ECLI:NL:RBNHO:2025:4495

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/15/364088 / JU RK 25-512
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de veiligheid en ontwikkeling

Op 17 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 11 april 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin zorgen worden geuit over de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie bij de ouders. De kinderrechter heeft op 10 april 2025 al een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat er ernstige vermoedens zijn van fysiek en verbaal geweld binnen het gezin. Tijdens de zitting op 17 april 2025 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat, aanwezig geweest, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de zorgen van de Raad ontkennen en dat er geen duidelijke verklaring is voor de uitspraken van [de minderjarige] over de thuissituatie. Desondanks zijn de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] zo ernstig dat de kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 10 juli 2025. De kinderrechter heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om een veilige plek te bieden aan [de minderjarige] en dat er nader onderzoek moet worden gedaan door de Raad om de situatie beter in kaart te brengen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/364088 / JU RK 25-512
Datum uitspraak: 17 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Alkmaar,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , [land] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. A.W. Hoogland te Den Helder,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. A.W. Hoogland te Den Helder.
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het mondelinge verzoek van de Raad van 10 april 2025;
  • de beschikking van de kinderrechter van 10 april 2025;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 11 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat en een tolk in de [taal] taal;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • [vertegenwoordiger VluchtelingenWerk Nederland] namens VluchtelingenWerk Nederland.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover op een eerder moment een gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 10 april 2025 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, te weten tot 10 juli 2025. De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 april 2025 tevens een machtiging verleend om [de minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken, onder aanhouding van het meer verzochte.
2.3.
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een crisisopvang.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 10 juli 2025.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad het volgende naar voren gebracht. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling en de opvoedsituatie van [de minderjarige] . [de minderjarige] wordt wekelijks blootgesteld aan fysiek geweld binnen het gezin en daarnaast wordt er dagelijks geschreeuwd en/of gescholden. De zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige wordt door haar ouders die het gezag uitoefenen, niet of onvoldoende geaccepteerd, zij ontkennen dat er zorgen zijn. [de minderjarige] geeft aan niet naar huis te kunnen omdat zij bang is voor haar vader en broers. Op dit moment kan de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie niet gegarandeerd worden en dient er een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te komen om deze veiligheid te borgen. De Raad gaat in deze periode nader onderzoek doen om te kijken in hoeverre [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en wat er nodig is om deze bedreiging weg te nemen.

4.De standpunten

Het standpunt van [de minderjarige]
4.1.
heeft tijdens het kindgesprek verteld dat zij het eens is met het verzoek. Op verzoek van [de minderjarige] is de inhoud van het gesprek met de kinderrechter summier ter zitting besproken. In hetgeen [de minderjarige] heeft verteld ziet de kinderrechter de zorgen bevestigd zoals die zijn beschreven in het rapport van de Raad.
Het standpunt van de ouders
4.2.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek van de Raad. Ter zitting is door en namens de ouders naar voren gebracht dat zij niet begrijpen waar de beschuldigingen van [de minderjarige] richting de vader vandaan komen. Er is volgens de ouders geen sprake van geschreeuw en geweld in de thuissituatie. De vader wil graag dat [de minderjarige] snel terugkomt en ervaart slapeloze nachten nu zij van huis is. De moeder mist [de minderjarige] heel erg en ziet haar het liefst zo snel mogelijk weer thuiskomen. De advocaat van de ouders verzoekt de kinderrechter primair het verzoek af te wijzen, omdat de ouders geen noodzaak zien voor een uithuisplaatsing. Subsidiair verzoekt de advocaat de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor de maximale duur van een maand, zodat er nadrukkelijk onderzocht kan worden of een ingrijpende maatregel als een uithuisplaatsing nodig is.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
5.1.
In wat er op de zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om het in de beschikking van 10 april 2025 geformuleerde oordeel over de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing te wijzigen. De kinderrechter zal die beslissing dan ook handhaven.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding zoals genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
5.3.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat er zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie bij de ouders. De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt acuut en ernstig bedreigd nu er ernstige vermoedens zijn dat [de minderjarige] al langdurige tijd wordt blootgesteld aan verbaal en fysiek geweld gepleegd door de vader jegens [de minderjarige] en de moeder. De ouders ontkennen dit, waardoor het niet helder is wat er zich precies afspeelt binnen het gezin. De betrokken hulpverlener van VluchtelingenWerk Nederland heeft ter zitting verklaard geen vermoedens van geweld te hebben gehad binnen het gezin. Ondanks de uiteenlopende verklaringen is het de kinderrechter gebleken dat de veiligheid van [de minderjarige] in haar huidige thuissituatie niet kan worden gegarandeerd. Ook als het verhaal van [de minderjarige] niet helemaal overeen zou komen met de feiten, is het zeer zorgelijk dat [de minderjarige] dergelijke uitspraken over de thuissituatie doet. Gezien de ernstige zorgen is het nodig om een veilige plek te bieden aan [de minderjarige] en rust te creëren. Derhalve acht de kinderrechter het noodzakelijk de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen. De kinderrechter ziet geen aanleiding het verzoek toe te wijzen voor een kortere periode dan verzocht, nu het noodzakelijk is dat er de komende tijd door de Raad een grondig onderzoek wordt uitgevoerd om een duidelijker beeld te krijgen van de situatie voordat [de minderjarige] terug naar huis kan.
5.4.
De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 10 juli 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige:
-
[de minderjarige]geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 10 juli 2025;
6.2.
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van S. Verhoeven als griffier, en op schrift gesteld op 24 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.