtraken. In werkelijkheid was precies het tegenovergestelde waar, want het waren de verdachte en zijn mededaders die fraudeleuze handelingen pleegden. De slachtoffers werden bewogen onder meer hun pincodes door en/of af te geven en hun pinpassen in een envelop te doen, waarna deze bij hen thuis werden opgehaald. Hiermee werden vervolgens geldbedragen van hun bankrekeningen gepind en/of overgeschreven en aankopen verricht. Op deze buitengewoon brutale, geraffineerde en slinkse wijze werden de slachtoffers hoge geldbedragen ontfutseld, en in sommige gevallen ook een mobiele telefoon. De daders hadden hierbij maar één doel voor ogen: zoveel mogelijk geld buitmaken.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelingen op georganiseerde en professionele wijze op grote schaal misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen van kwetsbare en goedgelovige slachtoffers, die zonder uitzondering op hoge leeftijd waren (veelal tussen de zeventig en negentig jaar oud). Zij hebben daarmee niet alleen financiële schade aangericht, maar ook leed en onzekerheid bij hun slachtoffers veroorzaakt. Door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten is het vertrouwen van de slachtoffers in het bankwezen en het digitale betalingsverkeer ernstig geschaad. Daarnaast heeft dit handelen een sterk negatieve invloed gehad op het vertrouwen dat zij in de medemens hebben, zoals blijkt uit hun verklaringen. Zo durfden de heer [benadeelde 19] en zijn vrouw de deur niet meer open te doen als er werd aangebeld en voelden zij zich angstig in hun eigen huis, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Ook mevrouw [benadeelde 20] beschrijft gevoelens van onrust en angst als er iemand aanbelt of onbekende mensen in het wooncomplex reparaties komen uitvoeren. De verdachte en zijn medeverdachten hebben hiervoor geen enkel oog gehad en de rechtbank neemt hen dat zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 06 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor vergelijkbare feiten veroordeeld is. Wel werd de verdachte eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wegens computervredebreuk. Dat de verdachte in een proeftijd liep ten tijde van het bewezenverklaarde en hem nota bene een voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hing, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 september 2024 van mevrouw [reclasseringswerker], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Daaruit volgt, kort samengevat, dat er een gemiddeld risico op recidive is door de gokproblematiek en het psychosociaal functioneren van de verdachte. De verdachte heeft op zitting aangegeven open te staan voor hulp van de reclassering, en zich te willen richten op een baan in de evenementenbeveiliging.
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor meerderjarigen (voor fraude en diefstal).
Gelet op de ernst van de feiten en het aan de slachtoffers toegebrachte leed, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een deels andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en ziet daarin, gelet ook op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van dertig maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, negen maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank, met het oog op het terugdringen van het recidiverisico, een aantal bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en het meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding. Net zoals de officier van justitie, ziet de rechtbank geen reden om een contactverbod op te leggen.

7.Beslag

7.1
Voorwerpen waarover beslissing genomen dient te worden
In het dossier bevindt zich een beslaglijst van 14 februari 2025. Op de terechtzitting van 14 maart 2025 heeft de officier van justitie medegedeeld dat het strafrechtelijk beslag op de op die lijst onder nummer 17 opgenomen oorbel inmiddels is geëindigd. De rechtbank zal ten aanzien van de oorbel dan ook geen beslagbeslissing nemen.
7.2
Bijkomende straf – verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder 23 en 25 genoemde telefoons, dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
Bij het bepalen van deze bijkomende straf, heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
7.3
Vermogensmaatregel – onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder 27 en 28 vermelde computers, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten of het feit waarvan hij wordt verdacht. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat op de betreffende computers lijsten zijn gevonden met persoonsgegevens van derden (zie procesdossier pagina 612 en 615 van map III).
7.4
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de op de beslaglijst onder 26 vermelde GSM, dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1
Algemene overweging ten aanzien van gevorderde immateriële schadevergoeding
Een aantal benadeelde partijen heeft een vordering ingediend die (mede) ziet op vergoeding van immateriële schade die zou zijn ontstaan door de ten laste gelegde feiten. De rechtbank stelt voorop dat het goed voorstelbaar is dat de slachtoffers, mede gelet hun leeftijd, leed hebben ondervonden door de bewezenverklaarde feiten. Voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding moet degene die zich hierop beroept echter voldoende concrete en objectieve gegevens aanvoeren waaruit blijkt dat psychische schade is ontstaan. De rechtbank vindt dat de ingediende vorderingen onvoldoende concrete en objectieve gegevens bevatten om psychische schade te kunnen vaststellen. De rechtbank zal de vorderingen, voor zover die zien op vergoeding van immateriële schade, daarom niet-ontvankelijk verklaren. De slachtoffers behouden de mogelijkheid om hun vordering voor immateriële schade bij de civiele rechter aan te brengen.
8.2
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 547,21 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 47,21) en immateriële schade (€ 500,00) die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit slaappillen en medicijnen.
Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten voor zover deze zien op [benadeelde 1], zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Hierbij zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
8.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 980,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit van haar bankrekening opgenomen geldbedragen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.4
Vordering benadeelde partij [benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De benadeelde partij heeft bij het te vorderen bedrag een vraagteken ingevuld.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 8.1 is overwogen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. Hierbij zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
8.5
Vordering benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit een van haar bankrekening opgenomen geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.6
Vordering benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 8.1 is overwogen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. Hierbij zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
8.7
Vordering benadeelde partij [benadeelde 13]
De benadeelde partij heeft een schadeopgaveformulier ingediend waarop uitsluitend onder punt 4D staat vermeld dat ABN Amro een bedrag van € 2.000,00 heeft vergoed. Hieruit maakt de rechtbank op dat de benadeelde partij geen schadevergoeding vordert, en de rechtbank zal ten aanzien van deze vordering dan ook geen beslissing nemen.
8.8
Vordering benadeelde partij [benadeelde 14]
De benadeelde partij [benadeelde 14] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.850,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit van zijn bankrekening en creditcard opgenomen geldbedragen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Dat de van de creditcard opgenomen geldbedragen in de aangifte niet zijn vermeld – zoals door de raadsvrouw naar voren gebracht – doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af, nu uit de aangifte volgt dat de creditcard samen met de pinpas aan de persoon aan de deur is meegegeven en de geldopnames met de pinpas en creditcard in een zeer kort tijdsbestek na elkaar zijn gedaan. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.9
Vordering benadeelde partij [benadeelde 21]
Namens de benadeelde partij [benadeelde 21] heeft [gemachtigde] een vordering tot schadevergoeding van € 3.514,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de [benadeelde 21] als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat in de zaak tegen de verdachte uit schadeloosstelling van de volgende personen:
  • [benadeelde 1] à € 1.100,00,
  • [benadeelde 4] à € 1.664,00,
  • [benadeelde 5] à € 750,00.
Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten voor zover deze zien op [benadeelde 1], zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard, voor wat betreft het deel dat ziet op schadeloosstelling van [benadeelde 1].
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voor het overige rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
  • 18 april 2024 inzake de schadeloosstelling van [benadeelde 4],
  • 9 mei 2024 inzake de schadeloosstelling van [benadeelde 5],
tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.1
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging met een valse sleutel] aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 14 oktober 2022 in de zaak met parketnummer 71/122300-22 heeft de rechtbank te Rotterdam de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 2 november 2022 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 29 oktober 2022 en was nog niet geëindigd ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten door de verdachte. De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarde heeft geschonden, dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd:
 meldt op afspraak bij Reclassering Nederland te Zaandam op het adres Vincent van Goghweg 73 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
 laat behandelen door de forensische zorginstelling de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 inspant voor het vinden en behouden van betaald (legaal) werk, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 23 en 25 genoemde voorwerpen, te weten:
 1 1 STK GSM (omschrijving: PL1100-NH1R024040_815409);
 1 1 STK GSM (omschrijving: PL1100-NH1R024040_815396).
Onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder 27 en 28 genoemde voorwerpen, te weten:
 1 1 STK Computer (omschrijving: PL1100-NH1R024040_815662);
 1 1 STK Computer (omschrijving: PL1100-NH1R024040_815499).
Gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 26 genoemde voorwerp, te weten:
1 STK GSM (omschrijving: PL1100-NH1R024040_815397).
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 980,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Schipper, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde 6]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Moolenaars, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde 8]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Benadeelde partij [benadeelde 14]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 5.850,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Verkade, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde 21]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.414,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
  • 18 april 2024 voor een bedrag van € 1.664,00,
  • 9 mei 2024 voor een bedrag van € 750,00,
tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 21], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregelen
Slachtoffer [benadeelde 2]
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 980,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Slachtoffer [benadeelde 7]
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Slachtoffer [benadeelde 14]
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 14] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.850,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Slachtoffer [benadeelde 21]
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 21] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.414,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • 18 april 2024 voor een bedrag van € 1.664,00,
  • 9 mei 2024 voor een bedrag van € 750,00,
tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering TUL
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 71/122300-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2022.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. D.J. Straathof en W.L.M. van Poll, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2025.