ECLI:NL:RBNHO:2025:4658

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
11314060 \ CV EXPL 24-6594
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na niet geleverde auto

In deze civiele zaak heeft eiser, eigenaar van Knommas Dental Laboratory Limited, vervangende schadevergoeding gevorderd van gedaagde, mede-eigenaar van Bona Fide Healthcare B.V., voor een auto die gedaagde aan hem heeft verkocht maar die eiser uiteindelijk niet in eigendom heeft verkregen. Eiser heeft de auto wel in gebruik genomen, maar deze is nooit op zijn naam overgeschreven. De auto is later door de politie in beslag genomen en weer bij gedaagde terechtgekomen. Gedaagde stelt dat hij de auto niet hoefde te leveren omdat eiser de koopsom van € 15.000,- niet had betaald. Eiser betwist dit en stelt dat betaling zou plaatsvinden door middel van verrekening van zakelijke vorderingen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat eiser tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. De vordering van eiser wordt toegewezen, en gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 15.000,- vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11314060 \ CV EXPL 24-6594
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. D. Milosavljevic
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D.J.B. Bosscher
De zaak in het kort
[eiser] heeft van [gedaagde] vervangende schadevergoeding gevorderd voor een auto die [gedaagde] aan hem heeft verkocht, maar die hij uiteindelijk niet in eigendom heeft verkregen. [eiser] heeft de auto wel in gebruik genomen, maar deze is niet op naam van [eiser] overgeschreven. De auto is later door de politie in beslag genomen en uiteindelijk weer bij [gedaagde] terechtgekomen. [gedaagde] stelt dat hij de auto niet hoefde te leveren omdat [eiser] de koopsom niet had betaald. Volgens [eiser] had hij met [gedaagde] afgesproken dat betaling plaats zou vinden door middel van ‘verrekening’ van zakelijke vorderingen. Vanwege de betwisting door [eiser] staat niet vast dat hij tekort is geschoten in het nakomen van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Daarom slaagt het verweer van [gedaagde] niet en wordt de vordering van [eiser] toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 29 januari 2025,
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar en bestuurder van Knommas Dental Laboratory Limited (hierna: Knommas). Dit is een onderneming op het gebied van technische tandheelkunde.
2.2.
[gedaagde] is mede-eigenaar en -bestuurder van Bona Fide Healthcare B.V (hierna: BFH). Dit is een onderneming die gebitsprothesen vervaardigt.
2.3.
In 2021 en 2022 zijn Knommas en BFH overeengekomen dat [eiser] tandtechnische werkzaamheden voor BFH zou verrichten. Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden in 2021 en 2022.
2.4.
Mede ten behoeve van de werkzaamheden van [eiser] hebben partijen een koopovereenkomst voor een Mercedes-Benz CLA (hierna: de auto) gesloten. Daarin spreken zij af dat [eiser] de auto van [gedaagde] koopt voor een bedrag van € 15.000,-.
2.5.
De schriftelijke koopovereenkomst vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
‘Volledige betaling door de Koper en het te naam stellen dient plaats te vinden binnen 6 maandelijkse termijnen’
2.6.
[eiser] heeft de auto van december 2021 tot 1 augustus 2023 in het bezit gehad. De auto is echter niet op naam van [eiser] overgeschreven.
2.7.
In verschillende Whatsappberichten heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat hij ervoor moest zorgen dat de auto op naam van [eiser] werd gesteld en heeft hij gevraagd om het vrijwaringsbewijs. [eiser] heeft daarop laten weten dat overschrijving niet mogelijk was omdat er nog bekeuringen van [gedaagde] open stonden.
2.8.
Op 1 augustus 2023 is de auto door de politie in beslag genomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Hij heeft de auto van [gedaagde] gekocht voor € 15.000,-. Betaling voor de auto vond plaats via “verrekening”: de door de vennootschap van [eiser] (Knommas) aan de vennootschap van [gedaagde] (BFH) verzonden facturen van door [eiser] (althans Knommas) voor BFH verrichte werkzaamheden zouden worden betaald door middel van de levering van de auto. De levering van de auto heeft uiteindelijk nooit plaatsgevonden omdat deze door de politie in beslag is genomen en uiteindelijk weer bij [gedaagde] terecht is gekomen. De facturen van Knommas zijn nooit voldaan, waaruit volgt dat [eiser] wel heeft betaald voor de auto, terwijl deze niet is geleverd.
3.3.
[eiser] heeft de verplichting tot aflevering van de auto bij brief van 10 juli 2024 omgezet in een verplichting tot betaling van een vervangende schadevergoeding van
€ 15.000,-. Hij vordert betaling van deze vervangende schadevergoeding door [gedaagde].
3.4.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. Hij betwist dat hij met [eiser] heeft afgesproken dat betaling voor de auto zou plaatsvinden door verrekening van zakelijke vorderingen. Op grond van de koopovereenkomst moest betaling door [eiser] plaatsvinden in zes maandelijkse termijnen. [eiser] heeft echter niet betaald, aldus [gedaagde].
3.5.
[gedaagde] stelt primair dat [eiser] hiermee tekort is geschoten in het nakomen van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. De daarin opgenomen termijn van zes maanden is een fatale termijn. Daarom heeft hij door middel van de conclusie van antwoord de koopovereenkomst ontbonden. Subsidiair beroept hij zich op opschorting van zijn verplichtingen omdat [eiser] nog niet heeft betaald.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.Vast staat dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de auto aan [eiser] zou leveren, dat [gedaagde] de auto niet heeft overgeschreven op naam van [eiser]. Vervolgens is de auto in beslag is genomen en uiteindelijk weer bij [gedaagde] terecht is gekomen. Eveneens staat vast dat [eiser] de verplichting tot levering van de auto heeft omgezet naar een verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding. [gedaagde] heeft de hoogte van de schadevergoeding niet betwist. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel de door [eiser] gevorderde schadevergoeding moest betalen.
4.2.
[gedaagde] stelt echter dat hij van deze verplichting kan worden bevrijd omdat hij de koopovereenkomst door middel van de conclusie van antwoord heeft ontbonden. Hij stelt dat hij hiertoe bevoegd was omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst tot betaling van de koopprijs. Volgens [gedaagde] was de afspraak dat [eiser] in zes maandelijkse termijnen zou betalen. Dat is niet gebeurd, aldus [gedaagde].
4.3.
[eiser] betwist dit en voert aan dat betaling plaats zou vinden door middel van ‘verrekening’ van zakelijke vorderingen. [gedaagde] heeft het voertuig in het bezit van [eiser] gesteld. Daarbij heeft [gedaagde] [eiser] ook het kentekenbewijs overhandigd en een tenaamstellingscode doorgestuurd. Ook is de kwestie van de auto ter sprake gekomen in eerdere een procedure bij de rechtbank Amsterdam tussen Knommas en BFH. Daarin heeft de gemachtigde van BFH in de correspondentie en bij conclusie van antwoord aangegeven dat de koopsom voor de auto zou worden verrekend met zakelijke vorderingen.
4.4.
Vast staat dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan [gedaagde] aan [eiser] een auto moest leveren tegen betaling van een koopsom van
€ 15.000,-. Vast staat ook dat [gedaagde] de auto aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld en dat hij er meerdere malen op aan heeft gedrongen om de auto ook op naam van [eiser] te laten stellen. [gedaagde] heeft erkend dat, anders dan in de koopovereenkomst staat, de koopsom van € 15.000,- niet aan hem is betaald door overmaking via de bankrekening of door betaling in contanten. Hij heeft eveneens erkend dat hij nooit om betaling heeft verzocht. Dat een verkoper van een auto van € 15.000 die auto meegeeft aan de koper en zelfs aandringt op overschrijving van de auto op naam van de koper zonder dat hij op enigerlei wijze daarvoor is betaald, is ongeloofwaardig. Het ligt dan veeleer voor de hand dat, zoals [eiser] heeft betoogd, de betaling op andere wijze is geschied, namelijk door de “verrekening” van de facturen van [eiser] dan wel Knommas voor de door hem verrichte werkzaamheden ten behoeve van BFH. Ondersteuning hiervoor valt ook te vinden in het door BFH ingenomen standpunt in de procedure tegen Knommas.
4.5.
Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat [eiser] wel voor de auto heeft betaald, terwijl deze hem uiteindelijk niet is geleverd. Dat betekent dat [eiser] niet, zoals [gedaagde] stelt, tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en dat [gedaagde] de koopovereenkomst daarmee niet (geldig) heeft ontbonden. Daarom blijven de verplichtingen voor [gedaagde] uit de koopovereenkomst in stand. Hetzelfde geldt voor het beroep op opschorting door [gedaagde]. Ook daarvoor is namelijk vereist dat [eiser] zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen. Nu dit niet vaststaat, slaagt ook het beroep hierop door [gedaagde] niet. [gedaagde] is echter wel tekort geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en daarom heeft [eiser] aanspraak op vervangende schadevergoeding. Omdat [gedaagde] de hoogte van het gevorderde schadebedrag niet heeft betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.6.
[eiser] heeft wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf 24 juni 2024. Hij heeft de verplichting tot levering van de auto echter pas bij brief van 10 juli 2024 omgezet naar een verplichting tot vervangende schadevergoeding. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 25 juli 2024. Dat is de dag nadat de in de brief opgenomen betalingstermijn van veertien dagen is verstreken.
4.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.789,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.789,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.