In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige] zijn uit elkaar gegaan rond de geboorte van het kind en sindsdien is er sprake van een complexe opvoedsituatie. De ouders diskwalificeren elkaar in het bijzijn van [de minderjarige] en kunnen niet effectief met elkaar communiceren. Ondanks de inzet van diverse hulpverleningsinstanties, heeft dit niet geleid tot verbetering van de situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] al langdurig klem zit tussen de ouders, wat leidt tot ernstige bedreigingen in haar ontwikkeling. De ouders zijn niet in staat om samen beslissingen te nemen en de omgangsafspraken worden niet nageleefd. Dit heeft geleid tot een situatie waarin [de minderjarige] zich gedwongen voelt om te kiezen tussen haar ouders, wat haar emotionele welzijn ernstig schaadt.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Tijdens de zitting hebben zowel de moeder als de vader hun instemming met het verzoek gegeven, hoewel zij het verdrietig vinden dat het zover heeft moeten komen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [de minderjarige] zodanig problematisch is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de beschikking verleend, waarbij de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers de regie zal voeren over de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook de doelen vastgesteld waaraan gewerkt zal worden, waaronder het creëren van een veilige opvoedomgeving voor [de minderjarige] en het verminderen van de negatieve impact van de conflicten tussen de ouders.