ECLI:NL:RBNHO:2025:4743

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
11021431 \ CV EXPL 24-2127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagier bij vertraagde vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp, namens een passagier, compensatie gevorderd van de vervoerder Egyptair Airlines Company vanwege een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een technisch defect aan het remsysteem, dat niet voorkomen kon worden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De kantonrechter oordeelde echter dat een technisch defect inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en daarom geen buitengewone omstandigheid vormt. De vordering van AirHelp werd toegewezen, waarbij de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast werd de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vervoerder om aan te tonen dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die de vertraging rechtvaardigen. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder hierin niet was geslaagd, waardoor het verweer faalde en de vordering van AirHelp werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11021431 \ CV EXPL 24-2127
Uitspraakdatum: 30 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Egyptair Airlines Company
gevestigd te Egypte
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Advocatenpraktijk Teke)
De zaak in het kort
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden, namelijk een technisch defect aan het remsysteem. Een technisch defect is echter in beginsel inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en daarmee geen buitengewone omstandigheid. Daarom slaagt het verweer van de vervoerder niet en wordt de vordering van AirHelp toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 31 augustus 2023 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Caïro, Egypte, met vlucht MS758 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht de compensatie moet voldoen tot een bedrag van € 400,-. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder is de vlucht met een vertraging van 4 uur en 25 minuten uitgevoerd. 25 minuten daarvan waren het gevolg van de vertraagde aankomst van een voorgaande vlucht. Voor dit gedeelte van de vertraging doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden. De overige 4 uur waren het gevolg van een technisch defect. Op het moment dat het toestel klaar was om op te starten werd er namelijk een technisch defect aan het remsysteem geconstateerd. Dit defect moest worden geïnspecteerd en verholpen worden voordat het toestel kon vertrekken. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar een vertragingsrapport.
4.4.
AirHelp voert – samengevat – aan dat een dergelijk mankement inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder.
4.5.
Vast staat dat vier uur van de vertraging het gevolg was van een technisch mankement aan het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. Tussen partijen is slechts in geschil of dit een buitengewone omstandigheid is. Het Hof heeft geoordeeld dat een technisch mankement of een indicatie daarvan in begin moet worden gezien als inherent aan de normale uitoefening van de bedrijfsactiviteit van de luchtvaartmaatschappij en daarom geen buitengewone omstandigheid oplevert. Dit is anders in gevallen waarbij een vliegtuigfabrikant bekendmaakt dat het betrokken toestel een verborgen fabricagefout vertoont of bij schade aan het toestel door sabotage of terrorisme. De vervoerder heeft niet gesteld dat er het technische defect in dit geval het gevolg was van een van deze bijzondere gevallen. Het is aan de vervoerder om de aanwezigheid van eventuele buitengewone omstandigheden aan te tonen. Nu de vervoerder daarin niet is geslaagd, faalt zijn verweer. Daarom zal de vordering van AirHelp worden toegewezen. Ook de wettelijke rente over de hoofdsom is als onweersproken toewijsbaar.
4.6.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 augustus 2023 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 130,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten, voor zover AirHelp daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.