Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de uitgebrachte dagvaarding van 17 maart 2025 met in totaal 14 (deels nagekomen) producties
- de conclusie van antwoord van de gemeente met 8 producties
- de mondelinge behandeling van 17 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Medamco.
2.De feiten
3.Het geschil
tussentijdseopzegging en dus niet meer is voorgeschreven bij opzegging van een huurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is verlengd. Voor opzegging van de Huurovereenkomst hoeft dan geen publiek belang te worden gesteld geen reden nodig. De gemeente meent dat zij de Huurovereenkomst rechtsgeldig – want in overeenstemming met artikel 2.3 daarvan – heeft opgezegd.
4.De beoordeling
voor de duur van 5 jaren, ingaand op 1 maart 2016 en eindigende op 28 februari 2021” (zie hierboven in 2.2). Een overeenkomst voor bepaalde tijd is in beginsel niet tussentijds opzegbaar. Daarvan zijn partijen met de tussen hen gesloten Huurovereenkomst afgeweken, in die zin dat tussentijdse beëindiging wél mogelijk is “
in een omstandigheid als bedoeld in artikel 13.2 en artikel 13.3 van de op deze overeenkomst van toepassing zijnde Aanvullende Voorwaarden”, aldus artikel 2.4 van de Huurovereenkomst.
zulks naar het oordeel van verhuurder in het publiek belang noodzakelijk is geworden”, zodat de opzegging geen effect heeft gehad. Dat standpunt van Medamco miskent echter dat in het onderhavige geval geen sprake is van
tussentijdseopzegging. De Huurovereenkomst (voor bepaalde tijd) is immers níet door (één van) partijen beëindigd op 28 februari 2021, zodat deze nadien – conform het bepaalde in artikel 2.2 van de Huurovereenkomst – stilzwijgend voor onbepaalde tijd is voortgezet tot wederopzegging door een van de partijen. Daarmee heeft de Huurovereenkomst met ingang van 28 februari 2021 het karakter van een overeenkomst voor
onbepaalde tijd gekregen en kan van ‘tussentijdse’ opzegging na die datum per definitie geen sprake meer zijn. In de context van de opzeggingsregeling is immers evident dat met ‘tussentijds’ bedoeld wordt: de periode gelegen tussen het tijdstip van aanvang en dat van het einde van een voor bepaalde tijd aangegane overeenkomst, die buiten die limitatief opgesomde uitzonderingssituaties (in beginsel) niet opzegbaar is.
[In aanmerking nemende] (…) dat huurder heeft aangegeven zijn bedrijf niet uit te kunnen oefenen zonder voortzetting van het gebruik van 36 parkeerplaatsen op onderhavig terrein; dat verhuurder bereid is het vorenbedoelde perceel aan huurder te verhuren ten behoeve van het gebruik als parkeergelegenheid voor 36 parkeerplaatsen; (…)”
.