Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[bedrijf]te [plaats]
hierna te noemen: [gedaagde]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval waarbij een schilder, [eiser], tijdens werkzaamheden aan een woning van [gedaagde], een aannemersbedrijf, van een ladder valt en letsel oploopt. Het ongeval vond plaats op 28 september 2023, toen [eiser] zich vanaf de ladder op het balkon wilde hijsen en een houten spijl van het balkon afbrak. [eiser] heeft als gevolg van de val zijn beide polsen en zijn rechterkaak gebroken, en heeft ook letsel opgelopen aan zijn linkerschouder en linkerenkel. Hij vordert een schadevergoeding van € 5.000,00, gebaseerd op artikel 7:658 BW, dat werkgevers aansprakelijk stelt voor schade die werknemers lijden in de uitoefening van hun werkzaamheden.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 lid 4 BW, dat ook geldt voor personen zonder arbeidsovereenkomst die werkzaamheden verrichten in opdracht van een werkgever. Het beroep van [gedaagde] op bewuste roekeloosheid van [eiser] wordt verworpen, omdat niet is aangetoond dat [eiser] zich bewust was van het gevaar van het werken aan het balkon. De kantonrechter kent [eiser] een bedrag van € 1.000,00 aan smartengeld toe, maar wijst de overige gevorderde schadevergoeding af, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.