Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
[erflater],
1.De procedure
2.De feiten
[gedaagde] tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater en mr. J.J. Dijk tot rechter-commissaris benoemd. De vereffenaar heeft vervolgens de vereffening ter hand genomen.
[betrokkene 1]” als verkoper en “
Dutch Real Investment B.V.”als koper vermeld, wat dus niet overeenkomt met de tekst in het lichaam van die akte. Het document is door [betrokkene 1] en door [betrokkene 4], bestuurder van DRI, ondertekend.
€ 3.000,00.
3.Het geschil
Ook wijst de vereffenaar erop dat de omvang van de fictieve huwelijksgemeenschap en dus ook de omvang van de nalatenschap nog niet kan worden vastgesteld, omdat de activa en passiva die in de boedelbeschrijving zijn opgenomen nog niet vast staan. De vereffenaar onderzoekt namelijk nog of de nalatenschap een vordering op [betrokkene 1] of zijn besloten vennootschap heeft en ook kan de waarde van de aandelen van [bedrijf 1] nog niet worden vastgesteld omdat het actief van [bedrijf 1] wordt bepaald door de vordering uit geldlening door DRI en de maandelijkse aflossing op die lening. Pas nadat de fictieve huwelijksgemeenschap vaststaat, is duidelijk welk deel rechtstreeks aan [eiser] toekomt en welk deel dus ter beschikking staat aan de betaling van de schulden van erflater.
4.De beoordeling
Afrekening aan het einde van het huwelijk
Ingeval het huwelijk door overlijden wordt ontbonden, vindt er verrekening van de vermogens van de echtgenoten plaats zo, dat de langstlevende en de rechtverkrijgenden van de overleden echtgenoot gerechtigd zijn tot een waarde gelijk aan die, waartoe zij gerechtigd zouden zijn indien tussen de echtgenoten de algehele gemeenschap van goederen had bestaan, voorzover in dit artikel niet anders bepaald.
Er wordt niet verrekend indien het vermogen van een van de echtgenoten negatief is.”
Ook voor het benoemen van een deskundige ziet de rechtbank geen aanleiding, reeds omdat in het onderhavige geval ook deze vordering belangen en de vordering(en) van een of meerdere andere schuldeisers op de nalatenschap raakt die geen partij zijn in deze procedure. De vorderingen onder I. en II. worden daarom afgewezen.