ECLI:NL:RBNHO:2025:4646

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
25-1742
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening betreffende vergunning particuliere antiekmarkten in Haarlem

Op 16 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, handelend onder de naam [verzoeker], had bezwaar gemaakt tegen de voorschriften die waren verbonden aan een verleende vergunning voor het houden van particuliere antiekmarkten in Haarlem. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, maar verzoekster was het niet eens met enkele van de aan de vergunning verbonden voorschriften. De voorzieningenrechter oordeelde dat er weliswaar sprake was van een motiveringsgebrek met betrekking tot de bestreden voorschriften, maar dat de motivering die verweerder op zitting had gegeven voldoende was om geen voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de voorschriften van de verleende vergunning hun gelding behouden. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter geen bindend oordeel geeft voor een eventueel bodemgeding en dat de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft. De zaak betreft de organisatie van particuliere antiekmarkten in 2025, waarbij verzoekster de voorschriften aanvecht die betrekking hebben op de parkeersituatie en de bescherming van groenvoorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/1742

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , handelend onder de naam [verzoeker], uit Haarlem, verzoekster
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. E.S. Ruesen en Z. Aygunes).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de aan verzoekster verleende vergunning voor het houden van particuliere antiekmarkten in 2025 aan de Dreef in Haarlem. Verzoekster is het niet eens met een aantal voorschriften die verweerder daarbij heeft gesteld. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit (gedeeltelijk) te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekster.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Weliswaar is er ten aanzien van de door verzoekster bestreden voorschriften sprake van een motiveringsgebrek, maar gelet op de motivering die verweerder op zitting heeft gegeven, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Verzoekster heeft op 5 november 2024 een aanvraag ingediend voor het houden van particuliere antiekmarkten in 2025 aan de Dreef in Haarlem. De data waarop verzoekster de markten wil organiseren zijn 19 april, 17 mei, 7 juni, 21 juni, 5 juli, 19 juli, 2 augustus, 16 augustus, 6 september, 20 september en 4 oktober. De aanvraag ziet op maximaal honderd marktkramen en in de aanvraag heeft verzoekster aangegeven dat er iedere markteditie in totaal vijftig auto’s in de groenstrook direct achter de marktkramen parkeren. Het parkeren aan de oostkant is met twee wielen in het gras en twee wielen op het verharde pad.
2.1.
Met het bestreden besluit van 10 februari 2025 heeft verweerder een vergunning verleend voor het houden van particuliere markten in 2025 (de vergunning). De door verzoekster aangevraagde situatie kan, op basis van een negatief advies van de afdeling Beheer en Beleid Openbare Ruimte, niet worden vergund. Aan de vergunning heeft verweerder (daarom) diverse voorschriften verbonden, onder meer ten aanzien van het parkeren van de auto’s van de handelaren. In dat verband heeft verweerder in het bestreden besluit aangegeven dat hij de aangevraagde parkeersituatie negatief heeft beoordeeld, omdat het parkeren direct achter de marktkramen in het groen niet is toegestaan. Dit levert volgens verweerder onherstelbare schade aan het groen, en met name de boomwortels, op. Verweerder heeft een alternatief geboden, waarbij het groen wordt ontzien en er toch (iets verder) achter de marktkramen geparkeerd kan worden. Op 7 februari en 10 februari 2025 heeft verweerder zowel telefonisch als per e-mail geprobeerd over dit alternatief contact op te nemen met verzoekster. Verzoekster was echter niet bereikbaar en heeft ook niet gereageerd op de verschillende e-mails waarin het alternatief wordt aangeboden. Om toch positief te kunnen beslissen op de aanvraag heeft verweerder de aanvraag ambtshalve gewijzigd en heeft hij de vergunning met een gewijzigde plattegrond voor het parkeren en onder het stellen van voorschriften verleend.
2.2.
Verzoekster heeft tegen de vergunning bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er een spoedeisend belang?
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van zo’n spoedeisend belang. Verzoekster heeft de markteditie van 19 april 2025 laten vervallen in verband met de gestelde voorschriften. De eerstvolgende editie van de markt vindt plaats op 17 mei 2025 en derhalve op relatief korte termijn na de zitting bij de voorzieningenrechter. Verzoekster heeft aangegeven ruim voor die tijd uitsluitsel nodig te hebben van de rechtbank, omdat zij enige tijd nodig heeft voor het organiseren van de markt. Op de zitting heeft verweerder niet kunnen aangeven of hij voor die tijd al op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. Daarnaast is niet alleen sprake van een financieel belang bij een markt die al jarenlang op deze locatie wordt georganiseerd, zodat de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig acht.

Bestaat er aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening?

6. Nu een spoedeisend belang aanwezig is, beoordeelt de voorzieningenrechter verder bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om een voorlopige voorziening te treffen. Dit zal de voorzieningenrechter hierna beoordelen aan de hand van de bezwaargronden van verzoekster.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het hier gaat om een vergunning die verweerder eigenlijk op basis van de aanvraag wilde weigeren. Verweerder heeft niettemin onderzocht of er met een alternatieve parkeersituatie alsnog een vergunning kon worden verleend. Dat heeft verweerder gedaan onder het stellen van voorschriften, waardoor de weigeringsgronden niet meer aan de orde zijn. Verweerder is in beginsel bevoegd tot het verbinden van voorschriften aan de vergunning, gelet op artikel 1:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Voorschrift 14
8. De voornaamste reden voor het instellen van bezwaar en de voorlopige voorziening is gelegen in voorschrift 14 en de daarmee samenhangende plattegrond van de parkeersituatie voor de auto’s van handelaren. Verzoekster wil dat de handelaren hun auto’s in het groen kunnen staan, zodat zij – zowel aan de oost- als de westzijde – direct achter hun kraam kunnen parkeren en hun kraam goed kunnen bereiken. Dat is al 25 jaar de situatie, aldus verzoekster.
8.1.
Voorschrift 14 luidt:
“U dient de marktkramen op het verharde gedeelte van het voormalig schelpenpad te plaatsen, alsmede de voortuigen achter de kramen aan de oostzijde. Aan de westzijde dienen de auto’s op het fietspad te worden geparkeerd.”
8.2.
In het primaire besluit heeft verweerder zonder nadere toelichting gesteld dat het parkeren in het groen onherstelbare schade aan het groen, en met name de boomwortels, oplevert. Op de zitting heeft verweerder daaraan toegevoegd dat het bij eerdere vergunningen/ontheffingen altijd de bedoeling is geweest om het groen zoveel mogelijk te ontzien, maar dat daar tot nu toe niet strikt op is gehandhaafd. Verder heeft verweerder erop gewezen dat langs de Dreef, ter hoogte van waar de markt wordt gehouden, beschermenswaardige, monumentale bomen staan. Het is verweerder inmiddels gebleken dat die bomen niet uitlopen zoals zou moeten. Door het gewicht en de verdrukking als gevolg van het parkeren is de wortelgroei niet zoals die zou moeten zijn. Dat is voor verweerder de reden geweest om voorschrift 14 aan de vergunning te verbinden. Ter onderbouwing heeft verweerder een kaartje overgelegd, waaruit blijkt dat langs de Dreef - op de locatie waar de markt is voorzien - bomen met een monumentaal karakter staan.
8.3.
Verzoekster heeft op de zitting nog een rapport van Tree Motion Boomverzorging overgelegd, waar verweerder niet goed op heeft kunnen reageren. De voorzieningenrechter acht het aangewezen dat verweerder in zijn beslissing op bezwaar dit rapport betrekt, omdat dit rapport een nadere beoordeling vergt. Op voorhand geeft het rapport de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, nu onduidelijk is of dit rapport ziet op de monumentale bomen die voor verweerder (mede) de reden zijn voor het stellen van voorschrift 14.
8.4.
Volgens het voorschrift moeten de auto’s aan de oostzijde op het verharde gedeelte van het voormalig schelpenpad parkeren. De rechtbank begrijpt verzoekster zo dat zij aanvoert dat dit deel van het voorschrift feitelijk onuitvoerbaar is geworden door het plaatsen van zwerfkeien in het groen langs en bij de toegang van het verharde pad. Daardoor zou voor deze kramen gelden dat de handelaren hun kramen niet meer met de auto via het groen kunnen bereiken en voor zover zij deze via het verharde pad kunnen bereiken, vervolgens met hun auto voor in plaats van achter hun kraam uitkomen. Verweerder heeft op de zitting echter gesteld dat het verharde pad nog bereikbaar is voor de auto’s en heeft ook aan de hand van een impressie laten zien hoe de auto’s achter de kramen aan de oostkant kunnen parkeren. Dit vergt – na een eventueel nader onderzoek - een nadere concretisering in de beslissing op bezwaar. De enkele betwisting door verzoekster overtuigt de voorzieningenrechter op voorhand echter niet van de onmogelijkheid om aan dit voorschrift te voldoen.
8.5.
Volgens het voorschrift moeten de auto’s aan de westzijde op het fietspad worden geparkeerd. Het argument van verzoekster dat de auto’s aan de westzijde daardoor te ver van de kraam komen te staan, dat dit een risico op diefstal oplevert en dat handelaren bij regen niet in hun auto kunnen schuilen terwijl zij zicht houden op hun verkoopwaar, gaat niet op. De voorzieningenrechter stelt voorop dat op grond van artikel 5:23, derde lid, onder c, van de APV verweerder een vergunning kan weigeren in het belang van de groenvoorziening. Om te voorkomen dat verweerder om die reden de vergunning heeft geweigerd, is – zoals hiervoor in overweging 8.2 besproken – voorschrift 14 aan de vergunning verbonden. De praktische individuele nadelen die verzoekster stelt daardoor te ondervinden, maken op voorhand niet dat verweerder dit voorschrift – ter bescherming van het algemene belang van het groen – niet aan de vergunning heeft mogen verbinden.
8.6.
Gelet op de aanvullende motivering die verweerder ter zitting heeft gegeven over de gestelde schade van het parkeren aan het groen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering in de beslissing op bezwaar, ten aanzien van voorschrift 14 stand zal kunnen houden. Het enkele feit dat dit voorschrift voorgaande jaren niet aan de vergunning was verbonden, betekent niet dat verweerder dat dit jaar ook niet mag doen, maar brengt wel met zich mee dat daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag moet liggen.
Voorschrift 10, 11 en 12
9. Daarnaast verzet verzoekster zich tegen voorschriften 10, 11 en 12. Zij is het er niet mee eens dat zij de kosten moet dragen voor het afsluiten van het fietspad met drie hekken en het plaatsen van een bord waarmee fietsers worden verwezen naar de overzijde. De hekken aan de noordzijde en in het midden vindt verzoekster onnodig, omdat er alleen van zuid naar noord wordt gefietst. Bovendien worden de fietsers omgeleid via een te smalle ventweg die niet geschikt is voor fietsers van beide zijden met auto’s tussendoor. Zij vraagt zich af of dat wel voldoet aan de Wegenverkeerswet.
9.1.
Voorschrift 10 luidt:
“Er dienen 3 schrikhekken op het fietspad geplaatst te worden conform CROW 96b-richtlijnen.”
Voorschrift 11 luidt:
“De hekken dienen geplaatst te worden bij: begin van het fietspad t.h.v. de Paviljoenslaan, de in en uitrit van de parkeergarage Dreef en aan het eind van het fietspad t.h.v. het Houtplein.”
Voorschrift 12 luidt:
“Bord ‘Fietsers via overzijde’ plaatsen op het schrikhek t.h.v. de Paviljoenslaan.”
9.2.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder deze voorschriften aan de vergunning kunnen verbinden. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de wijze waarop een omleiding moet worden gerealiseerd is voorgeschreven in de CROW-richtlijnen en dat verweerder aan die richtlijnen vasthoudt. De voorzieningenrechter acht dit op voorhand niet onredelijk en ook niet dat de organisator van de particuliere markten die kosten moet dragen. Voor zover verzoekster opkomt voor het belang van de verkeersveiligheid in het kader van de omleiding voor de fietsers, strekt dat niet tot haar eigen belang als marktorganisator en verzet het relativiteitsvereiste zich tegen de beoordeling van dat aspect.
Voorschrift 17
10. Tot slot kan verzoekster zich niet vinden in voorschrift 17. Dit voorschrift, op basis waarvan verzoekster een lint moet spannen, was in de vergunning van vorig jaar beperkt tot de periode van bloei (data in april), maar geldt nu voor alle marktdata in 2025.
10.1.
Voorschrift 17 luidt:
“U spant een lint tussen de bomen en geeft alle kraamhouders aan welk gedeelte van de groenstrook niet gebruik mag worden in verband met aanwezige bollen.”
10.2.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat verweerder dit voorschrift ter bescherming van de groenvoorziening, onder aanvulling van de motivering in de beslissing op bezwaar, aan de vergunning mag verbinden. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het voorschrift bewust is opgenomen voor alle markten in 2025. De negatieve uitwerking van verdrukking door parkeren op de bollen in de grond geldt niet alleen voor de maand april, maar ook voor de andere maanden waarin verzoekster de markten wil organiseren.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de voorschriften van de verleende vergunning hun gelding behouden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. de Regt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: Wettelijk kader

Algemene plaatselijke verordening gemeente Haarlem
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid
d. de bescherming van het milieu.
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan vier weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 5:22 Begripsbepaling
1. In deze afdeling wordt verstaan onder particuliere markt: een markt op een voor het publiek toegankelijk plaats waar hoofdzakelijk goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
2. Onder een particuliere markt wordt niet verstaan:
a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet;
b. een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
Artikel 5:23 Organiseren van een particuliere markt
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een particuliere markt te organiseren.
2. De burgemeester kan plaatsen aanwijzen waar particuliere markten kunnen worden gehouden.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:
a. wegens strijd met het omgevingsplan;
b. in het belang van een markt zoals bedoeld in artikel 5:22 tweede lid;
c. in het belang van de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente;
d. als de particuliere markt wordt gehouden buiten een door de burgemeester aangewezen locatie.