ECLI:NL:RBNHO:2025:4619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/15/349971 / HA ZA 24-136
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid architect en aannemer voor gebreken aan de vloer van sporthal Het Spectrum

In deze zaak vordert de gemeente Haarlemmermeer schadevergoeding van RAU B.V. en [gedaagde 2] B.V. wegens gebreken aan de vloer van sporthal Het Spectrum, die in 2019 is opgeleverd. De gemeente heeft in 2016 een renovatie aanbesteed, waarbij RAU verantwoordelijk was voor het bouwkundig ontwerp en [gedaagde 2] voor de uitvoering. Na oplevering zijn er klachten gerezen over de sportvloer, die hobbelig en instabiel bleek te zijn door vergruisde cementdekvloer. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel RAU als [gedaagde 2] tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. RAU heeft een ondeugdelijk ontwerp geleverd, terwijl [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan de garantie van de dekvloer. De rechtbank oordeelt dat beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, die noodzakelijk is voor de vervanging van de vloer. De gemeente heeft een schadebedrag van €367.985,26 exclusief BTW opgevoerd, dat door beide gedaagden wordt betwist. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling van de schadeomvang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/349971 / HA ZA 24-136
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. H.W.A. Huijzer te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAU B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Teekens te Leiden.
Partijen zullen hierna de gemeente, RAU en [gedaagde 2] genoemd worden.
De zaak in het kort
De gemeente heeft vanaf 2016 sporthal Het Spectrum in Hoofddorp laten renoveren. Ten behoeve van deze renovatie heeft zij een meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure gehouden. Het maken van het bouwkundig ontwerp en de uitwerking daarvan tot en met de uitvoeringsfase heeft de gemeente gegund aan RAU en de uitvoeringswerkzaamheden (gedeeltelijke sloop en renovatie van de sporthal) aan [gedaagde 2] . De sporthal is in maart 2019 opgeleverd. Vanaf oktober 2021 heeft de gemeente geklaagd over problemen met de gelegde sportvloer. Doordat de onder de sportvloer liggende cementdekvloer op meerdere plaatsen begon te vergruizen, werd de sportvloer hobbelig en instabiel. Deze procedure gaat over de aansprakelijkheid voor de schade en (de hoogte van) de schadevergoeding. In dit tussenvonnis zal de rechtbank eerst ingaan op de aansprakelijkheid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 juni 2024
  • de mondelinge behandeling van 14 oktober 2024, tijdens welke zitting de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de akte aan de zijde van de gemeente met producties 52 en 53
  • de akte aan de zijde van [gedaagde 2] met producties 18 t/m 21
  • de antwoordakte aan de zijde van RAU met producties 1 t/m 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2016 heeft de gemeente een openbare aanbestedingsprocedure gehouden voor de renovatie van sporthal het Spectrum in Hoofddorp (hierna: de sporthal). De opdracht voor het bouwkundig ontwerp heeft zij gegund aan RAU en de sloop- en renovatiewerkzaamheden aan [gedaagde 2] .
2.2.
Onderdeel van de renovatie was de aanleg van een nieuwe afwerkvloer in de sporthal. De bestaande vloer in de sporthal bestond uit een in het werk gestorte betonvloer met een dikte van 220 mm voorzien van een zandcementdekvloer met een dikte van 40 mm en een houten sportvloer met een dikte van 30 mm. Het totale vloerveld van de sporthal is circa 28 x 44 meter.
2.3.
Volgens het door RAU opgestelde bestek is de opbouw van de vloer samengevat als volgt [1] :
Draagvloer: beton
Isolatiemateriaal: Sonefloor, dikte 20 mm, los gelegd
Isolatiefolie: (…), dikte 200 micrometer
Cementgebonden deklaagmortel, dikte 60 mm,
Gewapend met verzinkt krimpbewapeningsnet
Dekvloerklasse (NEN2747 + a08): Cw20+D30
Toelaatbare onvlakheid (NEN 2747-01): vlakheidsklasse 3
Vloerafwerking: kunstharsgebonden sportvloer, type Sika Pulastic Pro 110 comfort eco 9+2 mm, NOCNSF US1-15.1: Klasse 2
2.4.
Tijdens het ontwerptraject is [bedrijf 1] B.V. (hierna [bedrijf 1] ) als adviseur van de gemeente betrokken geweest. Tijdens de uitvoeringsfase is [bedrijf 1] opgetreden als directievoerder. [bedrijf 1] heeft daarbij BBC Bouwmanagement B.V. ingeschakeld.
2.5.
[gedaagde 2] heeft voor het aanbrengen van de cementgebonden dekvloer onder de te leggen sportvloer VCV Gebr. [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) als onderaannemer ingeschakeld. Bij brief van 26 oktober 2018 heeft [bedrijf 2] de dekvloer gegarandeerd voor een periode van zes jaar vanaf datum van gereedkomen. Daarbij is aangegeven
“dat alle gebreken gedurende die periode die kennelijk te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering, op eerste aanzegging voor haar rekening zullen worden hersteld.”
2.6.
De sporthal is op 22 maart 2019 opgeleverd. Overdag wordt de sporthal gebruikt als locatie voor gymlessen van omliggende scholen. Daarnaast wordt de sporthal veel gebruikt door diverse sportclubs.
2.7.
In een e-mail van 20 oktober 2021 heeft de gemeente geklaagd bij [gedaagde 2] over het vergruizen van de onderliggende cementdekvloer onder de sportvloer.
2.8.
In een e-mail van 23 november 2021 heeft de gemeente het volgende geschreven aan RAU:
(…)Vanmorgen zijn wij in groot comité ter plaatse geweest om met alle betrokken partijen (Fa. [gedaagde 2] , fa. [bedrijf 2] dekvloeren, Sika, Bureau TBA, Sportfondsen en gemeente) het probleem te onderzoeken. Ná het maken van een insnijding in de kunststof sportvloer bleek al snel dat de zandcement dekvloer aan het ‘vergruizen’ is. Volgens de adviseur/inspecteur van TBA voldoet de dikte van de aangebrachte afwerkvloer niet aan de van toepassing zijnde NEN norm, in zandcement uitgevoerd zou de vloerdikte minimaal 90 mm moeten zijn. Kijkende naar de beschikbare hoogte zou een anhydriete afwerklaag wel tot de mogelijkheden behoren, ook gelet op de afmetingen van de vloer. Wat ik mij nu afvraag is wat er in het bestek heeft gestaan ofwel heeft de aannemer zich aan het bestek gehouden door het toepassen van een zandcement dekvloer? (…)
2.9.
In opdracht van [bedrijf 2] heeft Technisch Bureau Afbouw (TBA) op 23 november 2021 een onderzoek ingesteld naar de vloer. Het rapport van TBA van 3 december 2021 houdt onder meer het volgende in:
(…)
WAARNEMINGEN
De sportvloer toont plaatselijk een hobbelige structuur. Eerder werd door derden (PUlastic) een opening in de vloerafwerking gemaakt en daar bleek onder de vloerafwerking een vergruizing van de dekvloer te zijn opgetreden.
Door mij werd op een nog ongeopende oneffenheid een zakmes door de sportvloer gestoken. Het zakmes kon ruim 40mm diep worden ingestoken, zodat het niet nodig was om de sportvloer feitelijk open te snijden. De dekvloer is ook hier vergruisd (…)
In de reeds gemaakte opening was zichtbaar dat de dekvloer is uitgevoerd als overeengekomen: circa 60mm dik, met een bovenliggende krimpwapening en cementgebonden.
CONCLUSIE
De dekvloer in deze sporthal werd conform overeenkomst uitgevoerd maar is in ontwerp ondeugdelijk. Dit maakt dat onmogelijk alsnog kan worden vastgesteld of deze specifieke schade al dan niet is veroorzaakt door een opgetreden bovenmatige belasting. In de gegeven situatie is een normale gebruiksbelasting al snel aan te merken als een feitelijke overbelasting (…)
(…)
De vloer is nu te groot van oppervlak voor de gekozen materiaalsoort en dat maakt dat scheurvorming en breuk eenvoudig kan optreden. (…)
De dikte van de aangebrachte dekvloer is eveneens onvoldoende voor dit gebruiksdoel in relatie tot de normaal te realiseren kwaliteit. Een traditionele cementgebonden dekvloer, zeker indien aangebracht op een indrukbare isolatielaag, heeft een buigtreksterkte van hooguit 1/N/mm²
(..) Tabel 2 (NEN 2742) geeft aan dat reeds bij toepassing in eenwoningeen dekvloerdikte van 70 mm benodigd is, te vermeerderen met de diameter van de verwarmingsleidingen (zie NEN 2742, par 5.4.3.).
(…)
In dit geval was voor licht gebruik (…) al 86 mm vereist en op grond van de te verwachten gebruiksbelasting nog beduidend meer dikte, terwijl maar 60 mm dekvloerdikte werd opgedragen. Deze dikte werd ingegeven door aansluitdetails, maar dat had door een andere materiaalkeuze moeten worden opgelost.
Ook de situatie dat de vloerpotten star in de verende dekvloer zijn opgenomen draagt verder bij aan de problemen: als de dekvloer wordt belast wil deze doorbuigen, maar de starre verbinding met vloerpotten maakt dat scheurvorming in de dekvloer door de optredende spanning eenvoudig zal ontstaan.
(…)
Alleen vervangen van de dekvloer zal tot een deugdelijke oplossing kunnen leiden. Daarmee zal ook de vloerverwarming en de sportvloer verloren gaan en opnieuw aangebracht moeten worden. (…)
2.10.
RAU heeft in een e-mail van 10 januari 2022 aan de gemeente geschreven dat het rapport van TBA volgens haar niet volledig is, geen uitspraak doet over de kwaliteit van de dekvloer en te snel overgaat tot de NEN normen. Zij heeft de gemeente geadviseerd zelf een onderzoek te laten uitvoeren naar de kwaliteit van de dekvloer/sportvloer en daarbij een offerte van Bureau voor Bouwpathologie meegestuurd.
2.11.
De gemeente heeft Bureau voor Bouwpathologie opdracht gegeven onderzoek te doen naar de vloer. Bureau voor Bouwpathologie heeft op 8 maart 2022 onderzoek gedaan ter plaatse. Haar rapport van 1 april 2022 houdt onder meer het volgende in:
(…)
Tijdens het onderzoek ter plaatse is niet het geheel oppervlak van de sporthalvloer onderzocht maar zijn delen van de vloer belopen om een indicatie voor de omvang van de schade te verkrijgen.
Op één plaats van meerdere vierkante meters in ongeveer het midden van de sporthal aan de zijde van de kleedruimten is schade aan de ondervloer zichtbaar door een onvlakheid van het vloeroppervlak.
Op voornoemde plaats is de dekvloer voelbaar beschadigd, bestaat uit meerdere delen of is plaatselijk een deel van zijn samenhang verloren.
Op deze plaats is een destructief onderzoek uitgevoerd door derden.
Ter plaatse van deze opening is ook door ondergetekende destructief onderzoek gedaan door de opening te vergroten tot op de constructieve vloer van de hal.
(…)
9. De cementgebonden dekvloer is gebroken/gescheurd waarbij deze aan het afbrokkelen is.
(…)
16. Ter plaatse van de schade aan de sporthalvloer is voelbaar dat de dekvloer met de belasting door lopen meebeweegt.
(…)
18. Medegedeeld is dat de mobiele basketbaltoren vaker zou zijn opgesteld ter plaatse van de waargenomen schade in de vloer van de sporthal.
Analyse:
Onderzoek ter plaatse:
Tijdens het onderzoek ter plaatse was de sporthal in gebruik waardoor niet het gehele vloeroppervlak kon worden onderzocht. In de sporthal zelf is een deel van de vloer belopen waarbij op twee plaatsen schade aan de ondervloer is vastgesteld over meerdere vierkante meters.
(…)
Conform het bestek dient de opbouw van beneden naar boven te zijn:
  • Egalisatielaag
  • Isolatielaag 20 mm
  • PE folie 200 um
  • Cementgebonden dekvloer 60 mm
  • Rubbergranulaat 9 mm
  • Kunstharsgebonden vloer 2 mm.
Voornoemde opbouw lijkt niet geheel overeen te komen met de plaatselijk gemeten opbouw. Dit betreft echter vooralsnog slechts één plaats van destructief onderzoek.
(…)
Conclusie
Vastgesteld kan worden dat de vloeropbouw voor wat betreft de diktes van de verschillende lagen niet overal voldoet aan hetgeen in het bestek staat omschreven.(…) Ondergetekende heeft de stellige verwachting dat hier geen sprake is van een incidentele afwijking op basis van de eigen waarnemingen aan de vloerconstructie. Belangrijk is te achterhalen wat de buigtreksterkte is van de geleverde cementgebonden dekvloer. Gezien de schade is aan te nemen dat de buigtreksterkte van de dekvloer onvoldoende is in verhouding tot de dikte van de dekvloer en de opkomende belastingen. Dit heeft tot gevolg dat de dekvloer breekt met de waargenomen schade als gevolg.
De huidige dekvloer (samenstelling tussen de betonnen constructievloer en de toplaag) is niet in staat meerdere belastingen in het huidige gebruik zonder gebreken te doorstaan. Tevens kan de vraag gesteld worden of een vloer welke wel geheel had voldaan aan de specifieke omschrijvingen in het bestek deze belastingen wel zonder gebreken had kunnen doorstaan. Enkele hiervoor belangrijke prestaties van de vloer zijn niet omschreven, zijn geen prestatie-eisen aan gesteld (…)
2.12.
De gemeente heeft in de zomer van 2022 op de meest vergruisde plekken van de vloer provisorisch herstel laten uitvoeren door op die plekken de sportvloer te laten verwijderen en de dekvloer te laten herstellen met epoxy. Hierdoor is de vloer voorlopig bruikbaar voor gymlessen en sportclubs, maar de vloer is nog steeds onvoldoende vlak en op andere plekken treedt nieuwe vergruizing op.
2.13.
Tussen partijen is gecorrespondeerd over de vloer, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid.
2.14.
Vervolgens heeft de gemeente Adviesbureau [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) verzocht de vloer nader te beoordelen en daarbij een aantal specifieke vragen te beantwoorden. Bij brief respectievelijk e-mail van 8 februari 2023 zijn RAU en [gedaagde 2] uitgenodigd het onderzoek van [bedrijf 3] bij te wonen. [bedrijf 3] heeft op 28 februari 2023 de sporthal bezocht en onder meer destructief onderzoek gedaan. In haar rapport van 10 mei 2023 vermeldt zij het volgende:
Algemeen
(…)
Door de Gemeente Haarlemmermeer is tevens gevraagd om de buigtreksterkte te bepalen. Dit is echter niet mogelijk, omdat het vanwege de aanwezige wapening en leidingen onmogelijk is om geschikte proefstukken van voldoende grootte volgens NEN 2742 (…) te verkrijgen.
Er zijn op aanwijzing van Adviesbureau [bedrijf 3] 11 kernen door Sealteq uit de vloer geboord (…) De boorlocaties zijn willekeurig gekozen en indicatief aangegeven in figuur 7. (…) In figuur 7 is tevens het gebied gemarkeerd dat eerder is hersteld, evenals een locatie waar volgens opgave van de Gemeente Haarlemmermeer eerder injecties zijn uitgevoerd.
(…)
3.2
Dikte van de dekvloer
Bij elke kern is de gemiddelde dikte van de cementgebonden dekvloer bepaald. (…)
De gemiddelde dikte is 56 mm. (…)
Bij kern 9 is de kleinste dikte van 43 mm vastgesteld. Deze kern bevindt zich nabij het gebied dat eerder is hersteld (…) Ook bij kern 8, dat zich nabij dit gebied bevindt, is de dikte van 50 mm beduidend lager dan bij de overige kernen.
De onderzijde van kern 3 was afgebrokkeld, vermoedelijk door de aanwezigheid van wapening in deze kern (…) Ook is de mortel onder de wapening poreuzer dan daarboven. Doordat de kern was afgebrokkeld, kon de dikte niet worden bepaald.
(…)
4.2
Beoordeling dekvloer volgens bestek
Voor de beoordeling van de dekvloer volgens het bestek is nagegaan of een dikte van 60 mm voldoet aan NEN 2742 (…). Deze norm stelt eisen aan het ontwerp en de uitvoering van zwevende dekvloeren en wordt gebruikt in samenhang met de norm NEN 2741 (…), waarnaar in het bestek is verwezen. De benodigde dikte van een zwevende dekvloer is afhankelijk van de belastingen op de vloer, de buigtreksterkte van de dekvloer en de stijfheid van de isolatie. Navolgend is op deze punten ingegaan en daarna is aan de hand daarvan de benodigde dikte bepaald.
Belastingen op de vloer
De voorgeschreven belastingen voor gebouwen zijn opgenomen in de norm NEN-EN 1991-1-1- (…) Deze belastingen zijn van toepassing vanuit het Bouwbesluit 2012. Een sporthal valt onder een bijeenkomstruimte, klasse C4 (fysieke activiteiten). Hiervoor geldt (…) een gelijkmatig verdeelde belasting van 5,0 kN/m²
en een puntlast van 7 kN. Voor dekvloeren is alleen de puntlast relevant, omdat de gelijkmatig verdeelde belasting direct wordt afgedragen naar de ondergelegen constructievloer. (…)
In (…) is vermeld dat in de sporthal verrijdbare basketbaltorens op vier wielen worden gebruikt met een gewicht van 1030 kg. De belasting per wiel is (…) 2,6 kN. Dit is lager dan de hiervoor genoemde puntlast van 7 kN en hoeft daarom niet afzonderlijk te worden beschouwd. (…) Behalve de belastingen voor sportactiviteiten, wordt ook aangegeven dat de vloer geschikt moet zijn voor evenementen, bewegingsonderwijs en andere niet-sportactiviteiten. Voor deze belastingen geldt (…) geen hogere puntlast dan 7 kN. (…)
Buigtreksterkte van de dekvloer
In het bestek is geen buigtreksterkte genoemd, maar alleen een druksterkte “D30=Cw20. Voor zwevende dekvloeren is uitsluitend de buigtreksterkte van belang. (…)
Voor de beoordeling is uitgegaan van een schatting van de gemiddelde buigtreksterkte op basis van de gemiddelde druksterkte. Als gebruik wordt gemaakt van bekende relaties tussen de druksterkte en buigtreksterkte voor beton, wordt bij een gemiddelde druksterkte van 20N/mm²
(+Cw20) een gemiddelde buigtreksterkte van ongeveer 3 N/mm²
gevonden. (…)
Benodigde dikte
(…)
De benodigde dikte uit deze berekeningen moet volgens NEN 2742, art. 5.4.3. worden vermeerderd met de dikte van aanwezige leidingen, in dit geval 16 mm.
Uit de berekeningen in bijlage C volgt een minimaal benodigde vloerdikte van:
Puntlast 7 kN op 40 mm x 40 mm h=79 + 16 = 95 mm
(…)
In de berekeningen (…) zijn ook de buigspanningen in de vloer bepaald bij de ontwerpdikte. Bij de ontwerpdikte van 60 – 16 = 44 mm boven de leidingen zijn de buigspanningen aan de rand van de vloer 8,9 N/mm²
(7 kN) (…). Deze buigspanningen zijn (…) een factor 3 (…) hoger dan de geschatte buigtreksterkte van 3 N/mm²
. Geconcludeerd kan worden dat de sterkte van de dekvloer volgens het bestek ruim onvoldoende is voor het beoogde gebruik (…)
(…)
4.3
Beoordeling gerealiseerde dekvloer
Uit het destructieve onderzoek volgt dat de gerealiseerde vloer niet voldoet aan de eisen in het bestek met betrekking tot de dikte en de druksterkte.
Dikte van dekvloer
Volgens NEN 2742 (…) moet de gemiddelde dikte minimaal gelijk zijn aan de overeengekomen dikte, (…) 60 mm. Dit gemiddelde dikte van 56 mm voldoet hier niet aan. Ook mag elke individueel gemeten dikte niet meer dan 5 mm kleiner zijn dan de overeengekomen dikte, dat wil zeggen dat elke gemeten dikte minimaal 55 mm moet zijn. Hier wordt bij 4 van de 10 metingen niet aan voldaan.
Druksterkte van de dekvloer
Uit de proeven volgt een gemiddelde druksterkte van 13,1 N/mm²
. Dit betekent dat de dekvloer valt in klasse Cw12 (…). Dit is twee klassen lager dan de klasse Cw20 die is voorgeschreven in het bestek.
(…)
Uit de berekeningen volgt (…) dat ook de gerealiseerde vloer onvoldoende sterkte heeft om de ontwerpbelastingen op te kunnen nemen. Bij het besteksontwerp worden de spanningen met een factor 3 (…) overschreven en bij de gerealiseerde vloer met een factor 4,2 (…)
4.4
Oorzaak van de schades
Uit de berekeningen volgt dat de sterkte van de vloer volgens het bestek ruim onvoldoende is om de puntlasten voor het beoogde gebruik op te kunnen nemen, dat wil zeggen 7 kN (fysieke activiteiten) (…) De sterkte is vervolgens verder afgenomen doordat de gerealiseerde vloer niet overeenkomt met het bestek, namelijk vanwege een kleinere dikte en een lagere druksterkte.
Aangezien de sterkte van de dekvloer ruim onvoldoende is voor het beoogde gebruik, ligt het voor de hand om te veronderstellen dat dit een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schades. Dit hoeft echter niet het geval te zijn, omdat de belastingen in de praktijk vermoedelijk veel lager zijn geweest dan de hiervoor genoemde ontwerpbelastingen.(…) Aangezien de schade op enkele specifieke locaties is opgetreden, kan worden verondersteld dat, behalve onvoldoende dikte, de kwaliteit van de dekvloer op deze locaties ook minder moet zijn geweest dan elders. De kwaliteit is mogelijk minder door onvoldoende verdichting of een plaatselijk slechte samenstelling van de dekvloer door problemen in de uitvoering. Dit wordt bevestigd door de beschikbaar gestelde foto’s waarop blootliggende wapening en een onsamenhangende dekvloer met scheuren zijn te zien. Een dergelijk beeld kan naar mening van Adviesbureau [bedrijf 3] niet uitsluitend door de belastingen op de dekvloer zijn ontstaan. In dat geval zouden namelijk op veel meer locaties schades moeten zijn ontstaan en dan vooral ook aan de kwetsbare randen.
(…)

5.Beantwoording van de vragen

(…)
Vraag 2:Wat is de druksterkte van de dekvloer?
Antwoord:De gemiddelde druksterkte is 13,1 N/mm2. Dit is minder dan de vereiste gemiddelde druksterkte van 20 N/mm2 volgens het bestek (…)
Vraag 3:Welke materialen zijn gebruikt voor de dekvloer en in welke verhouding?
Antwoord:uit het onderzoek volgt de volgende opbouw van onder naar boven is: isolatie met een dikte van 20 mm, dampremmende folie, dekvloer met een gemiddelde dikte van 56 mm, sportvloer met een dikte van 11 mm. Voor zover dat kon worden vastgesteld bij het locatiebezoek, komt de opbouw overeen met het bestek met uitzondering van de dikte van de dekvloer. De gemiddelde dikte van 56 mm is kleiner dan de ontwerpdikte van 60 mm volgens het bestek. Daarbij voldoen 4 van de 10 meetwaarden niet aan de eis dat elke meetwaarde minimaal 85% van de ontwerpdikte moet zijn.
Vraag 4:Voldoet de gerealiseerde dekvloer (…) aan de vereisten die daaraan in het bestek worden gesteld?
Antwoord:Nee, de druksterkte is lager en de dikte is kleiner. (…)
(…)
Vraag 6: wat is, gelet op het voorgaande, de meest voor de hand liggende oorzaak voor de vergruizing van de dekvloer?
Antwoord:Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de ontvangen foto’s van de dekvloer na verwijderen van de topvloer, wordt geconcludeerd dat de schades vooral het gevolg moeten zijn van een plaatselijk kleinere dikte, mindere kwaliteit en onvoldoende samenhang van de dekvloer. Het feit dat de sterkte van de dekvloer volgens het bestek onvoldoende is voor het beoogde gebruik, speelt daarbij ook een beperkte rol.
(…)
Vraag 8: Zijn er naar aanleiding van de bestudering van de stukken en het onderzoek ter plaatse andere observaties te maken die relevant zijn voor de beantwoording van de vraag wat er mis is met de dekvloer en van de vraag hoe dit het beste kan worden hersteld?
Antwoord:Uit het onderzoek komt naar voren dat de schades zijn veroorzaakt door zowel een gebrekkig ontwerp als onvolkomenheden in de uitvoering. Er kan geen precieze verdeling tussen beide oorzaken worden gegeven. Wel wordt verwacht dat de schades in hoofdzaak het gevolg zijn van onvolkomenheden in de uitvoering, omdat de schades in een specifiek gebied zijn opgetreden en niet overal. Uit het destructieve onderzoek volgt dat de dekvloer in het gebied met schades waarschijnlijk dunner is geweest dan elders en op foto’s is te zien dat de kwaliteit in het betreffende gebied waarschijnlijk ook slechter is geweest. Aangezien dit gebied inmiddels is hersteld, kan hier geen nader onderzoek naar worden gedaan om hierover meer zekerheid te verkrijgen.
Voor wat betreft de noodzaak van vervanging van de gehele vloer, kan dit eveneens worden toegeschreven aan zowel het gebrekkige ontwerp als de onvolkomenheden in de uitvoering. Uit berekeningen volgens NEN 2742 volgt echter dat hierbij vooral het gebrekkige ontwerp een belangrijke rol speelt. (…) Een druksterkte Cw20 volgens het bestek is veruit onvoldoende en bovendien moet voor zwevende dekvloer geen druksterkte (Cw-waarde) maar een buigtreksterkte (F-waarde) worden voorgeschreven. Het feit dat de vloer dunner is uitgevoerd en met een lagere druksterkte, speelt in mindere mate ook mee.(…)
2.15.
De gemeente heeft het rapport van [bedrijf 3] gedeeld met RAU en [gedaagde 2] en hen uitgenodigd voor een overleg op het gemeentehuis. Dit overleg heeft op 13 juli 2023 plaatsgevonden, maar partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken.
2.16.
De gemeente heeft Basalt Bouwadvies in december 2023 opdracht gegeven om op basis van het door RAU opgestelde bestek te begroten wat het deugdelijk laten uitvoeren van dezelfde werkzaamheden op dat moment zou kosten, inclusief noodzakelijk sloopwerk. Basalt heeft die kosten begroot op € 284.255,11 exclusief BTW.
2.17.
Bij akte genomen na de mondelinge behandeling heeft de gemeente een aangepaste kostenraming van Basalt overgelegd van 14 november 2024 en haar eis sub II in het petitum vermeerderd.

3.De vorderingen

3.1.
De gemeente vordert na eisvermeerdering - verkort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat RAU en [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de met de gemeente gesloten respectieve overeenkomsten en dat zij voor de uit die tekortkoming voortvloeiende schade aansprakelijk zijn,
II. RAU en [gedaagde 2] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 270.332,73, te vermeerderen met wettelijke rente,
III. [gedaagde 2] zal veroordelen tot betaling van € 97.652,33, te vermeerderen met wettelijke rente,
IV. RAU en [gedaagde 2] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente,
V. [gedaagde 2] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten tot het forfatair toewijsbare bedrag op grond van de som van hetgeen onder II en III wordt toegewezen, te verminderen met het bedrag dat onder IV wordt toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
RAU en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De standpunten van partijen

De gemeente

Ten aanzien van RAU
4.1.
Aan haar vorderingen legt de gemeente ten grondslag dat RAU toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen de gemeente en RAU gesloten architectenovereenkomst in de zin van artikel 13 lid 1 DNR 2011. De gemeente stelt dat RAU op grond van artikel 11 lid 2 DNR 2011 gehouden was om de opdracht goed en zorgvuldig uit te voeren en daarbij, op grond van artikel 11 lid 4 DNR 2011, verplicht was om rekening te houden met de voor de opdracht van belang zijnde publiek- en privaatrechtelijke regelgeving. De gemeente stelt dat voor zover RAU van mening was dat de wensen van de gemeente aan de deugdelijkheid van het ontwerp in de weg stonden, RAU hiervoor had moeten waarschuwen, maar dat zij dat niet heeft gedaan.
4.2.
Verder wijst de gemeente er op dat tijdens het bouwproces aan RAU de opmerking van [gedaagde 2] is voorgelegd dat de gekozen vloeropbouw bij zware belasting tot indeuken en scheuren zou kunnen leiden. De gemeente stelt dat het aan RAU was geweest om op dat moment nogmaals na te gaan of zij de juiste diktes had voorgeschreven en zo nodig het ontwerp aan te passen. Dit heeft RAU echter niet gedaan maar zij heeft wel expliciet bevestigd dat het vloerpakket conform bestek kon worden uitgevoerd. Daarnaast voert de gemeente aan dat zij, na de ontdekking van de vergruizing, geklaagd heeft bij RAU en haar gevraagd heeft haar fouten te herstellen en de uit haar tekortkoming voortvloeiende schade te vergoeden. RAU heeft echter consequent iedere aansprakelijkheid afgewezen.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
4.3.
Aan haar vorderingen legt de gemeente ten grondslag dat [gedaagde 2] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst. De gemeente stelt dat [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan haar verplichting om deugdelijk werk te leveren zoals door haar is gegarandeerd. [gedaagde 2] voert aan dat de dekvloer conform het bestek en zonder gebreken is opgeleverd en dat de oorzaak van de schade zou liggen in het ontwerp, maar [gedaagde 2] gaat daarmee voorbij aan de conclusie van [bedrijf 3] - die destructief onderzoek heeft verricht - dat de dekvloer niet volgens bestek is uitgevoerd. De gemeente stelt dat de dekvloer niet deugdelijk is gestort en dat de opgetreden schades in hoofdzaak het gevolg zijn van onvolkomenheden in de uitvoering, omdat de schades in een specifiek gebied zijn opgetreden en niet overal. [gedaagde 2] heeft de deugdelijkheid van de vloer gegarandeerd, maar zij is deze garantieverplichting niet nagekomen, aldus de gemeente.
4.4.
Subsidiair stelt de gemeente dat [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan de op haar rustende waarschuwingsplicht in de zin van § 6 lid 14 UAV 2012. [gedaagde 2] had voorafgaand aan de uitvoering bedenkingen bij de gekozen vloeropbouw maar heeft daarvoor niet, althans onvoldoende gewaarschuwd. De gemeente wijst er op dat [gedaagde 2] alleen in een bijzin van haar e-mail van 4 juni 2018 heeft geschreven dat een dekvloer op isolatie volgens haar niet de gewenste druksterkte geeft die voor met name zwaar gebruik van basketbaltoestellen en hoogwerkers bij evenementen nodig is, zonder dat de dekvloer op isolatie indeukt en/of scheurt. Uit de reactie van de directievoerder van de gemeente in een e-mail van 5 juni 2018 had het voor [gedaagde 2] duidelijk moeten zijn dat haar waarschuwing in het bericht van 4 juni niet was overgekomen. Het had op haar weg gelegen om op dat moment uitdrukkelijk te waarschuwen dat de vloeropbouw zo niet kon. [gedaagde 2] heeft er echter voor gekozen om te laten weten dat de vloeropbouw conform het bestek zou worden uitgevoerd en de kwaliteit van de dekvloer onverminderd gegarandeerd.
RAU
4.5.
RAU betwist dat zij een ondeugdelijk ontwerp heeft afgeleverd. Ingevolge de randvoorwaarden bij tussen haar en de gemeente gesloten architectenovereenkomst moest het ontwerp technisch deugdelijk, financieel haalbaar binnen het taakstellende (en vastgestelde) bouwkostenbudget en juridisch uitvoerbaar zijn. RAU voert aan dat zij zich voor het ontwerp van de vloer heeft verstaan met de constructeur, [bedrijf 4], en dat ervoor gekozen is om de bestaande draagvloer te handhaven en de bestaande zandcementdekvloer en houten vloer te verwijderen. Door deze werkwijze konden de kosten voor een geheel nieuwe vloer en/of een nieuwe fundering worden uitgespaard. RAU heeft aan het ontwerpteam voorgelegd op de bestaande draagvloer 20 mm isolatie aan te brengen, daarop 60 mm zandcementdekvloer en tenslotte 20 mm sportvloer, waarbij zij als reden heeft gegeven dat een extra zandcementvloer bovenop de bestaande zandcementvloer te zwaar zou zijn voor de draagvloer en/of fundering. De gemeente heeft met dit voorstel ingestemd.
4.6.
Volgens RAU blijkt uit de van [bedrijf 4] verkregen informatie over de fundering dat in die opzet een bepaalde belasting op de vloer mogelijk zou zijn die zou aansluiten bij de bestaande gebruikssituatie, die op zichzelf voldeed. RAU voert verder aan dat haar in een telefonisch contact met de heer [betrokkene 1] van de gemeente is bevestigd dat gebruik van zware voertuigen, zoals een hoogwerker, niet meer aan de orde was. RAU benadrukt dat de gemeente haar ontwerp heeft goedgekeurd en dat de gemeente voor de directievoering in de uitvoeringsfase een andere directievoerder en toezichthouder heeft ingeschakeld.
4.7.
Volgens RAU voldoet de vloeropbouw zoals beschreven in het bestek/de tekeningen en is deze geschikt voor het voorgenomen gebruik. Bij het realiseren van de dekvloer is echter qua dikte afgeweken van het bestek en daarnaast is sprake geweest van een gebrekkige uitvoering van de dekvloer.
4.8.
Als sprake zou zijn van aansprakelijkheid, beroept RAU zich op eigen schuld van de gemeente.
[gedaagde 2]
4.9.
[gedaagde 2] betwist dat de dekvloer niet voldoet aan het ontwerp in het bestek. Volgens [gedaagde 2] blijkt uit de rapporten van TBA en [bedrijf 3] dat de dekvloerdikte van 60 mm op diverse meetpunten werd gehaald en dat de gemiddelde dekvloerdikte bijna 60 mm was. Bovendien blijkt volgens [gedaagde 2] uit alle ingebrachte rapportages dat de oorzaak van de schade is gelegen in fouten in het bestek. Ook bij een onberispelijke uitvoering van de werkzaamheden zouden dus problemen met de sportvloer zijn ontstaan.
4.10.
[gedaagde 2] wijst er verder op dat de werkzaamheden aan de vloer zijn uitgevoerd in nauw overleg met (de directievoerder van) de gemeente. Voor zover is afgeweken van het bestek, is dit gebeurd op instructie dan wel met medeweten van de gemeente en directievoerder [bedrijf 1] . Van ondeugdelijk werk is volgens [gedaagde 2] dan ook geen sprake. Na het verwijderen van de oude sportvloer heeft [gedaagde 2] geconstateerd dat de onderliggende betonvloer op verschillende punten hoger lag dan waarvan in het ontwerp en het bestek werd uitgegaan. Daardoor was exacte uitvoering conform het bestek niet mogelijk. Bij het aanhouden van de voorgeschreven dikte zou de vloer te hoog komen te liggen ten opzichte van de aansluitende gangen en kleedkamers, terwijl bij het aanhouden van de bestekmatige peilhoogten, de vloer niet overal de voorgeschreven dikte zou hebben. [gedaagde 2] heeft dit onder de aandacht gebracht bij RAU en de gemeente en haar adviseurs en gevraagd om duidelijke instructies op dit punt. Zij voert aan dat zij in maart 2018 van RAU de instructie kreeg om de peilhoogten aan te houden en dus niet de voorgeschreven vloerdikten. Het aanhouden van de peilhoogte én het uitvoeren van de werkzaamheden precies volgens het bestek was echter niet goed mogelijk. [gedaagde 2] heeft verschillende oplossingen voor de hoogteverschillen aangedragen, maar is door de gemeente geïnstrueerd om het werk conform het bestek uit te voeren. Vervolgens is toen nog wel besloten om de bovenste laag van de betonvloer af te schuren zodat er meer ruimte over bleef voor de te realiseren sportvloer. Maar ook daarna zou de sportvloer op een aantal plekken nog te hoog komen te liggen ten opzichte van de aangrenzende ruimten. Nadat [gedaagde 2] de gemeente nog een keer mogelijke oplossingen heeft voorgesteld en deze voorstellen opnieuw zijn afgewezen, kreeg zij de instructie om de werkzaamheden conform het bestek uit te voeren, dit ook om de voortgang in de realisatie van het project te bewaren. De gemeente was zich er dus terdege van bewust dat de dekvloer plaatselijk niet de in het bestek voorgeschreven dikte zou hebben.
4.11.
[gedaagde 2] is verder van mening dat op haar geen waarschuwingsplicht rustte, althans dat zij daaraan heeft voldaan. Zij mocht vertrouwen op de deugdelijkheid van het ontwerp. Bovendien hebben haar onderaannemers - [bedrijf 2] voor de zandcementdekvloer en Sika voor de sportvloer – voorafgaand aan de uitvoering de geplande opbouw van de vloer bekeken en gewaarschuwd voor risico’s. Die risico’s waren onder meer dat de dekvloer op isolatie niet de gewenste druksterkte zou geven, die voor met name zwaar gebruik van basketbal toestellen en hoogwerkers bij evenementen nodig is, zonder dat de dekvloer op isolatie indeukt en of scheurt wat zich later zou aftekenen in de sportvloer. [gedaagde 2] heeft dat bericht één op één doorgelegd aan de gemeente. De gemeente en haar adviseurs hebben daarin geen aanleiding gezien te onderzoeken of van het bestek moest worden afgeweken om de risico’s te mitigeren. Zij wilden de vaart erin houden en geen extra kosten maken.
4.12.
[gedaagde 2] is van oordeel dat indien zou worden vastgesteld dat op haar enige schadevergoedingsplicht zou rusten, deze op nihil moet worden gesteld in verband met eigen schuld van de gemeente. [gedaagde 2] wijst in dat kader nogmaals naar de betrokkenheid van de gemeente en haar adviseurs gedurende het hele project.

5.De beoordeling

5.1.
De gemeente neemt het standpunt in dat de afwerkvloer in de sporthal zowel in ontwerp als naar de wijze van uitvoering niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden en dat RAU en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg daarvan. De rechtbank zal daarom achtereenvolgens beoordelen of RAU en [gedaagde 2] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun overeenkomsten met de gemeente en zo ja, of dit tekortschieten tot de gestelde schade heeft geleid.
RAU
5.2.
De gemeente heeft RAU het bouwkundig ontwerp opgedragen van de renovatie van sporthal Het Spectrum. In artikel 3 van de daartoe strekkende overeenkomst, door partijen ondertekend op respectievelijk 8 en 10 september 2016, is opgenomen:
“Het ontwerp van de Architect dient technisch deugdelijk, financieel haalbaar binnen het taakstellende (en vastgestelde) bouwkostenbudget en juridisch uitvoerbaar te zijn (…)”
5.3.
Onderdeel van de renovatie was de aanleg van een nieuwe afwerkvloer in de sporthal. De eerste vraag die moet worden beantwoord, is waar de vloer in de sporthal na renovatie op grond van de overeenkomst tussen de gemeente en RAU aan diende te voldoen. In het programma van eisen (PvE) staat daarover onder meer, voor zover hier van belang:
“Bij de renovatie van de sporthal zal de functionaliteit niet veranderen (…) De renovatie van de sporthal betreft dan ook voornamelijk een technische renovatie en behelst in ieder geval (…) Vervangen sportvloer en aanbrengen van vloerverwarming.
(….)
De sportvloer (PU-klasse 1, combi-elastisch) dient multifunctioneel te zijn. Naast diverse sportactiviteiten kan de hal gebruikt worden voor evenementen, bewegingsonderwijs en andere niet-sportactiviteiten. (…) De sportvloer dient over voldoende draagkracht(minimaal eigengewicht van 2500 kilo en minimaal hefvermogen van 1500 kilo) te beschikken voor het transport van materiaal met een elektrische vorkheftruck met brede (lucht)banden (…).
(…) in de sportvloer (…) moet rekening worden gehouden met het plaatsen van sporttoestellen (belastbaar vermogen) conform de basisinventarislijst Basis- en Voortgezet Onderwijs. De te plaatsen sporttoestellen worden tijdens het proces nader uitgewerkt in samenspraak met de leverancier van de sporttoestellen (…).”
5.4.
RAU heeft betoogd dat het ontwerp van de sportvloer in het ontwerpteam – waarin naast RAU en de gemeente diverse adviseurs/deskundigen zitting hadden – uitgebreid aan de orde is geweest. Volgens RAU is daarin uitgangspunt geweest dat de bestaande draagvloer gehandhaafd zou blijven. RAU heeft zich in dit verband onder meer beroepen op haar memo van 26 oktober 2016 aan het ontwerpteam, opgesteld aan de hand van de input van de door RAU ingeschakelde constructeur ir. Jansen van [bedrijf 4]. In dit memo heeft RAU het ontwerpteam voorgelegd om op de bestaande draagvloer van de sporthal een nieuwe afwerkvloer aan te brengen met de navolgende opbouw: 20 mm isolatie, 60 mm zandcementdekvloer en 20 mm sportvloer. In dit memo is onder meer vermeld:
Belastingtoename
Een extra zandcementvloer van 70 mm weegt ongeveer 150 kg/m²
. Indien deze bovenop de bestaand zandcementvloer wordt geplaatst kan de vloer te zwaar worden voor de fundering waardoor extra palen geboord dienen te worden. In de archiefstukken zijn de volgende belastinguitgangspunten gevonden:
(…)
Dit betekent dat de wapening van de vloer, de fundering en de palen berekend zijn op 20 kg/m²
sportvloer en 80 kg/m²
afwerkvloer (40 mm zandcement). De gerekende veranderlijke vloerbelasting is 400 kg/m²
. In de huidige norm (Eurocode) is een belasting van 500 kg/m²
voor sportvloeren van toepassing. Als er niet (veel) afgeweken wordt van de oorspronkelijke belasting van de afwerking kan op basis van “rechtens verkregen niveau” goedkeuring verkregen worden bij bouwtoezicht.
Volgens RAU zou de bestaande draagvloer gehandhaafd kunnen blijven als het nieuwe vloerpakket ongeveer hetzelfde zou wegen als het oude vloerpakket, met hetzelfde gebruik. Het was voor alle deelnemers in het ontwerpteam duidelijk dat ‘indien meer of ander gebruik of belasting op de draagvloer gewenst was, of van constructieve eisen voor nieuwbouw uitgegaan zou worden, dit tot een andere constructieve opzet had genoopt’, aldus RAU.
5.5.
De gemeente heeft deze gang van zaken niet bestreden, zodat als vaststaand kan worden aangenomen dat bij het ontwerp van de nieuwe sporthalvloer het handhaven van de bestaande draagvloer en het bestaand gebruik van de sporthal uitgangspunt is geweest. Tijdens de zitting heeft de gemeente erkend dat gebruik met een vorkheftruck, zoals in het PvE omschreven, in de praktijk niet aan de orde was en is. De betonnen constructievloer
– en dus ook de afwerkvloer – hoefde dus niet de belasting van een vorkheftruck te kunnen doorstaan, zodat in zoverre is afgeweken van het PvE. Tussen partijen is verder niet in geschil dat onder bestaand gebruik het gebruik als sporthal viel en dat de sporthal daarnaast gebruikt moest kunnen worden voor evenementen zoals bijvoorbeeld een vlooienmarkt. Dit betekent dat de afwerkvloer op grond van de overeenkomst tussen partijen geschikt moest zijn voor gebruik als sporthal met alle sporttoestellen – waaronder bijvoorbeeld basketbaltorens – en activiteiten die daarbij horen en voor evenementen als voornoemd.
5.6.
De gemeente mocht op grond van de overeenkomst met RAU dus verwachten dat de door RAU ontworpen afwerkvloer bestand zou zijn tegen het gebruik zoals in 5.5. omschreven. Dat in het ontwerpteam op advies van RAU en de door RAU ingeschakelde constructeur is uitgegaan van “rechtens verkregen niveau” in verband met de draagkracht van de constructie en dat de gemeente in haar rol als toezichthouder ook vergunning heeft verleend voor het definitief ontwerp, laat onverlet dat de nieuw ontworpen afwerkvloer geschikt moest zijn voor het beoogde gebruik. RAU is op grond van haar overeenkomst met de gemeente immers verantwoordelijk voor de technische deugdelijkheid van het ontwerp. Dat de gemeente als een deskundige opdrachtgever kan worden aangemerkt, zoals RAU heeft gesteld, maakt dat niet anders.
5.7.
Ter onderbouwing van de stelling dat de cementgebonden dekvloer niet voldoet heeft de gemeente drie deskundigenrapporten in het geding gebracht. Het rapport van TBA is opgesteld in opdracht van [gedaagde 2] . De rapporten van Bureau van Bouwpathologie en [bedrijf 3] zijn opgesteld in opdracht van de gemeente, waarbij Bureau voor Bouwpathologie is aangedragen door RAU. RAU is door de gemeente uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld bij het onderzoek van [bedrijf 3] aanwezig te zijn.
5.8.
In alle drie de rapportages, waarvan de relevante inhoud is opgenomen in 2.9, 2.11 en 2.14, wordt geconcludeerd dat een vloer die geheel volgens bestek was uitgevoerd, niet had voldaan voor het gebruiksdoel. TBA schrijft dat 60 mm dekvloer is opgedragen terwijl in dit geval voor licht gebruik al 86 mm was vereist, en op grond van de te verwachten gebruiksbelasting nog beduidend meer dikte. Bureau voor Bouwpathologie stelt dat aannemelijk is dat de buigtreksterkte van de dekvloer onvoldoende is in verhouding tot de dikte van de dekvloer en de opkomende belastingen. Zij concludeert dat de vraag kan worden gesteld of een vloer die geheel had voldaan aan de specifieke omschrijvingen in het bestek de belastingen in het huidige gebruik wel zonder gebreken had kunnen doorstaan. [bedrijf 3] concludeert in haar rapport onder vraag 8:
“Voor wat betreft de noodzaak van vervanging van de gehele vloer, kan dit eveneens worden toegeschreven aan zowel het gebrekkige ontwerp als de onvolkomenheden in de uitvoering. Uit berekeningen volgens NEN 2742 volgt echter dat hierbij vooral het gebrekkige ontwerp een belangrijke rol speelt. (…) Een druksterkte Cw20 volgens het bestek is veruit onvoldoende en bovendien moet voor zwevende dekvloer geen druksterkte (Cw-waarde) maar een buigtreksterkte (F-waarde) worden voorgeschreven. Het feit dat de vloer dunner is uitgevoerd en met een lagere druksterkte, speelt in mindere mate ook mee.(…)”
5.9.
RAU heeft de hiervoor weergegeven conclusies bestreden, onder meer aan de hand van een notitie van [betrokkene 2] van Crawford & Company B.V. van 13 mei 2024, en daartoe onder meer aangevoerd dat in de door de gemeente overgelegde deskundigenrapporten ten onrechte wordt uitgegaan van de draagkracht van de vloer die volgens het PvE vereist is. Dit verweer slaagt niet. In het rapport van [bedrijf 3] wordt aan de hand van berekeningen uitgebreid gemotiveerd toegelicht dat volgens de in het Bouwbesluit 2012 voorgeschreven normen bij gebruik als sporthal (inclusief basketbaltorens maar zonder gebruik met een vorkheftruck) een puntlast aan de orde is van 7 kN en dat daarbij in dit geval een dekvloerdikte van tenminste 95 mm vereist is, terwijl voorts de buigspanningen bij de ontwerpdikte een factor 3 hoger zijn dan de geschatte buigtreksterkte van 3 N/mm². [bedrijf 3] heeft dus conclusies getrokken over de deugdelijkheid van het ontwerp in relatie tot normaal gebruik als sporthal zónder gebruik met een vorkheftruck en geconstateerd dat de voorgeschreven dekvloerdikte van 60 mm in die situatie niet voldoet. Over het ten onrechte toetsen aan de eisen van Bouwbesluit 2012 zegt RAU feitelijk alleen dat voor de draagvloer uitgegaan kon worden van ”rechtens verkregen niveau”. Maar RAU of de door haar ingeschakelde deskundige Pierik heeft niet inzichtelijk gemaakt aan welke concrete eisen de zwevende dekvloer dan wél moest voldoen en aan de hand van berekeningen laten zien dat de dekvloer ook daadwerkelijk aan die eisen voldoet. Dat mocht wel van RAU worden verwacht. De stelling dat voor iedereen duidelijk was dat de bestaande draagvloer gehandhaafd zou kunnen blijven als het nieuwe vloerpakket ongeveer hetzelfde zou wegen als het oude vloerpakket, met hetzelfde gebruik, is onvoldoende. Temeer omdat in de nieuwe situatie, anders dan in de oude, sprake is van een
zwevendedekvloer.
5.10.
RAU stelt verder dat de schade aan de dekvloer het gevolg is van uitvoeringsproblemen. Ook dat verweer slaagt niet. In de rapportage van [bedrijf 3] wordt uitgebreid gemotiveerd geconcludeerd dat de schades veroorzaakt zijn door zowel een gebrekkig ontwerp als onvolkomenheden in de uitvoering en dat de noodzaak voor vervanging van de vloer met name is toe te schrijven aan het gebrekkig ontwerp. Daarmee heeft de gemeente het causaal verband tussen de gebrekkigheid van het bestek en de schade aan de dekvloer voldoende onderbouwd. RAU heeft vervolgens onvoldoende gemotiveerd bestreden dat het gebrekkig ontwerp heeft bijgedragen aan de schade en dat die schade ertoe noopt dat de afwerkvloer wordt vervangen.
5.11.
Het argument dat de vergoedingsplicht van RAU in verband met eigen schuld van de gemeente moet worden verminderd, slaagt niet. RAU heeft hiertoe aangevoerd dat het vloerontwerp in het ontwerpteam tot stand gekomen is, maar hiervóór is al geoordeeld dat dit onverlet laat dat RAU verantwoordelijk is voor het technisch ontwerp. Uit de stellingen van RAU blijkt bovendien niet dat het ontwerpteam heeft ingestemd met de geadviseerde dekvloer in de wetenschap dat die vloer feitelijk niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen.
RAU heeft met een beroep op eigen schuld verder gesteld dat de gemeente nauw bij de uitvoering betrokken is geweest en de opgetreden schade aan de vloer door de slechte uitvoering had kunnen voorkomen. Maar zoals hiervoor al is overwogen, gaat het bij de aansprakelijkheid van RAU om de gebrekkigheid van het ontwerp, niet om de wijze waarop de dekvloer is uitgevoerd.
[gedaagde 2]
5.12.
De gemeente heeft zich met een beroep op de deskundigenrapporten van Bureau voor Bouwpathologie en [bedrijf 3] op het standpunt gesteld dat de cementdekvloer niet conform het bestek en dus niet deugdelijk is uitgevoerd. [gedaagde 2] betwist dat de cementdekvloer niet voldoet. Zij stelt dat het van de gekozen meetpunten afhangt of dit het geval is. [bedrijf 3] komt op een gemiddelde dikte van 56 mm; als andere meetpunten zouden zijn gekozen – in het bijzonder meetpunten die niet ter hoogte van de stalen fundering liggen – dan is volgens [gedaagde 2] aannemelijk dat hieruit zou blijken dat de gemiddelde dekvloerdikte 60 mm of zelfs meer bedraagt.
5.13.
De rechtbank volgt [gedaagde 2] niet in dit verweer. Uit het rapport van [bedrijf 3] blijkt dat bij het onderzoek door [bedrijf 3] op willekeurige locaties in de sporthal 11 kernen uit de vloer zijn geboord. Daarvan is de gemiddelde dikte van de dekvloer en de druksterkte bepaald. [bedrijf 3] concludeert dat de gemiddelde dikte van 56 mm kleiner is dan de ontwerpdikte van 60 mm volgens het bestek, waarbij 4 van de 10 meetwaarden niet voldoen aan de (in de toepasselijke NEN-norm voorgeschreven) eis dat elke meetwaarde minimaal 85% van de ontwerpdikte moet zijn. De gemiddelde druksterkte is berekend op 13,1 N/mm². Dit is minder dan de vereiste gemiddelde druksterkte van 20 N/mm² volgens het bestek.
5.14.
[gedaagde 2] heeft deze bevindingen niet voldoende concreet weersproken, en de rechtbank ziet geen aanwijzingen dat de metingen niet zouden zijn gedaan op representatieve plaatsen in de sporthal. Zij verwijst in dat kader naar het kaartje dat is weergegeven in r.o. 2.14, waaruit blijkt dat is gemeten door de hele sporthal heen. [gedaagde 2] heeft in de processtukken nog opgemerkt dat zij niet is betrokken bij het onderzoek door [bedrijf 3] , maar dit is onjuist: zoals blijkt uit r.o. 2.14 is [gedaagde 2] door de gemeente wel degelijk uitgenodigd om bij het onderzoek door [bedrijf 3] aanwezig te zijn. Tijdens de zitting bleek ook dat er een vertegenwoordiger van [gedaagde 2] bij het onderzoek aanwezig is geweest. Op basis van de bevindingen van [bedrijf 3] wordt dan ook vastgesteld dat de deskvloer niet voldeed aan de voorschriften in het bestek.
5.15.
[gedaagde 2] heeft verder aangevoerd dat de gemeente zich ervan bewust moet zijn geweest dat de vloer plaatselijk minder dik zou zijn dan voorgeschreven. Bij de uitvoering bleek namelijk dat de onderliggende betonvloer op verschillende punten hoger lag dan waarvan in het bestek werd uitgegaan. Het handhaven van de in het bestek voorgeschreven dikte van de dekvloer zou leiden tot aansluitingsverschillen met de aangrenzende ruimten, wat problematisch zou zijn voor de rolstoeltoegankelijkheid van de sporthal en de in het PvE voorgeschreven hoogte van de sporthal. [gedaagde 2] stelt dat zij de gemeente verschillende oplossingen voor de hoogteverschillen heeft aangedragen die zijn afgewezen. Ook om die reden is volgens [gedaagde 2] geen sprake van ondeugdelijk werk. Ook dit verweer faalt. De rechtbank legt dat hieronder uit.
5.16.
Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat er tijdens de uitvoeringsfase van de afwerkvloer veelvuldig contact is geweest tussen (de directievoerder van) de gemeente en [gedaagde 2] c.q. haar onderaannemers en dat de gemeente daarbij inderdaad is gewezen op het tekort aan ruimte voor de vloer en de hoogteverschillen met de aangrenzende ruimten. Daarvoor aangedragen oplossingsrichtingen – zoals het weglaten van de isolatielaag – zijn door de gemeente niet geaccepteerd. Maar anders dan [gedaagde 2] betoogt, blijkt hieruit niet dat de gemeente heeft geaccepteerd dat de dekvloer niet de in het bestek voorgeschreven dikte van 60 mm zou hebben. Namens de gemeente is immers uitgedragen dat het bestek moest worden aangehouden en dat hoogteverschillen met de aangrenzende ruimtes zouden worden opgelost. In het verslag van de Bouwvergadering van 17 mei 2018 staat hierover:
“samengevat zijn de volgende afspraken gemaakt. De vloer zal worden gefreesd en waar mogelijk en noodzakelijk de ondervloer. (…) Indien de vloer daarna nog iets te hoog blijkt te liggen wordt toch verder gegaan volgens bestek en nadien worden eventuele grotere hoogteverschillen dan waar in is voorzien nabij dorpels in overleg me(t) elkaar opgelost (…)”. Na het frezen van de vloer heeft [betrokkene 3] op 28 mei 2018 namens [gedaagde 2] de nieuwe vloerhoogten aan (onder meer) de directievoerder doorgegeven waarna deze dezelfde dag heeft laten weten “
Graag conform bestek en contractstukken uitvoeren”. In een (laatste) e-mail hierover van 19 juli 2018 heeft [betrokkene 3] geschreven
“wij houden de veel besproken vloersamenstelling en totale vloerhoogte van 91 mm aan, mede bestekmatig bepaald”.Uit de communicatie over de vloer blijkt dus niet dat de gemeente accepteerde of wist dat de vloer niet overal (nagenoeg) 60 mm kon zijn, of dat de peilhoogte moest worden aangehouden, zoals [gedaagde 2] ter zitting heeft betoogd. Daaruit blijkt juist dat is vastgehouden aan de in het bestek voorgeschreven dikte en dat eventuele hoogteverschillen zouden worden opgelost.
5.17.
De rechtbank overweegt verder dat de onderaannemer op 26 oktober 2018 de zandcementdekvloeren uitdrukkelijk schriftelijk heeft gegarandeerd, welke garantie is doorgelegd naar de gemeente. Daarbij is aangegeven dat alle gebreken binnen zes jaar vanaf de datum van gereedkomen die kennelijk te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering, op eerste aanzegging zullen worden hersteld. De gestelde twijfels die er vooraf waren over de door de gewenste uitvoering door de gemeente hebben dus niet in de weg gestaan aan het garanderen van de kwaliteit van de uitvoering. (Ook) op grond van deze garantie komt het feit dat de dekvloer niet aan het bestek voldoet voor rekening van [gedaagde 2] .
5.18.
[gedaagde 2] heeft zich er tenslotte op beroepen dat ook bij een perfecte uitvoering sprake zou zijn geweest van een ondeugdelijke vloer omdat het ontwerp niet deugdelijk is, zodat causaal verband tussen haar tekortkoming en de schade ontbreekt c.q. de schade niet aan [gedaagde 2] kan worden toegerekend. [gedaagde 2] heeft zich daarbij beroepen op een e-mail van 4 juni 2018 van haar onderaannemer, waarin de gemeente er expliciet voor is gewaarschuwd dat een dekvloer op isolatie niet de gewenste druksterkte geeft die voor met name zwaar gebruik van basketbaltoestellen en hoogwerkers nodig is zonder dat de dekvloer op isolatie indeukt en/of scheurt.
5.19.
De rechtbank overweegt hierover dat [bedrijf 3] de uitvoering van de dekvloer noemt als meest voor de hand liggende oorzaak voor de vergruizing van de dekvloer. [bedrijf 3] schrijft onder vraag 6:
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de ontvangen foto’s van de dekvloer na verwijderen van de topvloer, wordt geconcludeerd dat de schades vooral het gevolg moeten zijn van een plaatselijk kleinere dikte, mindere kwaliteit en onvoldoende samenhang van de dekvloer.Onder vraag 8 concludeert [bedrijf 3] :
Uit het onderzoek komt naar voren dat de schades zijn veroorzaakt door zowel een gebrekkig ontwerp als onvolkomenheden in de uitvoering. Er kan geen precieze verdeling tussen beide oorzaken worden gegeven. Wel wordt verwacht dat de schades in hoofdzaak het gevolg zijn van onvolkomenheden in de uitvoering, omdat de schades in een specifiek gebied zijn opgetreden en niet overal. Uit het destructieve onderzoek volgt dat de dekvloer in het gebied met schades waarschijnlijk dunner is geweest dan elders en op foto’s is te zien dat de kwaliteit in het betreffende gebied waarschijnlijk ook slechter is geweest.
In het rapport van [bedrijf 3] is dus gemotiveerd toegelicht dat de schade mede is veroorzaakt door het niet volgens bestek uitvoeren van de dekvloer. [gedaagde 2] heeft dit onvoldoende betwist, zodat het causaal verband tussen de uitvoering van de dekvloer in afwijking van het bestek en de schade vaststaat.
5.20.
Wat betreft de toerekening van de schade aan [gedaagde 2] c.q. het eigen schuld-verweer geldt opnieuw dat (de onderaannemer van) [gedaagde 2] , ondanks de gegeven waarschuwing, een garantie voor de dekvloer heeft afgegeven, terwijl bovendien niet is komen vast te staan dat de gemeente wist of accepteerde dat de deskvloer op plekken dunner zou zijn dan de voorgeschreven 60 mm.
Hoofdelijkheid
5.21.
Uit al het voorgaande volgt dat RAU en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de schade aan de vloer, die vervanging ervan noodzakelijk maakt. Zij zijn dus aansprakelijk voor dezelfde schade, en daarmee hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek.
Schadeomvang
5.22.
De gemeente heeft bij akte van 11 december 2024 een aangepaste kostenraming van Basalt Bouwadvies in het geding gebracht en mede op basis daarvan het standpunt ingenomen dat haar totale schade € 367.985,26 exclusief BTW bedraagt. Dit bedrag is bestreden door zowel RAU als [gedaagde 2] , waarbij beiden nog nadere producties in het geding hebben gebracht. De gemeente heeft aangegeven nog op deze producties te willen reageren. De rechtbank zal de zaak in verband daarmee verwijzen naar de rol van 28 mei 2025 en de gemeente in de gelegenheid stellen bij akte op de in het geding gebrachte producties te reageren.
5.23.
Zij geeft partijen in overweging te onderzoeken of zij na dit vonnis, waarin over de aansprakelijkheid is beslist, alsnog overeenstemming kunnen bereiken over de wijze van schadeafhandeling. Indien partijen geen overeenstemming bereiken, zal de rechtbank in een volgend vonnis beslissen over de omvang van de schade. Daarbij zal ook aan de orde komen tot welk bedrag de aansprakelijkheid van RAU is beperkt in verband met het bepaalde in artikel 15 lid 1 van de Standaardafwijking DNR 2011.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
28 mei 2025voor akte uitlaten aan de zijde van de gemeente zoals overwogen in r.o. 5.22.;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025. [2]

Voetnoten

1.Productie E5, hoofdstuk 42, p.103-105
2.type: 1155