Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] te [plaats] , [land] ,
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] te [plaats] , [land] , en
- [de minderjarige 3] , op [geboortedatum] te [plaats] , [land] .
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, terwijl de vrouw zelfstandig verzocht om het gebruik van de woning aan haar toe te kennen. De man en vrouw zijn met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen, maar de relatie is feitelijk beëindigd. De vrouw heeft drie minderjarige kinderen uit een eerdere relatie die bij haar in de woning verblijven. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van de kinderen en de zorg van de vrouw voor hen zwaar hebben meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een groter belang heeft bij het gebruik van de woning, gezien de stabiliteit en continuïteit die zij en de kinderen nodig hebben na hun verhuizing vanuit het buitenland. De man heeft weliswaar langer in de woning gewoond, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet opweegt tegen de belangen van de vrouw en de kinderen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat zij gerechtigd is tot het gebruik van de woning, met bevel aan de man om de woning te verlaten.