ECLI:NL:RBNHO:2025:5014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/15/363829 / KG ZA 25-186
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitvoering van een RAW Raamovereenkomst voor asfalt- en betonverhardingen tussen de Gemeente Hoorn en [gedaagde] B.V.

In deze zaak heeft de Gemeente Hoorn een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. over de uitvoering van een RAW Raamovereenkomst voor asfalt- en betonverhardingen. De gemeente stelt dat [gedaagde] contractueel verplicht is om binnen zes weken na het plaatsen van deelopdrachten te starten met de werkzaamheden. Echter, [gedaagde] heeft alle werkzaamheden on hold gezet, omdat zij eerst overeenstemming wil over de prijs voor bepaalde besteksposten die niet in de aanbestedingsprocedure zijn meegenomen. De voorzieningenrechter heeft partijen aangespoord om in overleg te gaan, maar heeft [gedaagde] ook veroordeeld om de reeds gegeven deelopdrachten uit te voeren, op straffe van een dwangsom. De gemeente heeft de Raamovereenkomst gedeeltelijk ontbonden voor de deelopdracht 'Westerdijk naar Galgenbocht' en heeft deze door een andere aannemer laten uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] ten onrechte haar verplichtingen niet nakwam en dat de gemeente belang heeft bij de uitvoering van de deelopdrachten. De vorderingen van de gemeente zijn deels toegewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/363829 / KG ZA 25-186
Vonnis in kort geding van 8 mei 2025
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HOORN,
zetelend te Hoorn,
eiseres,
advocaat mr. S.P. Dalmolen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B. van der Zijpp te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de gemeente en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
De zaak betreft een geschil tussen partijen over de uitvoering van een RAW Raamovereenkomst voor asfalt- en betonverhardingen in 2025. De gemeente stelt dat [gedaagde] contractueel verplicht is om met de voor haar in VISI geplaatste deelopdrachten te starten binnen zes weken nadat de opdracht is geplaatst. [gedaagde] vindt dat partijen eerst overeenstemming moeten hebben over de prijs voor besteksposten die niet zijn meegenomen in de door haar in de aanbestedingsprocedure ingediende inschrijfstaat bij de aanbesteding en over de bijkomende werkzaamheden die noodzakelijk zijn om tot uitvoering van de opdracht te komen. Omdat partijen hier niet uit kwamen heeft [gedaagde] de uitvoering van alle werkzaamheden voor de gemeente on hold gezet. De gemeente vordert nu dat [gedaagde] wordt veroordeeld om uitvoering te geven aan de Raamovereenkomst en de reeds opgedragen en nog op te dragen deelopdrachten uit te voeren. De vorderingen van de gemeente worden deels toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 20 van de gemeente
  • de akte wijziging eis, tevens nadere onderbouwing met de aanvullende productie 21 van de gemeente
  • de aanvullende producties 22 tot en met 24 van de gemeente
  • de producties 1 tot en met 4 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de gemeente
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 24 april 2025 zijn verschenen namens de gemeente de heer [betrokkene 1] (projectleider), de heer [betrokkene 2] (adviseur), de heer [betrokkene 3] (werkvoorbereider), de heer [betrokkene 4] (directievoerder), de heer [betrokkene 5] (directievoerder), de heer [betrokkene 6] (directievoerder) en de heer [betrokkene 7] , bijgestaan door mr. Dalmolen voornoemd en namens [gedaagde] de heer [betrokkene 8] (directeur) en [betrokkene 9] (projectleider), bijgestaan door mr. Van der Zijpp voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De gemeente heeft op 19 september 2024 een openbare Europese aanbestedingsprocedure aangekondigd voor het sluiten van een RAW Raamovereenkomst voor asfalt- en betonverhardingen in 2025 (hierna: de Raamovereenkomst), met een eenzijdige verlengingsmogelijkheid voor de gemeente voor het jaar 2026.
2.2.
Op de Raamovereenkomst zijn bepalingen uit de Standaard RAW Bepalingen 2020 (hierna: de Standaard) en de UAV 2012 van toepassing verklaard. De Raamovereenkomst gaat per bestekspost uit van fictieve hoeveelheden en inschrijvers hebben in hun inschrijvingsstaat per bestekspost een eenheidsprijs ingevuld. Het gunningscriterium was de laagste prijs.
2.3.
Op 27 november 2024 heeft tussen de gemeente en [gedaagde] een verificatiegesprek plaatsgevonden. Daarbij is een globale jaarplanning van de te verstrekken deelopdrachten in 2025 besproken. Daarbij is ook besproken dat de deelopdrachten die door de gemeente in VISI worden gezet niet samen met de aannemer worden opgesteld. De gemeente maakt zelf de deelopdrachten en stemt deze intern integraal af met bijvoorbeeld verkeerskundigen, beheerders, stedenbouwkundigen, et cetera. Ook de exacte materialisatie wordt intern afgestemd en alles wordt verwerkt in de deelopdrachten die in VISI worden geplaatst.
2.4.
Bij brief van 16 december 2024 is de Raamovereenkomst gegund aan [gedaagde] . De Raamovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
(…)
UITVOERING NA ONTVANGEN DEELOPDRACHT:
Aanvang werk na verstrekken deelopdrachten in de periode januari 2025 tot en met december 2026:
Klein onderhoud asfalt:
De aannemer dient binnen 4 weken na ontvangst deelopdracht in VISI met het werk buiten te beginnen.
Overige deelopdrachten:
De aannemer dient binnen 6 weken na ontvangst deelopdracht in VISI met het werk buiten te beginnen.
Indien asfalt wordt aangebracht, dient dit uiterlijk 7 weken na verstrekken van de deelopdracht beschikbaar te zijn. Werkzaamheden aaneengesloten - al dan niet fasegewijs- uitvoeren. De directie heeft de beslissende stem in de faseringen van een deelopdracht indien van toepassing. Alleen indien met toestemming van de directie later begonnen mag worden is dit toegestaan. Ook is het mogelijk dat de directie aangeeft wanneer de aannemer met een deelopdracht mag beginnen (hier zit minimaal 6 weken tussen).
Indien er niet aaneengesloten wordt gewerkt, zal er een korting van 500 euro per dag per deelopdracht worden berekend met een maximum van 5% van de verstrekte deelopdrachtsom. (met uitzondering voor de onderdelen waar dit anders omschreven is).
Deze korting wordt verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.
Indien er niet uiterlijk 6 weken na het versturen van een deelopdracht (of de met de directie afgesproken periode) is gestart met de uitvoering, wordt een korting van 250 euro per dag per deelopdracht worden berekend met een maximum van 5% van de verstrekte deelopdrachtsom. Deze korting wordt verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.
(…)
3. BEPALINGEN
(…)
01 01 01 VAN TOEPASSING ZIJNDE BEPALINGEN
Op deze RAW-raamovereenkomst en alle hieruit voortvloeiende overeenkomsten zijn van toepassing de Standaard RAW Bepalingen 2020, zoals laatstelijk gewijzigd in september 2023, hierna te noemen 'de Standaard' uitgegeven door de Stichting CROW.
Tot de Standaard behoort mede, als ware zij er letterlijk in opgenomen, de door de Stichting CROW uitgegeven Errata op de Standaard, zoals deze de dag voor de uiterste datum voor het indienen van de inschrijving luidt.
(…)
01 01 14 AANVULLINGEN EN WIJZIGINGEN OP DE UAV 2012
(…)
11 In aanvulling op paragraaf 35 lid 1 van de UAV 2012 wordt bepaald dat meerwerk op het bestek, zoals is bedoeld in de leden 1a, 1c en 1e van paragraaf 35, zal worden verrekend op basis van voorcalculatie van de kostprijs van de uit te voeren werken, verhoogd met een percentage ter dekking van uitvoeringskosten, algemene kosten en winst & risico gelijk aan het bij de inschrijving
overeengekomen percentage uitvoeringskosten, algemene kosten en winst & risico, verhoogd met een maximum van 10%. De voorcalculatie dient vergezeld te gaan van een gedetailleerde begroting in uren, materieel en materiaal, onderaanneming (ook uitgesplitst in uren, personeel, materieel en materiaal).
Meerwerk opstellingen / voorcalculatie minimaal 3 werkweken (15 werkdagen) voor aanvang werkzaamheden desbetreffende locatie ter beoordeling indienen bij de directie. Alleen op deze wijze aangeboden meerwerk komt in aanmerking voor een beoordeling.
Indien de meerwerk opstelling / voorcalculatie goedgekeurd wordt door de directie bedraagt de
voorbereidingstijd maximaal 21 dagen (in afwijking van paragraaf 7 lid 1 en 2 van de UAV 2012). Deze voorbereidingstijd van 21 dagen houdt in de periode tussen opdracht en uitvoering. Alleen bij akkoord directie mag later worden begonnen met het meerwerk.
(…)
15 De gehele tekst van paragraaf 49 lid 1 van de UAV 2012 vervalt en wordt vervangen door de volgende tekst: "Indien aannemer en opdrachtgever geschillen niet door minnelijk overleg weten op te lossen, behouden de partijen voor beslechting van deze geschillen hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen. Voor beroepsprocedures bevoegde instantie is de rechtbank Haarlem."
(…)
17. De gehele tekst van paragraaf 50 lid 1 van de UAV 2012 vervalt en wordt vervangen door de volgende tekst:
"De aannemer is gehouden, in afwachting van de totstandkoming van een uitspraak in het geschil, op vordering van de directie het werk volgens haar aanwijzingen voort te zetten, tenzij de gewone rechter in spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rechten, die uit bedoelde uitspraak voor hem mochten voortvloeien."
2.5.
Op 4 februari 2025 heeft de gemeente via VISI aan [gedaagde] de deelopdracht "Westerdijk naar Galgenbocht" verstrekt, op 12 februari de deelopdracht "Rotonde Rozenbuurt" en op 20 februari 2025 de deelopdracht "Fietspad Liornestraat - Rijnweg".
Op grond van par. 01 13 06 van deel 3 van de Raamovereenkomst moest [gedaagde] een algemeen tijdsschema opstellen en daarnaast per deelopdracht een LEAN planning. Deze documenten moesten ter goedkeuring worden ingediend bij de directie. De planningen voor de Deelopdrachten "Westerdijk naar Galgenbocht" en "Rotonde Rozenbuurt" zijn door [gedaagde] aangeleverd op 12 maart 2025 respectievelijk 14 maart 2025 en goedgekeurd door de directie. De planning voorzag in aanvang van de werkzaamheden op 7 april 2025 en de werkzaamheden moesten klaar zijn op respectievelijk 2 mei 2025 en 6 juni 2025.
2.6.
[gedaagde] heeft op 19 maart 2025 voor de deelopdracht ‘Rotonde Rozenbuurt’ een aangepaste versie van de deelopdracht toegestuurd. Deze opstelling week aanzienlijk af van de opstelling van de gemeente: de opstelling van de gemeente kwam uit op een opdrachtsom van € 355.514,03 terwijl de opstelling van [gedaagde] uitkwam op € 732.204,54.
2.7.
Op 21 maart 2025 heeft [gedaagde] ook voor de deelopdracht ‘Westerdijk naar
Galgenbocht’ een document toegezonden, genaamd "Onderbouwing prijzen van werk
buiten bestek om". Voor deze deelopdracht kwam [gedaagde] tot een bedrag van € 66.952,87 aan extra posten.
2.8.
Naast de discussie over de som van de deelopdracht weigerde [gedaagde] om blanke bindmiddelen aan te brengen, terwijl dit wel in de Raamovereenkomst is
opgenomen. Dit was tijdens de aanbesteding al bekend en [gedaagde] heeft zonder voorbehoud ingeschreven en er zijn geen vragen gesteld of klachten geuit door [gedaagde] op dit punt. Ook weigert [gedaagde] te werken met rood asfalt. Ook op dit punt is door [gedaagde] tijdens de aanbesteding geen voorbehoud gemaakt bij haar inschrijving.
2.9.
Op 24 maart 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de gemeente en van [gedaagde] om te bekijken of de geschillen konden worden opgelost. Dit gesprek werd door alle deelnemers als constructief ervaren.
2.10.
Naar aanleiding van het gesprek op 24 maart 2025 heeft de gemeente in een bericht van 25 maart 2025 laten weten welke van de door [gedaagde] opgegeven kosten volgens haar te vergoeden zijn.
2.11.
In navolging van dit gesprek heeft [gedaagde] in een e-mail van 25 maart 2025 over de deelopdracht ‘rotonde Rozenbuurt’ het volgende meegedeeld:
Tijdens ons overleg van gisteren bleek opnieuw dat er nog belangrijke openstaande punten zijn, zoals de verkeersmaatregelen en de stort van de vervuilde fundering. Wij merken dat de gemeente voor bepaalde onderdelen, zoals de stortkosten, zelf prijzen heeft opgevraagd bij derden. Dit suggereert dat deze werkzaamheden mogelijk buiten onze opdracht vallen en door de gemeente zelf worden uitbesteed. Ditzelfde geldt voor de verkeersmaatregelen, waarover ook nog discussie is. Het is goed mogelijk dat de gemeente ervoor kiest om ook dit onderdeel bij een andere partij onder te brengen.
We zijn nog in afwachting van de reactie op onze ingediende deelopdracht + onderbouwing van de extra posten zoals gister besproken.
Deze situatie maakt het voor ons erg lastig om onze voorbereiding goed af te ronden. Zonder een duidelijke opdracht weten wij niet welke werkzaamheden wij precies moeten uitvoeren en welke verplichtingen wij kunnen aangaan met onderaannemers en leveranciers. Dit geldt niet alleen voor de bovengenoemde punten, maar ook voor andere onderdelen zoals openbare verlichting en straatwerk.
Al vier weken geleden hebben wij aangegeven dat de beoogde startdatum niet realistisch is, juist omdat er nog te veel onduidelijkheden zijn. Toch heeft het proces sindsdien niet voldoende voortgang geboekt om deze onzekerheden weg te nemen. Wij kunnen pas concrete stappen zetten op het moment dat er een definitieve opdracht ligt en wij exact weten wat van ons wordt verwacht.
Omdat dit traject nog steeds loopt en een opdracht nog altijd uitblijft, moeten wij nu concluderen dat de geplande startdatum van 7 april niet langer haalbaar is. Naast onze eigen capaciteit zijn wij ook afhankelijk van externe partijen, en zolang de scope niet vastligt, kunnen wij niet inschatten wat de impact daarvan zal zijn.
Om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen, stellen wij voor om gezamenlijk afspraak te maken over een heldere doorlooptijd vanaf offerteaanvraag tot oplevering. Op die manier kunnen we realistische startdata bepalen en zorgen dat, zodra een opdracht wordt verstrekt, het werk efficiënt en zonder onnodige vertragingen kan worden uitgevoerd, met minimale hinder voor de omgeving. Voor de rotonde betekent dit concreet dat wij, zodra de scope definitief is vastgesteld en de opdracht formeel verstrekt, samen kijken naar een realistische startdatum. Daarbij houden we rekening met de beschikbaarheid van derden en streven we naar de minst mogelijke overlast voor de omgeving.
Wij willen hierover graag in gesprek en horen graag wanneer een afspraak hiervoor schikt.
2.12.
In een bericht via VISI op 26 maart 2025 heeft de gemeente als volgt gereageerd op de e-mail van 25 maart 2025 van [gedaagde] :
(…) Als gemeente streven wij naar een constructieve en transparante houding van zowel opdrachtgever als aannemer.
U als aannemer bent een contractverplichting aangegaan voor Raamovereenkomst H-272 (…). Daarmee hebt u zich als aannemer ook verplicht (zie Standaard RAW-bepalingen artikel 01.21.05 lid 2) de deelopdracht(en) volgens contract uit te voeren.
Een eerste conceptplanning met de projecten die gepland staan is u al op 18 januari 2025 verstrekt.
En al kunt u daar geen rechten aan ontlenen geeft het wel een beeld welke projecten eraan komen en wanneer deze uitgevoerd moeten worden.
Daarnaast is in de Raamovereenkomst duidelijk vastgelegd (deel 1 Algemeen paragraaf 05) wanneer er met een deelopdracht gestart moet worden en wat de consequenties zijn als dit niet nagekomen wordt.
Voor de deelopdracht H-272-241001-101 Rotonde Rozenbuurt is dit concreet; starten op 7 april en alle werkzaamheden gereed op 7 juni 2025.
In het planningsoverleg van 13 maart is de uitvoeringsplanning met deze data vastgesteld en op 19 maart formeel goedgekeurd via VISI. Wij gaan ervanuit dat u zich houdt aan via VISI vastgelegde afspraken.
2.13.
Op 26 maart 2025 heeft [gedaagde] via VISI meegedeeld dat alle werkzaamheden voor de gemeente on hold gaan. Na een reactie van de gemeente op dit bericht heeft [gedaagde] nogmaals bevestigd dat zij niet zal starten met de werkzaamheden buiten voor de deelopdrachten.
2.14.
Op 27 maart 2025 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de gemeente en van [gedaagde] . Van dit gesprek is een verslag opgemaakt. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
2.15.
De gemeente heeft op 31 maart 2025 [gedaagde] gesommeerd om haar verplichtingen uit de Raamovereenkomst na te komen. Aan deze sommatie heeft [gedaagde] geen gevolg gegeven.
2.16.
In een brief van 15 april 2025 heeft de gemeente de Raamovereenkomst met [gedaagde] gedeeltelijk ontbonden voorzover deze betrekking heeft op de deelopdracht ‘Westerdijk naar Galgenbocht’. Deze deelopdracht heeft zij door een andere aannemer laten uitvoeren.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert na wijziging van eis samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, [gedaagde] veroordeelt om de Raamovereenkomst na te komen en om binnen zeven dagen na dit vonnis aan te vangen met de Deelopdrachten, "Rotonde Rozenbuurt" en "Fietspad Liornestraat - Rijnweg" en haar veroordeelt om de Raamovereenkomst ook ten aanzien van de andere reeds verstrekte en nog te verstrekken deelopdrachten na te komen, telkens op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De standpunten van partijen

De gemeente

4.1.
De gemeente voert onder verwijzing naar de hiervoor 2.5. vermelde feitelijkheden onder meer het volgende aan.
[gedaagde] was begonnen met de voorbereiding: er waren al vooraankondigingsborden en parkeerverboden geplaatst ten behoeve van uitvoering, maar heeft alle werkzaamheden voor de gemeente op 26 maart 2025 on hold heeft gezet en de vooraankondigingsborden weer heeft verwijderd. In strijd met de gemaakte afspraken is [gedaagde] niet op 7 april begonnen met de werkzaamheden buiten voor de opgedragen deelopdrachten. Omdat de gemeente er groot belang bij had dat de deelopdracht Westerdijk tijdig zou worden uitgevoerd heeft ze de overeenkomst met [gedaagde] wat betreft die deelopdracht ontbonden en die opdracht door een andere aannemer laten uitvoeren. De discussie tussen partijen beperkt zich vooralsnog tot de deelopdracht Rotonde Rozenbuurt. Zelfs als het gerechtvaardigd zou zijn dat [gedaagde] haar werkzaamheden in het kader van die deelopdracht opschort, is er volgens de gemeente nog geen enkele reden om alle werkzaamheden voor de gemeente "on hold" te zetten.
4.2.
Verder voert de gemeente aan dat uit de toepasselijke Standaard volgt dat [gedaagde] verplicht is om de in de Raamovereenkomst opgenomen werkzaamheden te verrichten als haar dit in een deelopdracht wordt opgedragen, voor de prijzen per eenheid zoals vermeld in de inschrijvingssom, verhoogd met het percentage van de posten 'uitvoeringskosten', 'algemene kosten', 'winst en risico, en 'korting' en dat zij binnen 6 weken na ontvangst van een deelopdracht in VISI met het werk buiten moet beginnen. Het is in ieder geval onwaarschijnlijk dat het voor [gedaagde] niet duidelijk was welke
werkzaamheden zij precies moest uitvoeren en welke verplichtingen zij kon aangaan met
onderaannemers en leveranciers, zoals zij in haar e-mail van 25 maart schrijft (geciteerd in randnummer 2.11) want [gedaagde] heeft al op 4 februari (Westerdijk naar Galgenbocht) en 12 februari (Rotonde Rozenbuurt) de volledige werkomschrijving van de deelopdrachten
ontvangen en daarnaast ook alle andere relevantie informatie. Op 12 maart 2025 (Westerdijk
naar Galgenbocht) en 14 maart 2025 (Rotonde Rozenbuurt) heeft [gedaagde] de planning in VISI aangeleverd. Dit zou [gedaagde] niet gedaan hebben als het voor haar niet duidelijk was welke werkzaamheden zij moest uitvoeren. De door [gedaagde] ingediende planning is door de directie goedgekeurd en het was vervolgens aan [gedaagde] om tijdig met de werkzaamheden te starten, wat zij niet heeft gedaan.
4.3.
De gemeente voert daarnaast aan dat de discussie over de prijs voor de uit te voeren werkzaamheden des te meer onbegrijpelijk is, omdat de werkzaamheden worden afgerekend op basis van de werkelijk verwerkte hoeveelheden en dat, als blijkt dat er meer of minder is uitgevoerd, aan de hand van de in de Raamovereenkomst overeengekomen verrekenprijzen, of - als het gaat om bijkomende werkzaamheden die (nog) niet in de Raamovereenkomst staan - verrekening zal plaatsvinden aan de hand van nog overeen te komen verrekenprijzen. Alle posten van de verstrekte deelopdrachten bestaan immers uit verrekenbare hoeveelheden. De gemeente stelt dat de weigering van [gedaagde] om de deelopdrachten uit te voeren niet alleen in strijd is met de voor haar uit de Raamovereenkomst voortvloeiende verplichting, maar ook volstrekt onredelijk is omdat de toepasselijke regelgeving voorziet in betaling van de werkelijk verwerkte hoeveelheden.
4.4.
De gemeente benadrukt dat [gedaagde] op grond van de Raamovereenkomst en de daarop van toepassing verklaarde voorwaarden niet de mogelijkheid heeft om een verstrekte deelopdracht aan te passen, zoals zij heeft gedaan in de op 19 maart 2025 toegestuurde aangepaste deelopdracht Rotonde Rozenbuurt. Daarvoor bestaat in de systematiek van de RAW geen ruimte. Alleen als sprake is van een bestek met te accorderen hoeveelheden dient de aannemer de in het bestek opgenomen hoeveelheden te controleren en aan te geven of hij met die hoeveelheden akkoord gaat. Zo niet, dan dient hij dat binnen 15 werkdagen kenbaar te maken. In de deelopdracht Rotonde Rozenbuurt (en Westerdijk naar Galgenbocht) zijn geen te accorderen hoeveelheden opgenomen, maar uitsluitend verrekenbare hoeveelheden. [gedaagde] was dus niet bevoegd om een gewijzigde opdracht toe te sturen, nog daargelaten dat dit pas na 25 werkdagen is gebeurd.
4.5.
Voor zover [gedaagde] terecht van mening is dat op onderdelen sprake is van werkzaamheden waarin de Raamovereenkomst niet voorziet, moeten partijen op grond van paragraaf 01 .21.06 daarvoor een prijs overeenkomen. Het uitgangspunt daarbij is dat partijen de eisen van redelijkheid en billijkheid jegens elkaar in acht moeten nemen, ook in hun onderhandelingen. [1] Eventuele onzekerheid over de hoogte van die prijs is geen reden om de werkzaamheden op te schorten.
4.6.
De gemeente stelt dat de slotsom is dat [gedaagde] ten onrechte heeft geweigerd om de opgedragen deelopdrachten uit te voeren en dat zij moet worden veroordeeld om de deelopdrachten alsnog uit te voeren. Daarnaast vordert de gemeente veroordeling van [gedaagde] om de Raamovereenkomst gedurende de looptijd daarvan ook ten aanzien van nog te verstrekken deelopdrachten na te komen. Hoewel er nog geen andere deelopdrachten zijn opgedragen en er dus ook nog geen prestatie opeisbaar is, bestaat niettemin voor de gemeente aanleiding om deze laatste vordering in te stellen omdat zij uit de uitlating van [gedaagde] dat alle werkzaamheden voor de gemeente "on hold" worden gezet, afleidt dat [gedaagde] ook ten aanzien van nog te verstrekken deelopdrachten in de nakoming van de Raamovereenkomst zal tekortschieten.
[gedaagde]
4.7.
[gedaagde] heeft het volgende aangevoerd. Zij wijst er op dat de gemeente in de deelopdracht Rotonde Rozenbuurt uitkwam op een bedrag van € 355.514,03 terwijl [gedaagde] uitkwam op een bedrag van € 732.204,54. Zij verklaart dat dit verschil veroorzaakt wordt doordat hoeveelheden in de opdracht van de gemeente niet kloppen en dat sprake is van extra posten die zien op werkzaamheden die de gemeente niet heeft opgenomen maar die wel moeten gebeuren bij de uitvoering van de werkzaamheden en van zogenoemde 88-posten, posten die niet staan vermeld in de inschrijfstaat en die de gemeente niet heeft meegenomen. Zij verklaart dat het vaak gaat om de uitleg van een bestekspost. Verder merkt zij op dat enig voortschrijdend inzicht van de gemeente ertoe heeft geleid dat zij de deelopdracht inmiddels raamt op een bedrag van €417.247,21, maar dat er dus nog een aanzienlijk gat moet worden overbrugd voordat er sprake is van overeenstemming en er met de opdracht kan worden gestart.
4.8.
De discussie kan volgens [gedaagde] worden opgeknipt in een aantal onderdelen:
Toegevoegde/ Andere posten geselecteerd in de raamovereenkomst
€ 34.267.95
Verschil in hoeveelheden van posten (verrekenbaar)
€ 47.697,59
Extra posten op verzoek van gemeente (deelopdracht)
€ 118.016,14
Door [gedaagde] aangevulde ontbrekende posten in raamovereenkomst
€ 118.041,05
Verschillen in ophoogpercentages en RAW/CROW-bijdragen
€ 2.250,01
4.9.
Zij stelt dat de gemeente meent eenzijdig - dus zonder adequate afstemming
met [gedaagde] - deelopdrachten te kunnen verstrekken, maar dat dit volgens haar niet juist is. Zij stelt dat ook bij een Raamovereenkomst partijen het eerst eens moeten worden over de essentialia, te weten: de aard en de omvang van de uit te voeren werkzaamheden, de uitvoeringsduur en de prijs.
Zij verklaart dat zij voor zo’n 40 gemeentes en 2 provincies werkt en dat zij bij die opdrachtevers, anders dan hier het geval is, vrijwel altijd zelf de concept-deelopdracht aanlevert, waarna partijen in goed overleg tot zaken komen.
[gedaagde] voert aan dat zij daarom het volgende stroomschema heeft voorgelegd aan de gemeente

{Afbeelding 1}

maar dat de gemeente met deze werkwijze niet wenst in te stemmen. [gedaagde] benadrukt dat door deze stappen te doorlopen een realistische planning wordt geborgd en onnodige complicaties in de uitvoering worden voorkomen.
4.10.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de gemeente ten onrechte meent dat [gedaagde] met deze deelopdracht aan de slag moet, hoewel partijen het niet eens zijn over een groot aantal posten en de uitvoeringsduur en dat de discussie daarover dan na uitvoering van het werk zou moeten worden gevoerd. [gedaagde] benadrukt dat de betreffende bepaling par. 36 lid 4 UAV 2012 niet voor niets inhoudt: "
Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen, die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen".
De hoofdregel is dus dat partijen het vooraf eens moeten worden over een bestekswijziging.
Dat de deelopdracht waar het om gaat bestaat uit verrekenbare hoeveelheden verandert daaraan niets, volgens [gedaagde] . Deelopdrachten hebben namelijk alleen zin, als daarin de aard en de omvang van de door aannemer te verrichten werkzaamheden nauwkeurig worden vastgelegd. Zo niet, dan zouden partijen kunnen volstaan met de inschrijfstaat om na voltooiing van het werk vast te stellen wat er nu precies is uitgevoerd. Ook bij een RAW-raamovereenkomst is het zaak om zo precies mogelijk in kaart te brengen wat de inhoud van de deelopdracht is.
Bovendien heeft de gemeente par. 36 UAV 2012 in de Raamovereenkomst nog stevig
aangescherpt. In art. 01.01.14 lid 11 van Deel 3 van de Raamovereenkomst is het volgende bepaald:
"In aanvulling op paragraaf 35 lid 1 van de UAV 2012 wordt bepaald dat m meerwerk op het bestek, zoals bedoeld in de leden 1a, 1c en 1e van paragraaf 35 zal worden
verrekend op basis van voorcalculatie van de kostprijs van de uit te voeren werken,
verhoogd met een percentage ter dekking van uitvoeringskosten, algemene kosten en winst & risico gelijk aan het bij de inschrijving overeengekomen percentage uitvoeringskosten, algemene kosten en winst & risico, verhoogd met een maximum van 10%. De voorcalculatie dient vergezeld te gaan van een gedetailleerde begroting in uren, materieel en materiaal, onderaanneming (ook uitgesplist in uren, personeel, materieel en materiaal).
Meerwerk opstellingen/voorcalculatie minimaal 3 werkweken (15 werkdagen) voor haar werkzaamheden desbetreffende locatie ter beoordeling indienen bij de directie.
Alleen op deze wijze aangeboden meerwerk komt in aanmerking voor een beoordeling.
Indien de meerwerkopstelling/voorcalculatie goedgekeurd wordt door de directie
bedraagt de voorbereidingstijd maximaal 21 dagen (...)".
Par. 35 lid 1 sub b UAV 2012 gaat over de bestekswijziging, een vorm van meerwerk, die in par. 36 UAV 2012 nader wordt uitgewerkt.
De gemeente heeft met deze aanvulling buiten twijfel gesteld dat zij vooraf tot in detail overeenstemming wenst te bereiken over eventueel meerwerk, op straffe van verval van iedere aanspraak op meerwerk. Toch beweert de gemeente bij herhaling dat voorafgaande overeenstemming niet noodzakelijk is, een standpunt waarvoor zij steun meent te vinden in één arbitrale uitspraak. De gemeente leest die uitspraak echter slordig en laat enkele relevante passages ten onrechte ongenoemd. In r.o. 35 van die uitspraak staat dat de opdrachtgeefster zich moet inspannen om zo spoedig mogelijk tot een prijsvorming te komen, om bij aanneemster het vertrouwen te handhaven dat zij daadwerkelijk wenst mee te werken aan het tot stand komen van de juiste prijs voor het meerwerk, bij gebreke waarvan voor aanneemster een moment kan aanbreken, waarop dat vertrouwen zo gering wordt dat zij haar verplichtingen kan opschorten.
Volgens [gedaagde] wettigt het niet op een constructieve oplossing gerichte optreden van de gemeente juist het vermoeden dat [gedaagde] na voltooiing van de deelopdracht niets van de gemeente heeft te verwachten. Dat kan volgens [gedaagde] onder meer worden afgeleid uit het feit dat de gemeente het door haar gewenste extra werk in haar concept-deelopdracht op € 0 heeft gezet. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de gemeente dan wel tot afwijzen van de vorderingen, kosten rechtens.
Tekst

5.De beoordeling

5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
5.2.
Waar de gemeente de deelopdracht ‘Westerdijk naar Galgenbocht’ inmiddels heeft laten uitvoeren door een andere aannemer en maakt deze geen onderdeel meer uit van het ter beoordeling voorliggende geschil.
5.3.
De gemeente heeft veroordeling gevorderd van [gedaagde] om de deelopdrachten uit de Raamovereenkomst na te komen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de gemeente er steeds op heeft gewezen dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding en dat die regel ook geldt voor deelopdrachten, dat ook in dat geval geldt dat partijen het eens zullen moeten worden over de essentialia, te weten: de aard en de omvang van de uit te voeren werkzaamheden, de uitvoeringsduur en de prijs en dat de gemeente die deelopdrachten niet eenzijdig - zonder adequate afstemming met [gedaagde] - kan verstrekken.
5.4.
[gedaagde] heeft verklaard dat het verschil tussen partijen voornamelijk bestaat uit de zogenoemde 88-posten, werkzaamheden die niet in de inschrijfstaten staan en die de gemeente in de opdrachten op nul euro heeft gezet, maar die wel noodzakelijk zijn bij de uitvoering. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zij deze posten heeft gespecificeerd in een document d.d. 19 maart 2025 (aangepaste deelopdracht Rotonde Rozenbuurt) waarin zij uitkwam op een totaalbedrag van € 732.204,54 terwijl de gemeente de opdracht aanvankelijk had geraamd op een bedrag van € 355.514,03 en na enig voortschrijdend inzicht de opdracht inmiddels raamt op een bedrag van € 417.247,21. Zij heeft verklaard dat dit echter betekent dat er nog een aanzienlijk gat moet worden overbrugd voordat er sprake is van overeenstemming.
5.5.
De Raamovereenkomst is tot stand gekomen na een openbare Europese Aanbesteding met als gunningscriterium laagste prijs, waarbij [gedaagde] als winnaar uit de bus gekomen is. [gedaagde] heeft verklaard dat zij voor meerdere gemeenten en voor twee provincies werkzaamheden uitvoert onder een Raamovereenkomst en dat dit altijd gebeurt op (nagenoeg) dezelfde wijze, op een andere wijze dan de gemeente nu voorstaat.
5.6.
Uit de raamovereenkomst vloeit voort dat de door de gemeente gegeven deelopdrachten
in beginselvoor de opdrachtnemer bindend zijn. Dat betekent dat de opdrachtnemer zich bij voorbaat heeft verbonden aan de uitvoering tegen de overeengekomen voorwaarden en eenheidsprijzen en dat de opdrachtnemer in beginsel geen grond heeft om de opdracht te weigeren, ook niet vanwege een kosteninschatting achteraf. Dat uitgangspunt ontslaat de gemeente als opdrachtgever echter niet van de plicht om deelopdrachten te verstrekken die inhoudelijk passen binnen de systematiek van het contract en blijk geven van voldoende oog voor de samenhang en kwaliteit van het uit te voeren werk. De voorzieningenrechter kan op grond van de stukken en het betoog ter zitting niet vaststellen dat daarvan hier in voldoende mate sprake is.
5.7.
Duidelijk is dat partijen allebei gewend zijn op een andere manier te werken. [gedaagde] heeft in het voortraject geen vragen gesteld over de werkwijze. Dit is ook niet ter sprake gebracht tijdens bijvoorbeeld het verificatiegesprek op 27 november 2024 of het startoverleg op 20 januari 2025, waarbij in ieder geval over de globale planning van deelopdrachten is gesproken.
[gedaagde] heeft verklaard dat zij er vanuit ging dat de gemeente op dezelfde manier werkte als zij gewend was bij andere gemeenten, maar omdat zij hier zonder meer van uit gegaan is en hier geen navraag naar heeft gedaan terwijl dit voor haar blijkbaar van groot belang is, is dat een omstandigheid die in beginsel voor haar rekening en risico moet blijven.
Dit kan alleen anders zijn als bij de werkwijze die de gemeente voorstaat onvoldoende rekening wordt gehouden met redelijke belangen van [gedaagde] .
5.8.
Bij de beoordeling of die situatie zich voordoet acht de voorzieningenrechter van belang dat [gedaagde] hierover niets gevraagd heeft in het voortraject. Pas toen er al een geschil was ontstaan heeft zij tijdens het voortgangsgesprek op 27 maart 2025 een stroomschema ter sprake gebracht van de door haar voorgestelde manier van werken. Op een vraag van de gemeente heeft [gedaagde] toen geantwoord dat het een andere manier van werken is die niet in lijn is met de huidige contractuele afspraken.
De gemeente heeft toen benadrukt dat [gedaagde] in het startoverleg heeft verklaard dat als de deelopdracht in VISI wordt gezet zij 6 weken nodig heeft en dat de opdracht in week 1 meteen zou worden opgepakt. [gedaagde] heeft in reactie daarop nogmaals aangegeven dat eerst alles moet worden besproken, dat daarna de deelopdracht pas in VISI wordt gezet en dat daarna pas wordt opgestart. Dit wijkt echter af van de werkwijze die is overeengekomen waarbij de gemeente de deelopdracht vaststelt (randnummer 2.4) en de gemeente gaat niet akkoord met de door [gedaagde] voorgestelde werkwijze.
5.9.
De voorwaarde dat eerst over alles een prijsafspraak moest bestaan voordat [gedaagde] met haar werkzaamheden zou beginnen heeft zij niet gesteld bij haar inschrijving of in één van de daaropvolgende gesprekken. Daarmee is die voorwaarde geen onderdeel geworden van de contractuele afspraken en kan [gedaagde] hierop geen beroep doen.
Daarbij komt dat door de gemeente voor sommige deelopdrachten subsidies zijn verkregen waardoor het voor haar van groot belang is dat de opdracht tijdig wordt uitgevoerd en afgerond.
Met het oog op het vervolg van het traject wordt het volgende opgemerkt.
5.10.
[gedaagde] heeft de geschilpunten gerubriceerd als weergegeven in randnummer 4.8. Deze kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter als volgt worden gekarakteriseerd.
1.
Discussie over besteksposten: wat valt onder welke omschrijving
5.11.
De uitleg van besteksposten moet plaatsvinden aan de hand van:
* de letterlijke tekst van het bestek (en de STABU/RAW-standaarden),
* de functionele betekenis in de context van het werk,
* de uitleg conform de Haviltex-norm als er onduidelijkheid is.
Als de gemeente zich beroept op een bepaalde [betrokkene 7] en [gedaagde] als opdrachtnemer op een andere, dan is het aan de gemeente als opdrachtgever om aan te tonen dat haar uitleg volgt uit de systematiek en tekst van het bestek. Anders kan het als meerwerk worden beschouwd.
5.12.
Artikel 36 UAV 2012 (lid 1 sub a) bepaalt dat de aannemer slechts aanspraak op vergoeding van meerwerk kan maken, als hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. De hiervoor in randnummer 2.4 vermelde aanscherping van par. 36 UAV brengt mee dat de aanspraak op meerwerk vervalt als over dat meerwerk niet tijdig vóór de uitvoering overeenstemming is bereikt. Het belang van de opdrachtnemer bij duidelijkheid vooraf is daarmee gegeven. Meer in het algemeen geldt binnen de RAW-systematiek een verplichting van de opdrachtnemer om tijdig bezwaar te maken tegen onduidelijkheden bij de opdrachtverstrekking. In de RAW-systematiek lijkt tijdig reclameren voor de aannemer van belang om zijn aanspraken te behouden. De vraag is of [gedaagde] hieraan heeft voldaan. [gedaagde] heeft op 12 respectievelijk 14 maart 2025 een eerste planning voor de opdrachten Westerdijk en Rozenbuurt gestuurd aan de gemeente, zonder enig voorbehoud daarbij. Pas nadat die planning was goedgekeurd door de directie (en de gemeente er van uit mocht gaan dat [gedaagde] met de werkzaamheden zou beginnen) is [gedaagde] gekomen met een aangepaste deelopdracht waarbij zij op een veel hoger bedrag aan kosten uitkwam. Door deze gang van zaken wordt in ieder geval de indruk gewekt dat [gedaagde] het contract ziet als een vrijblijvend stuk gereedschap waarmee zij de gemeente als opdrachtgever, die er belang bij heeft dat de deelopdracht volgens de systematiek van het contract volgens planning wordt uitgevoerd, onder druk kan zetten om toch een (veel) hogere prijs te accepteren voor bepaalde deelopdrachten. Voorzover dat idee leeft bij [gedaagde] is dat niet terecht. Dan had zij haar inschrijfstaat anders moeten indelen.
2.
Verschil in hoeveelheden
5.13.
De gemeente heeft terecht aangevoerd dat een verschil in hoeveelheden voor [gedaagde] al aannemer niet problematisch is. De deelopdracht vermeldt de door de gemeente ingeschatte hoeveelheden. Als duidelijk is op welk onderdeel van de opdracht de uitvoering betrekking heeft en de werkelijke hoeveelheid afwijkt van de inschatting vindt verrekening plaats op de voet van 01.03.04 en 01.03.05 van de Standaard. Dit kan heel goed achteraf plaatsvinden.
3.
88-posten
5.14.
Deze 88-posten zijn posten die door de gemeente in de deelopdracht op nul euro zijn gezet maar die volgens [gedaagde] wel moeten worden beprijsd.
De jurisprudentie van de Raad van Arbitrage geeft geen duidelijke richtlijnen voor de beantwoording van de vraag of de opdrachtnemer verplicht is tot uitvoering van deze posten zolang deze niet zijn afgeprijsd. Het totaal van deze 88-posten is in relatie tot de omvang van de opdracht in het onderhavige geval zo hoog dat de gemeente in redelijkheid niet kan verlangen dat deze zonder prijs toch worden uitgevoerd, tenzij er een mechanisme is voor prijsbepaling (bijv. vergelijkbare posten of nacalculatie). De voorzieningenrechter kan dat hier niet vaststellen. Partijen zullen over een dergelijk mechanisme afspraken moeten maken.
4.
Aanvullende posten
5.15.
De posten die volgens [gedaagde] ten onrechte ontbreken roepen de vraag op of het werk dat daaronder valt essentieel is voor een behoorlijke uitvoering van de opdracht. Als dat het geval is, zou [gedaagde] als opdrachtnemer een waarschuwingsplicht kunnen schenden indien zij deze aanvulling niet voorstelt. De gedachte aan een fout/onvolledigheid in het bestek ligt dan voor de hand, evenals de gedachte dat overleg over de noodzaak van uitvoering geboden is, ook om vergoeding van de betrokken werkzaamheden zeker te stellen. Het ligt daarbij op de weg van [gedaagde] als opdrachtnemer om aan te tonen dat het om noodzakelijke werkzaamheden gaat en dat die niet onder bestaande posten vallen.
Implicaties
5.16.
Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat er in relatie tot de uitvoering van de onderhavige deelopdracht voor partijen alle aanleiding was om het overleg over de daadwerkelijke uitvoering en prijs daarvan voort te zetten. Dat geldt temeer nu het hier gaat om het begin van een samenwerkingstraject op een raamovereenkomst met een begrote waarde van circa 4 miljoen euro in 2025, en na verlenging 9 miljoen euro over de gehele looptijd. Door te investeren in een goede opzet van de samenwerking en de communicatie op de sleutelmomenten daarin adequaat vorm te geven, wordt een goede uitvoering van de 15 vervolgopdrachten stellig bevorderd, met voorkoming van alle schadelijke ellende van dien. Op dit punt hadden beide partijen het beter kunnen doen.
De opstelling van [gedaagde]
“eerst prijzen overeenkomen, anders niet starten”is zoals hiervoor al is overwogen te kort door de bocht en niet in overeenstemming met de nuances die in de over en weer geldende verplichtingen zijn te onderkennen. De follow up die aan dit motto vervolgens is gegeven door alle vervolguitvoeringen zonder meer on hold te zetten is, gelet op de aard van de werkzaamheden en de vele facetten van gemeentelijke zorg die met de planning daarvan zijn gemoeid, disproportioneel te achten en wordt door de geschillenregeling in de raamovereenkomst ook niet toegestaan.
5.17.
[gedaagde] moet in staat geacht worden deze kans op schade te beseffen en had kunnen aandringen op een “snelkookpanproces” om het hiervoor besproken verschil in opvatting over de diverse posten in de deelopdracht verder te bespreken en tot een oplossing te brengen. Zij had dat proces zo in kunnen richten dat er van elkaar kon worden geleerd voor de deelopdrachten die er dit jaar nog aan komen.
De gemeente had dat “snelkookpanproces” overigens ook zelf kunnen voorstellen, met het doel om de rem er binnen een week weer af te krijgen.
5.18.
Overleg zoals hiervoor in 5.17 is overwogen, kan en moet alsnog plaatsvinden om de geschillen ten aanzien van de deelopdracht ‘Rotonde Rozenbuurt’, zoals beschreven in de akte nadere onderbouwing van de gemeente en de pleitnota van [gedaagde] , tot een oplossing te brengen. Die geschillen lenen zich niet voor beslechting in dit kort geding. Wel kunnen op een tweetal punten vingerwijzingen worden gegeven.
Rood asfalt
5.19.
[gedaagde] heeft niet bestreden dat zij zich contractueel heeft verbonden om dit asfalt toe te passen. Ter zitting is bevestigd dat er ook nu nog géén wettelijke regeling is die inhoudt dat deze werkmethode uit een oogpunt van gezondheidsrisico’s niet langer toelaatbaar is. Als [gedaagde] ter bescherming van haar personeel een andere methode wenst toe te passen die tot het door de gemeente gewenste eindresultaat leidt, zal zij dat kunnen doen maar moet zij de meerkosten zelf dragen.
Stortkosten
5.20.
De stortkosten zijn een 88- post , die door [gedaagde] kan worden ingevuld met een (naar de vzr begrijpt:) door een offerte van de innemende partij gestaafde prijs. De gemeente heeft verklaard dat zij navraag bij Afvalzorg heeft gedaan omdat de prijs van [gedaagde] haar hoog voorkwam. Als de gemeente de prijs die [gedaagde] biedt te hoog vindt, ligt het op haar weg om met een alternatief te komen, dat per saldo (transportkosten spelen wellicht ook een rol) goedkoper is. Als zij dat alternatief niet heeft kan zij de opgave van [gedaagde] accorderen. Om die afweging te kunnen maken staat het de gemeente dus vrij om naar de hoogte van die stortkosten te informeren bij derden.
5.21.
De voorzieningenrechter benadrukt dat deze beide posten illustreren dat het respecteren van de contractuele duidelijkheid behulpzaam kan zijn bij het oplossen van geschilpunten, dat die oplossing dan voor de hand kan liggen, en dat er zelfs geschilpunten zijn waarvan de oplossing zo voor de hand ligt dat het feit dat ze nog bestaan alleen kan worden verklaard doordat de communicatie verstoord is geraakt. Dat is ook [gedaagde] aan te rekenen. Zij lijkt op sommige punten blijk te geven van een nonchalance die niet past in het contract dat ze heeft gesloten.
Partijen hebben de bereidheid uitgesproken verder met elkaar in gesprek te gaan. Daarbij vormt wel een obstakel dat [gedaagde]
alleopdrachten van de gemeente on hold gezet heeft, terwijl haar op grond van 01 01 14 Aanvullingen en wijzigingen op de UAV 2012 lid 1id 17 geen opschortingsrecht toekomt hangende een geschil. Dit geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook als er met de werkzaamheden voor een bepaalde deelopdracht (buiten) nog geen aanvang is gemaakt.
5.22.
De voorzieningenrechter zal vanwege de hiervoor genoemde disproportionaliteit de vordering tot nakoming toewijzen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat partijen serieus met elkaar in overleg gaan om hun communicatie rond de totstandkoming van nieuwe deelopdrachten zodanig af te stemmen dat de kans dat de voortgang opnieuw stokt tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht. Dat kan heel goed zonder dat de inhoud van het contract geweld wordt aangedaan.
De op de zitting gedane suggestie om twee weken te nemen om feedback te genereren op een concept-opdracht kan immers ook op die manier worden opgepakt dat voor die feedback in de eerste week
nade plaatsing in VISI een snelkookpanproces wordt ingericht.
5.23.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming zal worden gematigd op de wijze als hierna onder de beslissing wordt vermeld.
Proceskosten
5.24.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op:
dagvaarding € 119,40
griffierecht € 714,00
salaris advocaat € 1.107,00
nakosten
€ 178,00 (plus de verhoging zoals hierna in de beslissing vermeld)
Totaal € 2.118,40

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om de Raamovereenkomst na te komen en om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, aan te vangen met de Deelopdrachten “Rotonde Rozenbuurt” en “Fietspad Liornestraat –Rijnweg”, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] hieraan na ommekomst van de genoemde termijn niet voldoet, met een maximum van € 100.000,-,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om de Raamovereenkomst na te komen en om tijdig te starten met de andere twee reeds via VISI verstrekte deelopdrachten, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis aan die veroordeling niet of niet volledig voldoet, met een maximum van € 150.000,-,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 2.118,40 aan de gemeente ter zake van de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze kosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 8 mei 2025. [2]

Voetnoten

1.RvA 1 juli 2009, geschilnummer 31.262
2.type: 1155