ECLI:NL:RBNHO:2025:4922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
356599
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een geldleningsovereenkomst en de gevolgen van dwaling in de verkoop van aandelen

In deze civiele zaak heeft Sterk voor Kinderopvang B.V. een rechtszaak aangespannen tegen [gedaagde] HOLDING B.V. over de ontbinding van een geldleningsovereenkomst. De zaak draait om de verkoop van aandelen in Sterk in Kinderopvang B.V. (SIK) voor een bedrag van € 230.000,00, dat is omgezet in een langlopende lening. [gedaagde] heeft twee termijnen van € 15.000,00 betaald, maar beroept zich op opschorting van de overige betalingen, omdat de resultaten van SIK in 2022 lager uitvielen dan in de voorlopige jaarcijfers vermeld. Sterk voor Kinderopvang betwist dit en vordert terugbetaling van de rest van de lening, evenals bedragen die debiteuren van SIK hebben betaald voor werkzaamheden in 2022, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om de gestelde dwaling te onderzoeken. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord, en een mondelinge behandeling op 25 maart 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijk sprake is van wederzijdse dwaling, wat de basis vormt voor de vordering van [gedaagde] om de koopprijs te verlagen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en zal de deskundige vragen om de EBITDA van SIK over 2022 vast te stellen, evenals de waarde van de vennootschap op basis van de overeengekomen berekeningswijze.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/356599 / HA ZA 24-511
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
STERK VOOR KINDEROPVANG B.V.,
te Zwaanshoek,
eisende partij,
hierna te noemen: Sterk voor Kinderopvang,
advocaat: mr. M. Bitter,
tegen
[gedaagde] HOLDING B.V.,
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. I.N.A. Denninger.
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft de aandelen in Sterk in Kinderopvang B.V. (SIK) van Sterk voor Kinderopvang gekocht voor € 230.000,00. De koopprijs is omgezet in een langlopende lening. [gedaagde] heeft twee termijnen van € 15.000,00 betaald en zich ten aanzien van de overige termijnen beroepen op opschorting, omdat de resultaten van SIK in 2022 lager uitvielen dan vermeld in de voorlopige jaarcijfers. Sterk voor Kinderopvang betwist dat en beroept zich op ontbinding van de geldleningsovereenkomst. Zij vordert van [gedaagde] terugbetaling van de rest van de geldlening en betaling van de bedragen die debiteuren van SIK aan SIK hebben betaald voor werkzaamheden van SIK in 2022, dit alles te vermeerderen met rente en kosten.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat de koopprijs moet worden verlaagd, omdat Sterk voor Kinderopvang haar mededelingsplicht over de financiën van SIK heeft geschonden en [gedaagde] daarover heeft gedwaald, dan wel dat sprake is van wederzijdse dwaling.
De rechtbank is voornemens om een deskundige te benoemen ten aanzien van de gestelde dwaling. Partijen zullen in de gelegenheid gesteld worden om zich over dit voornemen uit te laten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties E1 tot en met E15
- de conclusie van antwoord met producties G1 tot en met G17
- het herstelexploit tevens akte aanvullende producties en rectificaties van Sterk voor Kinderopvang met producties 16 en 17
- het tussenvonnis van 11 december 2024
- de akte houdende vermeerdering van eis en overlegging van nadere producties E18 tot en met E30
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025, waarbij door partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sterk voor Kinderopvang is een holdingvennootschap van mevrouw [betrokkene 1]. [gedaagde] is een holding van de heer [betrokkene 2].
2.2.
Op 12 oktober 2022 hebben partijen een intentieverklaring getekend over de verkoop van de aandelen van Sterk voor Kinderopvang in Sterk in Kinderopvang B.V. (hierna: SIK) aan [gedaagde]. SIK is een onderneming die zich bezig houdt het geven van advies en support aan kinderopvanginstellingen ten aanzien van wetgeving kwaliteit en beleid. In de intentieverklaring staat – voor zover relevant – het volgende:

4 Koper heeft de mogelijkheid voorafgaand aan de Transactie een Due Diligence onderzoek uit te voeren binnen nader vast te stellen en overeen te komen kaders. Koper dient het Due Diligence onderzoek binnen 10 werkdagen nadat voor haar de dataroom is opgesteld te hebben afgerond.
5 De Transactie zal uitsluitend plaatsvinden indien er een voor Koper conveniërende uitkomst van het onder 4 genoemde Due Diligence onderzoek is. De uitkomst is alleen dan niet conveniërend indien en voor zover uit het Due Diligence onderzoek feiten en omstandigheden naar voren komen die substantieel afwijken van de reeds door Verkopers aan Koper verstrekte informatie. Van een substantiële afwijking is alleen sprake indien deze feiten en omstandigheden cumulatief gezien een financieel effect hebben op de Vennootschap van EUR 5.000 of meer.
2.3.
Sterk voor Kinderopvang en [gedaagde] hebben gecorrespondeerd over de voorwaarden voor de verkoop van de aandelen in SIK. In een e-mail van 22 november 2022 heeft [gedaagde] aan Sterk voor Kinderopvang onder meer het volgende geschreven:

Verder is het voor het completeren van de koopovereenkomst van belang om tussentijdse cijfers te hebben, bijvoorbeeld per 30 november aanstaande. Dan kunnen wij bezien hoe de balans van Sterk In Kinderopvang kan worden opgeschoond.”
2.4.
Op 14 december 2022 heeft Sterk voor Kinderopvang aan [gedaagde] een e-mail gestuurd met daarbij de voorlopige jaarrekening van SIK. Deze sloot op een netto winst van € 66.707,11. Er is een rekeningcourant schuld aan Sterk voor Kinderopvang genoteerd van € 122.904,30. De liquide middelen sloten op € 38.503,40. In de e-mail van 14 december 2022 heeft Sterk voor Kinderopvang verder het volgende geschreven:

Daarnaast zal ik zorgen dat ik op 31 december een nette afwikkeling van de financiën doe.
Hierbij zal ik bekijken hoeveel vakantie uren de medewerkers hebben opgebouwd en het
bruto uurloon plus wat extra berekenen, het opgebouwde vakantiegeld, eventueel betaalde
opdrachten die nog niet volledig zijn afgerond (overige uren), alsmede de
kwaliteitsabonnementen op deze wijze verrekenen. Ik zorg er dus voor dat ik dit geld laat
staan op de rekening, ik zal van deze berekening uiteraard een duidelijk overzicht maken,
zodat jullie kunnen meekijken. Mochten jullie het daar niet mee eens zijn, dan weet ik zeker
dat we eruit komen. Het geld dat ‘overblijft’ na dit te hebben verrekend zal ik inlossen op de
vordering. Dan weten we ook de uiteindelijke koopsom.
Mocht ik in dit opsommingslijstje iets over het hoofd zien dan hoor ik het graag.
2.5.
Eind 2022 is [gedaagde] begonnen met een due diligence onderzoek.
2.6.
Sterk voor Kinderopvang heeft in die periode (eind december 2022) vanaf de bankrekening van SIK betalingen aan Sterk voor Kinderopvang verricht van in totaal € 20.000,00 met als omschrijving “aflossing”.
2.7.
Hoewel het due diligence onderzoek nog niet was afgerond, hebben partijen [gedaagde] op 5 januari 2023 een koopovereenkomst ondertekend met Sterk voor Kinderopvang als de verkoper en [gedaagde] als de koper, inhoudende de verkoop van 100% van de aandelen van Sterk voor Kinderopvang in SIK. In de koopovereenkomst staat – voor zover relevant – het volgende:

1.2 De datum van economische overdracht van de Aandelen is gesteld op 1 januari 2023 [hierna ook “Datum Overdracht”].1.3 De levering van 75% de Aandelen zal plaatsvinden bij notariële akte te verlijden voor Meervaart Notarissen B.V. op 26 januari 2023 (hierna ook “Leveringsdatum”]. De notariskosten komen voor rekening van de Vennootschap. De resterende 25% van de Aandelen wordt geleverd na het aflossen van de verstrekte geldlening, waarover in een separate overeenkomst afspraken zijn gemaakt.
1.4
De Vennootschap wordt overgedragen met een balans per 1 januari 2023 als in de bijlage bij deze overeenkomst opgenomen.(…)
ARTIKEL 2. KOOPSOM EN VOORWAARDEN
2.1
De koopsom van de Aandelen is gesteld op € 230.000,00 (zegge: tweehonderdendertigduizend euro).
2.2
De betaling van de koopsom wordt schuldig gebleven aan de Verkoper en omgezet in een langlopende lening. (…)
2.4
De accountant van Verkoper stelt uiterlijk op 31 januari 2023 de jaarcijfers over het Boekjaar 2022 op. Eventuele verschillen tussen het eigen vermogen in de jaarcijfers en het overeengekomen boekhoudkundig eigen vermogen van € 100 zullen partijen in de koopsom verrekenen. Eventuele verrekeningen van rekeningcourantverhoudingen tussen Vennootschap en Verkoper worden eveneens verrekend in de koopsom.(…)
Artikel 5 Garanties
5.1
Verkoper garandeert dat de balans per 31 december 2022 opgenomen in de jaarrekening geeft getrouw en stelselmatig de grootte en samenstelling van het vermogen van de Vennootschap per balansdatum weer.
5.2
De Vennootschap had geen andere verplichtingen of aansprakelijkheden anders dan die in de normale bedrijfsuitoefening gebruikelijk zijn, dan die welke in voormelde balans zijn opgenomen of tot uitdrukking gebracht. Alle per 31 december 2022 in redelijkheid bekende en/of voorzienbare risico’s en dreigende- of latente verplichtingen of aansprakelijkheden in deze balans voorzien en de daarvoor getroffen voorzieningen zijn toereikend.(…)
5.6 (…)
De aansprakelijkheid van Verkoper ter zake van inbreuken op een of meer van de garanties of verklaringen is in zijn totaliteit beperkt tot een maximumbedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro).
2.8.
Als bijlage bij de overeenkomst is vermeld de “Jaarrekening 2022 van de Vennootschap”.
2.9.
Op dezelfde datum (5 januari 2023) hebben partijen een geldleningsovereenkomst met Sterk voor Kinderopvang als “Leninggever” en [gedaagde] als “Leningnemer” ondertekend. In de geldleningsovereenkomst staat – voor zover relevant – het volgende:
ARTIKEL 1. HOOFDSOM
1.1.
Leninggever verstrekt per de Overdrachtdatum ter leen, gelijk Leningnemer van Leninggever ter leen in ontvangst neemt, een som geld ter grootte van € 230.000 (zegge: tweehonderdendertigduizend Euro), hierna te noemen: “ de Hoofdsom “.(…)
ARTIKEL 2. RENTE
1.1
Leningnemer is verplicht om over de Hoofdsom, of het restant daarvan, aan Leninggever te betalen een jaarlijkse rente ter hoogte van 5%, welke rente per kwartaal vooruit door Leningnemer aan Leninggever zal worden voldaan, voor het eerst op 1 januari 2023.
1.2
Partijen zijn overeengekomen dat voormelde rente over de Hoofdsom wordt berekend vanaf de Overdrachtsdatum.
1.3
Indien door eventueel versneld of vervroegd aflossen van de Hoofdsom de totaal betaalde rente minder bedraagt dan € 20.000 (zegge: twintigduizend euro), dan wordt dit verschil tussen de tot dan toe werkelijk betaalde rente en voornoemde € 20.000, alsnog aan rente vergoed aan Leninggever. (…)
ARTIKEL 3. AFLOSSING
3.1
De Hoofdsom inclusief eventueel nog verschuldigde rente en kosten, dient uiterlijk binnen 3 jaar na de Overdrachtsdatum volledig te zijn afgelost.
3.2
De Hoofdsom zal worden afgelost volgens het in Bijlage I vermelde aflossings- en renteschema. De eerste termijn dient op 1 januari 2023 te worden afgelost, de tweede op 1 april 2023, enzovoort, enzovoorts.(…)”
2.10.
Volgens het bij de geldleningsovereenkomst gevoegde aflossings- en renteschema is [gedaagde] verplicht om elk kwartaal een termijn van € 15.000,00 aan Sterk voor Kinderopvang te betalen, met uitzondering van de laatste termijn, die € 16.915,98 groot is.
2.11.
De boekhouder van SIK, de heer [betrokkene 3], heeft op 22 januari 2023 een concept jaarrekening 2022 met partijen gedeeld. Daarin is een netto winst van € 33.835,09 vermeld. De rekening courantschuld aan Sterk voor Kinderopvang is verlaagd tot € 100.302,04.
2.12.
Sterk voor Kinderopvang heeft 75% van de aandelen in SIK op 26 januari 2023 overgedragen aan [gedaagde].
2.13.
Op 26 januari 2023 heeft [gedaagde] aan Sterk voor Kinderopvang € 16.543,65 betaald als afrekening voor openstaande debiteuren.
2.14.
Op 11 juni 2023 heeft [betrokkene 2] ([gedaagde]) een e-mail gestuurd naar [betrokkene 1] (Sterk voor Kinderopvang). In de brief wijst [betrokkene 2] erop dat de situatie van SIK niet was zoals Sterk voor Kinderopvang hem had voorgespiegeld. [gedaagde] stelt daarom voor om begin juli 2023 een laatste termijn te betalen en dat het resterende aandelenpakket aan haar wordt overgedragen voor de overeengekomen € 1,00. [gedaagde] heeft voor de betaling van de overige termijnen een beroep gedaan op opschorting.
2.15.
[betrokkene 3] heeft op 5 juli 2023 een e-mail naar [betrokkene 1] (Sterk voor Kinderopvang) gestuurd. In deze e-mail meldt hij dat wegens wijzigingen in de administratie van SIK een totaalbedrag van € 44.699,00 op het resultaat van SIK van 2022 in mindering gebracht moet worden.
2.16.
Op 18 augustus 2023 heeft (de advocaat van) Sterk voor Kinderopvang op de e-mail van [gedaagde] van 11 juni 2023 gereageerd. Zij betwist de inhoud van de mail en vordert dat [gedaagde] de openstaande termijn van € 15.000,00 betaalt.
2.17.
Op 30 oktober 2023 heeft de boekhouder de jaarrekening 2022 van SIK vastgesteld. Daarin is een verlies vermeld van € 12.771,00.
2.18. (
De advocaat van) Sterk voor Kinderopvang heeft op 20 april 2024 [betrokkene 2] ([gedaagde]) per e-mail gesommeerd uiterlijk voor 1 mei 2024 een bedrag aan openstaande aflossingstermijnen en rente van € 78.231,99 te betalen en aangekondigd de geldleningsovereenkomst per 1 mei 2024 te ontbinden indien niet aan de sommatie wordt voldaan. Voor dat geval sommeert Sterk voor Kinderopvang [gedaagde] om uiterlijk 10 mei 2024 een bedrag van € 231.342,45 te betalen. [gedaagde] heeft niet aan de sommaties voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Sterk voor Kinderopvang vordert – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
I. tot betaling aan Sterk voor Kinderopvang van:
€ 205.598,44 ter zake van pro resto hoofdsom;
de rente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) over elk van de vijf na te noemen kwartaaltermijnen van telkens € 15.000,00, te berekenen per elke kwartaaltermijn vanaf respectievelijk: 30 juni, 30 september, 31 december 2023, 30 maart en 30 juni 2024, alles steeds tot en met de dag der algehele voldoening (tot en met 30 september 2024 bedragende € 6.990,49)
€ 16.875,05 zijnde het totaal van onbetaalde rentes begrepen in de vijf kwartaaltermijnen als onder 2 genoemd;
de rente ex artikel 6:119a BW over € 141.875,05 tot en met de dag der algehele voldoeningen;
€ 13.731,99 te vermeerderen met de rente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 1 september 2023 tot en met de dag der algehele voldoening;
een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 3.765,90 te vermeerderen met de rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van dagvaarding tot en met die der algehele voldoening;
€ 33.533,64 vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 20 maart 2025 tot en met de dag der algehele voldoening.
II. in de proceskosten alsmede in het zogeheten nasalaris advocaat of de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten voor zover deze niet binnen 14 dagen na eerste schriftelijke verzoek tot betaling ervan zullen zijn voldaan, althans de wettelijke rente over dat gedeelte van de proceskosten en/of de nakosten dat niet binnen genoemde termijn voldaan mocht zijn, alles te rekenen met ingang van de 14e dag na bedoeld schriftelijk verzoek t/m de dag der algehele voldoening.
3.2.
Sterk voor Kinderopvang legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft niet aan haar verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst voldaan. Zij heeft slechts twee termijnen van de lening (te laat) betaald en de overige termijnen onbetaald gelaten. Volgens Sterk voor Kinderopvang is de geldleningsovereenkomst met ingang van 1 mei 2024 opgezegd dan wel ontbonden. [gedaagde] is dus het restant van de geldlening plus de daarover verschenen wettelijke handelsrente en contractuele rente verschuldigd. Daarnaast moet [gedaagde] nog bedragen die debiteuren aan SIK hebben betaald, doorbetalen aan Sterk voor Kinderopvang, in totaal bedragen van € 13.731,99 en € 33.533,64, aldus nog steeds het betoog van Sterk voor Kinderopvang.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Sterk voor Kinderopvang, kosten rechtens.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De geldleningsovereenkomst is niet ontbonden
4.1.
Sterk voor Kinderopvang stelt dat de geldleningsovereenkomst op 1 mei 2024 is opgezegd, dan wel ontbonden. Dat Sterk voor Kinderopvang een opzeggingsbevoegdheid had, is echter gesteld noch gebleken, zodat de rechtbank het beroep op opzegging passeert.
4.2.
Het beroep op ontbinding kan alleen slagen als [gedaagde] op het moment van de ontbinding in verzuim verkeerde. Voor de beantwoording van de vraag of de ontbinding, zoals aangekondigd in de e-mail van Sterk voor Kinderopvang van 20 april 2024, rechtsgevolg heeft gehad, moet daarom eerst worden beoordeeld of [gedaagde] daarvóór, op 11 juni 2023, terecht een beroep op opschorting heeft gedaan. Indien dat beroep op opschorting van [gedaagde] slaagt, kan vanaf dat moment namelijk geen sprake zijn van verzuim van [gedaagde] (en dus ook geen ontbinding door Sterk voor Kinderopvang).
4.3.
De rechtbank zal daarom hieronder eerst beoordelen of het beroep van [gedaagde] op opschorting terecht was. Voor die beoordeling is van belang:
wat de inhoud is van de afspraken tussen partijen, ten aanzien van de gestelde ‘cash and debt free’-afspraak en de “verrekening” van de rekening-courantschuld;
of sprake is van ‘dubieuze debiteuren’, zoals [gedaagde] aanvoert;
of sprake is van rechtsverwerking, zoals Sterk voor Kinderopvang aanvoert;
of sprake is van (wederzijdse) dwaling, zoals [gedaagde] aanvoert.
Ad a: De inhoud van de koopovereenkomst
“Cash and debt free” afspraak is niet vast komen te staan
4.4.
[gedaagde] voert aan dat partijen hebben afgesproken dat zij van Sterk voor Kinderopvang de aandelen in SIK
“cash and debt free”kocht. Dit betekent volgens [gedaagde] dat [gedaagde] SIK zonder liquide middelen en schulden zou overnemen. Volgens [gedaagde] blijkt deze afspraak uit de correspondentie tussen partijen en artikel 2.4 koopovereenkomst. Verder blijkt het bestaan van deze afspraak volgens [gedaagde] uit het feit dat Sterk voor Kinderopvang voor de verkoop van de aandelen aflossingen van in totaal € 20.000,00 op de rekening-courantschuld van SIK aan Sterk voor Kinderopvang heeft gedaan.
4.5.
Sterk voor Kinderopvang betwist dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt. De term is nooit tussen partijen gevallen, aldus Sterk voor Kinderopvang. Het was wel de bedoeling van partijen dat Sterk voor Kinderopvang betaald zou krijgen voor resultaten die over 2022 nog zou komen, en dat SIK geen schulden zou laten bestaan over 2022. Sterk voor Kinderopvang voert aan dat [gedaagde] zich daar ook naar gedragen heeft.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] SIK “
cash and debt free”zouden overnemen, althans dat deze afspraak in die bewoordingen niet in de koopovereenkomst (of in de andere tussen partijen gesloten overeenkomsten) vastgelegd en ook in de onderlinge communicatie niet voorkomt. Wel staat naar het oordeel van de rechtbank als onvoldoende weersproken vast dat Sterk voor Kinderopvang betaald zou krijgen voor resultaten over 2022 die nog zouden binnenkomen bij SIK en dat Sterk voor Kinderopvang ervoor zou zorgen dat SIK over 2022 (buiten de na te noemen RC-positie) geen schulden meer had. De rechtbank overweegt dat [gedaagde] niet betwist dat zij het door Sterk voor Kinderopvang gevorderde bedrag van € 13.731,99 moet betalen (vordering 5), zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan. Ook blijkt deze afspraak uit het feit dat [gedaagde] op 26 januari 2023 een bedrag van € 16.543,65 met betrekking tot openstaande debiteuren van SIK aan Sterk voor Kinderopvang heeft betaald, waarover later meer.
De rekeningcourant schuld van SIK aan Sterk voor Kinderopvang kan niet in mindering worden gebracht op de koopsom
4.7.
Volgens de definitieve jaarcijfers 2022 heeft SIK een rekeningcourant schuld aan Sterk voor Kinderopvang van € 100.302,04 (€ 100.000,00 aan schuld en € 302,04 aan daarover verschenen rente). Over de hoogte van deze schuld bestaat tussen partijen geen discussie.
4.8.
[gedaagde] beroept zich op “verrekening” van de rekening-courantschuld met de koopsom van € 230.000,00. Zij stelt dat zij bij overname van SIK de schuld zou overnemen, zodat [gedaagde] de schuldenaar zou worden. [gedaagde] voert aan dat - op grond van artikel 2.4 koopovereenkomst - de rekeningcourantschuld van SIK aan Sterk voor Kinderopvang (na schuldovername: de schuld van [gedaagde] aan Sterk voor Kinderopvang) “verrekend” is met (de rechtbank begrijpt: in mindering strekt op) de schuld van [gedaagde] aan Sterk voor Kinderopvang uit hoofde van de koopsom van de aandelen in SIK, waardoor een koopsom van € 130.000,00 voor de aandelen resteert.
4.9.
Sterk voor Kinderopvang weerspreekt dit betoog van [gedaagde]. Volgens haar moeten de aflossingen op de geldlening voor de eerste ruim € 100.000,00 door partijen in mindering op de rekening courant schuld gebracht worden. Nadat de schuld op deze manier is weggewerkt, wordt de rest van de geldlening afgelost. Het is volgens Sterk voor Kinderopvang nooit de bedoeling van partijen geweest dat de rekening-courant schuld aan haar zou blijven voortbestaan. Dit blijkt volgens Sterk voor Kinderopvang uit de geldleningsovereenkomst die door [gedaagde] is opgesteld.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat tussen partijen de afspraak is gemaakt dat de rekeningcourant zou blijven voortbestaan. Op grond van de betwisting door Sterk voor Kinderopvang en de verklaringen van [betrokkene 2] ([gedaagde]) tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat Sterk voor Kinderopvang voldoende concreet heeft onderbouwd dat het de bedoeling van partijen was om de eerste € 100.000,00 aan aflossingen op de rekeningcourant schuld in mindering te brengen. Ook het door [gedaagde] opgestelde aflossingsschema dat onderdeel van de geldleningsovereenkomst is, sluit hierbij aan. In het licht daarvan heeft [gedaagde] haar andersluidende betoog onvoldoende gemotiveerd.
4.11.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat het voorgaande niet betekent dat [gedaagde] in totaal € 330.000,00 aan Sterk voor Kinderopvang zou moeten betalen, zoals Sterk voor Kinderopvang (af en toe) lijkt te veronderstellen. De rekeningcourant schuld is naar het oordeel van de rechtbank door partijen gezien en behandeld als een passiefpost in het vermogen van de overgedragen vennootschap, die op de hiervoor omschreven wijze zou worden weggewerkt. Artikel 2.4 koopovereenkomst spreekt over
“eventuele verrekeningen van rekeningcourantverhoudingen tussen Vennootschap en Verkoper”. De rechtbank overweegt dat in de hiervoor aannemelijk geachte handelwijze een vorm van kruislingse verrekening van de rekening-courant schuld met de koopsom kan worden gezien. [gedaagde] koopt de aandelen in een vennootschap met een ton rekening-courant schuld van de vennootschap van haar aandeelhouder, die deze aandelen verkoopt. Zonder schuld zijn de aandelen een ton meer waard. Bij afwikkeling van de transactie wordt door de koper vervolgens een onderscheid gemaakt in twee geldstromen: de ene geldstroom is bestemd om een schuld van de vennootschap aan de verkopende aandeelhouder weg te werken, de andere is bestemd om de koopprijs van de vennootschap-met-rekening-courant-schuld aan de verkoper te voldoen. Het verrekeningsaspect is de inwisseling van een ontvangst uit koop tegen een ontvangst uit rekening-courant.
Ad b: De ‘dubieuze debiteuren’
4.12.
De rechtbank begrijpt de discussie over de ‘dubieuze debiteuren’ aldus dat [gedaagde] aanvoert dat op de conceptjaarcijfers 2022 van SIK een aantal (vorderingen van SIK op) debiteuren stonden, die niet (tijdig) aan SIK hadden betaald en waarvan ook niet de verwachting was dat die zouden gaan betalen aan SIK. Daarom heeft de boekhouder een afschrijving toegepast in de definitieve jaarcijfers 2022 en moet volgens [gedaagde] de koopprijs naar beneden worden bijgesteld.
Uiteindelijk hebben die debiteuren alsnog (deels) hun schulden aan SIK betaald. Sterk voor Kinderopvang vordert daarom afdracht van die door debiteuren aan SIK betaalde bedragen die betrekking hadden op het jaar 2022.
4.13.
Sterk voor Kinderopvang vordert een bedrag van (€ 13.731,99 en) € 33.533,64 met betrekking tot facturen van SIK voor in 2022 verrichte werkzaamheden. Deze facturen hebben de debiteuren van SIK na 2022 betaald, aldus Sterk voor Kinderopvang. Sterk voor Kinderopvang stelt dat [gedaagde] op grond van de afspraak dat Sterk voor Kinderopvang betaald zou krijgen voor resultaten van SIK over 2022 die nog binnen zouden komen, de ontvangen (€ 13.731,99 en) € 33.533,64 aan Sterk voor Kinderopvang moet betalen. Van deze debiteuren was het volgens Sterk voor Kinderopvang zeker dat zij uiteindelijk zouden betalen.
4.14.
[gedaagde] voert aan dat het bedrijfsresultaat van SIK in 2022 lager uitviel doordat debiteuren nog niet voor werkzaamheden van SIK in 2022 hadden betaald en van wie het ook onzeker was of ze nog zouden betalen (door haar ook wel ‘dubieuze debiteuren’ genoemd). [betrokkene 3], die in opdracht van partijen de jaarrekening heeft opgesteld, heeft dit in zijn e-mail van 5 juli 2023 aan Sterk voor Kinderopvang gemeld. Het feit dat de debiteuren de facturen van 2022 pas na maart 2023 betaald hebben, bevestigt volgens [gedaagde] dat eind 2022 het dus wel degelijk ging om ‘dubieuze debiteuren’. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat later betaalde debiteuren moeten worden ingeboekt in de jaarstukken van een volgend jaar, niet in die van 2022.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat de door Sterk voor Kinderopvang gestelde debiteuren niet dubieus zijn, zodat het verweer van [gedaagde] over de verlaging van de koopprijs niet slaagt, maar zij zal (ook) de vordering van Sterk voor Kinderopvang op dit punt afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.16.
Sterk voor Kinderopvang heeft voldoende onderbouwd gesteld dat niet onzeker was of de ‘dubieuze debiteuren’ nog zouden betalen. Zij heeft hiertoe een lijst van betalingen en verklaringen van deze debiteuren overgelegd. De praktijk was dat de debiteuren van SIK na verloop van tijd altijd betaalden. Tegenover deze stellingen van Sterk voor Kinderopvang heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat afschrijving van dubieuze debiteuren op de balans zou moeten plaatsvinden. De enkele e-mail van de boekhouder is daarvoor onvoldoende. De rechtbank is daarom van oordeel dat de stellingen van [gedaagde] over de ‘dubieuze debiteuren’ (en de aanpassing van de jaarcijfers 2022 op grond daarvan) niet leiden tot aanpassing van de koopprijs.
4.17.
De rechtbank is echter van oordeel dat consistentie dan lijkt mee te brengen dat de opgeschorte betaling van € 13.731,99 evenmin toewijsbaar is.
De rechtbank acht de door partijen overeengekomen wijze van omgang met de post debiteuren vooralsnog onvoldoende toegelicht.
Als er gelet op de aard van de bedrijfsvoering (alle debiteuren betalen vroeger of later) niet werd afgeschreven op de handelsdebiteuren, dan is er ook geen aanleiding om daarop af te schrijven. Dat uitgangspunt leidt er onontkoombaar toe dat alle ontvangsten van debiteuren die op 1 januari 2023 open staan, moeten worden gezien als het liquide worden van deze debiteuren en dus als een mutatie binnen het overgenomen ondernemingsvermogen.
Dit lijkt dan wel op gespannen voet te staan met de wijze waarop partijen hebben afgesproken om te gaan met ontvangsten op debiteuren over 2022. De in het vervolg te benoemen deskundige wordt gevraagd om dit met partijen te bespreken en te adviseren over de consistentie in de omgang met baten en lasten op dit punt.
Ad c: Het beroep van Sterk voor Kinderopvang op rechtsverwerking slaagt niet
4.18.
Sterk voor Kinderopvang heeft tijdens de mondelinge behandeling een beroep op rechtsverwerking gedaan. Zij stelt dat [gedaagde] na de jaarrekening van 20 januari 2023 de aandelenoverdracht hebben doorgezet. Pas na de eerste aflossingstermijn maakte [gedaagde] een opmerking over de jaarrekening en heeft zij een beroep op dwaling en de gestelde “verrekening” gedaan.
4.19.
[gedaagde] betwist het beroep op rechtsverwerking. Zij voert aan dat de koopsom van de aandelen aangepast kan worden. Zo kan nog steeds een beroep op artikel 2.4 koopovereenkomst worden gedaan. [gedaagde] heeft niet stil gezeten. Zij heeft onderzoek naar de resultaten van SIK gedaan. Een enkel tijdsverloop is onvoldoende voor een beroep op rechtsverwerking, aldus [gedaagde].
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Sterk voor Kinderopvang op rechtsverwerking niet slaagt. Voor een succesvol beroep op rechtsverwerking is meer nodig dan een enkel tijdsverloop. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. Sterk voor Kinderopvang heeft alleen gesteld dat [gedaagde] door is gegaan zonder Sterk voor Kinderopvang te wijzen op de veranderde resultaten in de jaarrekening van 20 januari 2023. Zij heeft geen andere bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Het beroep op rechtsverwerking slaagt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet.
Ad d: Het beroep van [gedaagde] op dwaling
4.21.
[gedaagde] voert als (bevrijdend) verweer aan dat sprake is van dwaling dan wel wederzijdse dwaling. Ten tijde van het ondertekenen van de koopovereenkomst was [gedaagde] in de veronderstelling dat SIK in 2022 een winst op de winst- en verliesrekening genoot van € 66.707,11. Uiteindelijk leed SIK volgens de gecorrigeerde jaarrekening van 30 oktober 2023 in 2022 een verlies van € 12.771,00. [gedaagde] stelt dat zij ervan uit mocht gaan dat de op 14 december 2022 gepresenteerde cijfers in grote lijn een goed beeld gaven van de vermogenspositie van SIK op dat moment. [gedaagde] voert aan dat Sterk voor Kinderopvang haar mededelingsplicht heeft geschonden. Er is sprake van dwaling, mogelijk van wederzijdse dwaling. In het kader van de juiste voorstelling van zaken zijn de door Sterk voor Kinderopvang verstrekte garanties in artikelen 5.1 en 5.2 koopovereenkomst volgens [gedaagde] van groot belang. Sterk voor Kinderopvang moest gelet op de intentieverklaring weten dat een positief resultaat van essentieel belang was voor [gedaagde]. Als gevolg van de dwaling moet de koopsom van de aandelen volgens [gedaagde] aangepast worden. De koopsom van € 230.000,00 is gebaseerd op de gemiddelde
Earnings Before Interest, Tax, Depreciation and Amortisation(EBITDA) over 2021 en 2022 maal vier. Op basis van de jaarrekening van 30 oktober 2023 stelt [gedaagde] dat de koopsom volgens de door haar toegepaste berekeningswijze een bedrag van € 83.167,00 moet zijn.
4.22.
Sterk voor Kinderopvang betwist het betoog van [gedaagde]. Zij voert aan dat voor de koop(prijs) van 26 januari 2023 de jaarrekening van 20 januari 2023 bepalend is. [gedaagde] is bij de koop van de cijfers volgens die jaarrekening uitgegaan. Als [gedaagde] vraagtekens bij de jaarrekening wilde zetten, dan had zij dat toen kunnen doen. Zij is desondanks met de aandelenoverdracht doorgegaan. Daarnaast voert Sterk voor Kinderopvang aan dat [gedaagde] zelf zonder de toestemming van Sterk voor Kinderopvang de jaarrekening van 20 januari 2023 heeft aangepast.
4.23.
De rechtbank is voornemens om een deskundige te benoemen om vast te stellen of sprake is van wederzijdse dwaling. Zij zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.24.
De koopovereenkomst tussen partijen is gedateerd en ondertekend op 5 januari 2023. Uit de intentieverklaring van 12 oktober 2022 volgt dat er naar de opvatting van [gedaagde] sprake is van een substantiële afwijking tussen het verwachte resultaat en het werkelijke resultaat indien het verschil tussen de twee een cumulatief nadelig financieel effect op de waarde van SIK van meer dan € 5.000,00 heeft. In dat geval zou de koop niet doorgaan. De acceptatie van de beperking in artikel 5.6 van de koopovereenkomst bevestigt dat [gedaagde] het toen beschikbare beeld, ook bezien in het licht van voormelde beperking, voldoende betrouwbaar achtte om de transactie te sluiten, ook al was het due diligence onderzoek op dat moment nog niet afgerond. Sterk voor Kinderopvang heeft daarom ook onvoldoende onderbouwd betwist dat de verwachte financiële positie van SIK, zoals die blijkt uit de voorlopige jaarcijfers van 14 december 2022 (die bovendien als bijlage bij de overeenkomst waren gevoegd), essentieel voor [gedaagde] was. Sterk voor Kinderopvang moest naar het oordeel van de rechtbank begrijpen dat [gedaagde] bij een afwijking in de resultaten over 2022 met een cumulatief financieel effect op de vennootschap van meer dan € 5.000 de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten.
4.25.
De rechtbank acht verder aannemelijk dat niet alleen [gedaagde], maar ook Sterk voor Kinderopvang uitging van de betrouwbaarheid van de door [betrokkene 3] vastgestelde en door haar aangeleverde voorlopige cijfers zoals die in de aanloop naar de overeenkomst op tafel lagen. Indien in zo’n geval nadien blijkt dat het werkelijke resultaat aanzienlijk lager lag dan verwacht, brengt dat enkele gegeven niet mee dat sprake is van schending van een mededelingsplicht door Sterk voor Kinderopvang (artikel 6:228 lid 1 sub a BW), maar dringt de gedachte aan wederzijdse dwaling zich op (artikel 6:228 lid 1 sub c BW).
4.26.
Op 22 januari 2023 kwam volgens [gedaagde] aan het licht dat - op basis van de toen aangepaste conceptjaarcijfers - het resultaat over 2022 ongeveer 50% lager was dan in de eerder in december 2022 aangeleverde jaarstukken was geschetst. In de toelichting van [betrokkene 3] op 5 juli 2023 worden daarbovenop noodzakelijke correcties voorgesteld tot een totaalbedrag van € 44.699,00 ten opzichte van de cijfers van januari 2023, die zijn verwerkt in de definitieve jaarcijfers 2022 zoals vastgesteld in oktober 2023.
4.27.
De rechtbank is daarom van oordeel dat mogelijk sprake is van wederzijdse dwaling (met een cumulatief financieel effect op de waarde van de vennootschap groter dan € 5.000,00). Bij de verdere beoordeling daarvan kan de rechtbank echter niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de in oktober 2023 door de boekhouder vastgestelde definitieve jaarcijfers 2022, omdat Sterk voor Kinderopvang gemotiveerd en op inhoudelijke gronden heeft betwist dat die jaarcijfers een correct beeld geven van de financiën van SIK op 31 december 2022.
Voornemen benoeming deskundige
4.28.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de koopsom van de aandelen van SIK is berekend op de wijze zoals [gedaagde] heeft uiteengezet (kort gezegd: de gemiddelde EBITDA over 2021 en 2022 maal vier). Sterk voor Kinderopvang heeft de berekeningswijze van [gedaagde] niet betwist, hetgeen meebrengt dat de rechtbank die berekeningswijze moet beschouwen als contractueel overeengekomen. De door de rechtbank te benoemen deskundige zal de opdracht krijgen om onderzoek te doen naar de EBITDA van de onderneming van SIK per 31 december 2022 voor zover relevant voor de berekening van de koopsom van de aandelen op de wijze zoals door [gedaagde] is uiteengezet en de berekening van de waarde van de vennootschap uitgaande van die EBITDA 2022. De rechtbank heeft de heer drs. G. Rooijackers bereid gevonden in deze zaak als deskundige op te treden. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de persoon en deskundigheid van deze voorgestelde deskundige en de navolgende aan de deskundige voor te leggen vragen.
4.29.
De rechtbank is voornemens om de volgende vragen aan de deskundige te stellen:
1. Wat is de EBITDA van SIK over het jaar 2022, indien wordt uitgegaan van de werkelijke financiële positie van SIK op 31 december 2022? Hierbij dient er vanuit te worden gegaan dat geen sprake is van ‘dubieuze debiteuren’, zoals [gedaagde] aanvoert.
De deskundige wordt in dit verband gevraagd om de consistentie van de wijze van omgang met de handelsdebiteuren -zie hiervoor 4.17- met partijen te bespreken en de beantwoording van de vragen in het licht van zijn bevindingen over de wijze waarop deze post in het geheel van de waardering wordt behandeld zo nodig bij te stellen.
2. Op welke bedrag moet de waarde van de vennootschap worden vastgesteld, uitgaande de volgende berekeningswijze: de gemiddelde EBITDA over 2021 en 2022 maal vier?
4.30.
Gelet op de in het voorgaande besproken partijafspraken kan het beroep op dwaling alleen slagen, indien het verschil tussen de werkelijke financiële positie van SIK op 31 december 2022 en de voorstelling van partijen van de financiële positie van SIK op basis van de jaarrekening van 14 december 2022 een cumulatief nadelig financieel effect van meer dan € 5.000,00 op de waarde van SIK heeft.
4.31.
De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. De bewijslast met betrekking tot het beroep op dwaling rust op [gedaagde]. Het voorschot op de kosten van de deskundige zal daarom door [gedaagde] moeten worden betaald. Dat neemt niet weg dat (bijvoorbeeld in de uitkomst van het deskundigenonderzoek) aanleiding kan bestaan om Sterk voor Kinderopvang in het eindvonnis alsnog in de kosten van de deskundige te veroordelen.
4.32.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
11 juni 2025voor akte aan de zijde van partijen omtrent hetgeen is overwogen in alinea 4.28,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
1835