In deze zaak, die op 24 april 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] vordert betaling van een huurachterstand en een afrekening van servicekosten. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juli 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene bepalingen getoetst aan het consumentenrecht, waarbij enkele bedingen als oneerlijk zijn beoordeeld. De huurprijswijzigingsbedingen werden niet als oneerlijk bevonden, maar het rentebeding en de bepalingen over buitengerechtelijke incassokosten werden vernietigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurachterstand van € 3.098,78 bestaat en dat [gedaagde] € 2.073,20 aan servicekosten moet betalen. De totale vordering van [eiser] is toegewezen tot een bedrag van € 5.171,98, plus proceskosten van € 1.064,81. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van deze bedragen en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.