ECLI:NL:RBNHO:2025:5222

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
15/354725-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak heling snorfiets en bewezenverklaring voorhanden hebben explosief en voorbereidingshandelingen ontploffing met gevangenisstraf van 20 maanden

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 november 2024 in Hoofddorp werd aangehouden met een snorfiets en een explosief. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van een ontploffing en het voorhanden hebben van een explosief. Tijdens de rechtszitting op 24 april 2025 heeft de officier van justitie vrijspraak van heling van de snorfiets gevorderd, maar wel bewezenverklaring van de andere feiten. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het voorbereiden van de ontploffing, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte met het explosief op weg was naar een bos om dit tot ontploffing te brengen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en kwam tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de snorfiets verbeurd. De rechtbank overwoog dat de verdachte een ernstig strafbaar feit had gepleegd, met een groot gevaar voor de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/354725-24; 96/228565-23 (tul); 96/312746-23 (tul); 96/173921-22 (tul) en 96/185779-22 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 8 mei 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 7 november 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoner(s)van de aangrenzende woningen en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen te weten een aansteker en/of handschoenen en/of een fasciapakket, zijnde een explosief, bestaande uit:
- een pakket met als inhoud een hoeveelheid van 1200 gram flitspoeder en/of
- een lont,
althans één of meer (grondstoffen voor) materia(a)l(en) geschikt om, al dan niet in combinatie met elkaar, een ontploffing teweeg te brengen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 7 november 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op of omstreeks 7 november 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een snorfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 3 en tot bewezenverklaring van feit 1 en feit 2.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. De verdachte heeft verklaard dat hij geen kwade intenties had, maar het explosief enkel wilde testen in een bos. Omdat deze verklaring niet door het dossier kan worden weerlegd, kan het voor een strafbare voorbereiding van het teweegbrengen van een explosie vereiste dubbele opzet niet worden bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 3 bepleit en zich met betrekking tot feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 3 (heling snorfiets)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van een snorfiets. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Nadere bewijsoverweging feit 1 (voorbereidingshandelingen ontploffing)
Inleiding
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 7 november 2024 rond 03:00 uur ziet de politie een snorfiets rijden nabij het centrum van Hoofddorp. De snorfiets is niet voorzien van een kentekenplaat, voert geen verlichting en de bestuurder draagt geen helm. Ook valt zijn rijgedrag op (proces-verbaal bevindingen van 7 november 2024, dossierpagina’s 16 t/m 21). Als de politie de bestuurder staande wil houden, laat deze de snorfiets heel langzaam op de grond zakken. Tussen zijn benen ligt een big shopper. Vervolgens rent hij weg en gaat even verder op de grond liggen. Hij verklaart tegen de politie dat de tas een explosief bevat met 1.000 gram flitspoeder en dat hij een aansteker bij zich heeft. De verdachte is de bestuurder van de snorfiets en wordt aangehouden. Uit onderzoek ter plaatse door de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) is gebleken dat hetgeen de verdachte vervoerde een zogeheten fasciapakket betrof; dat is een zelfgemaakt explosief dat veelvuldig wordt gebruikt bij aanslagen op geldautomaten en woningen. Het pakket was omwikkeld met tape, had een lont en bevatte ongeveer 1,2 kilo flitspoeder. Bij zijn insluiting bleek dat de verdachte twee jassen over elkaar droeg, waarvan de buitenste binnenstebuiten. Verder had de verdachte een zwart shirt om zijn nek geknoopt, had hij handschoenen bij zich en een aansteker in zijn broeksband verborgen.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij met het explosief onderweg was naar het Haarlemmermeersebos in Hoofddorp om te experimenteren met (knal)vuurwerk. Hij reed nabij het centrum van Hoofddorp naar eigen zeggen om te kijken of er politie in de buurt was. Enkele dagen eerder zou hij via-via ongeveer dertig cobra’s hebben gekocht. In een bos in Haarlem, vlakbij zijn woning, zou hij van tape en flitspoeder het pakket met het explosief hebben gemaakt, het pakket in een bigshopper hebben gedaan en dit hebben achtergelaten in het bos in de buurt van zijn woning. In de nacht dat hij het explosief wilde afsteken, heeft hij het pakket in dat bos opgehaald, het lont erin gestoken en op zijn snorfiets meegenomen. Over zijn kleding heeft de verdachte verklaard dat hij vaker twee jassen over elkaar draagt en de buitenste jas dan binnenstebuiten draagt. Het zwarte shirt om zijn nek was tegen de kou.
De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. De verdachte was naar eigen zeggen vanuit Haarlem onderweg naar het Haarlemmermeersebos, grenzend aan de gemeente Hoofddorp, om daar het explosief tot ontploffing te brengen. Hij is echter in een woonwijk nabij het centrum van Hoofddorp aangehouden. Ervan uitgaande dat de verdachte die nacht daadwerkelijk vanuit Haarlem is vertrokken, zou hij op de plek van zijn aanhouding, nabij het centrum van Hoofddorp, het Haarlemmermeersebos al zijn gepasseerd. De door de verdachte geschetste rijroute strookt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet met zijn verklaring over wat hij die nacht van plan was met het explosief. Ook de plek waar hij uiteindelijk wordt aangehouden, namelijk midden in een woonwijk, spoort daar niet mee. Daarbij komt dat de verdachte twee jassen droeg waarvan de buitenste jas binnenstebuiten en een zwart shirt om zijn nek, naar de rechtbank aan neemt om zijn gezicht mee te bedekken. De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte ter terechtzitting op concrete vragen onder meer over hoe hij aan het explosieve materiaal is gekomen, hoeveel hij daarvan nodig had en hoe hij het explosieve pakket gemaakt heeft, niet of nauwelijks antwoord kon geven. Dit alles, gevoegd bij het feit dat de verdachte geen licht voerde op de snorfiets draagt bij aan het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van de verdachte - dat hij het explosief zonder strafbare bedoeling in een bos wilde afsteken – ongeloofwaardig is. De rechtbank gaat daarom ook voorbij aan die verklaring.
Sprake van voorbereidingshandelingen?
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, moet worden bewezen of de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, in dit geval het teweegbrengen van een ontploffing. Daarbij is vereist dat die voorwerpen dienstig konden zijn aan het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
De verdachte heeft bekend dat hij met het pakket met flitspoeder onderweg was om dit tot ontploffing te brengen, waarmee het opzet op het veroorzaken van een ontploffing vaststaat. De handschoenen en aansteker konden daarbij dienstig zijn.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen opzet bestond ten aanzien van het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven gevaar. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. De verdachte is met het fasciapakket aangetroffen in een woonwijk. Uit het forensisch onderzoek dat is verricht, volgt dat het tot ontploffing brengen van dat explosieve pakket binnen de bebouwde kom, meer specifiek in een straat met woningen, de kans op schade aan goederen (tot op geruime afstand) zeer groot is. Voor eventueel in de omgeving aanwezige personen zou de kans op (zwaar) lichamelijk letsel aanzienlijk zijn. Omdat aan de buitenzijde van het pakket, op het lont, ook flitspoeder is aangetroffen, is in dit specifieke geval een extra gevaar van toepassing. In dit verband overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat de gevolgen van het teweegbrengen van een ontploffing zeer ernstig kunnen zijn (zeker als daar een zeer grote hoeveelheid flitspoeder wordt gebruikt). De aanmerkelijke kans op verwezenlijking van het hiervoor beschreven gevaar is daarmee gegeven. De verdachte moet dit hebben geweten, waarmee sprake is van een bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het opzet van de verdachte gericht was op het in artikel 157 Sr omschreven gevaar.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 1
hij op 7 november 2024 in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoner(s) van de aangrenzende woningen en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten is, opzettelijk voorwerpen, te weten een aansteker en handschoenen en een fasciapakket, zijnde een explosief, bestaande uit:
- een pakket met als inhoud een hoeveelheid van 1200 gram flitspoeder en
- een lont,
geschikt om, al dan niet in combinatie met elkaar, een ontploffing teweeg te brengen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op 7 november 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1
voorbereiden van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; en
voorbereiden van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen van vijftien maanden, waarvan een deel voorwaardelijk met alleen de algemene voorwaarde.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
In de nacht van 7 november 2024 heeft de verdachte een ontploffing voorbereid. Daartoe heeft hij een gebruiksklaar explosief voorhanden gehad en op zijn snorfiets vervoerd door een woonwijk. De verdachte had met het explosief een ontploffing kunnen veroorzaken, die gepaard zou zijn gegaan met veel materiële schade en (levens)gevaar. Het plegen van aanslagen met geïmproviseerde explosieven is een actueel maatschappelijk probleem en dat dit voor gevoelens van onveiligheid en onrust zorgt in de samenleving blijkt onder meer uit de vele (recente) berichten in het nieuws. De verdachte was naar het oordeel van de rechtbank die nacht op pad om een ernstig strafbaar feit te plegen. Dit is, mede gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, zeer zorgelijk. Het is aan de oplettendheid en het ingrijpen van de politie te danken dat de verdachte het explosief niet daadwerkelijk in een woonwijk tot ontploffing heeft gebracht.
Het explosief dat de verdachte voorhanden heeft gehad is bovendien een verboden wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Het gevaarzettend en levensbedreigend karakter van dit explosief maakt dat hiertegen streng moet worden opgetreden.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel liep de verdachte in vier proeftijden in verband met eerdere veroordelingen. Dit heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (ernstige) strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 10 februari 2025. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ook adviseert de reclassering de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een locatiegebod met elektronische monitoring, meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. De verdachte heeft ter terechtzitting echter opgemerkt niet mee te zullen werken aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een forse gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en die bewuste nacht al daadwerkelijk onderweg was met het explosief en daarmee in een woonwijk is aangetroffen, zodat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van vergaande en concrete voorbereidingshandelingen om een ontploffing teweeg te brengen.
Gelet op de houding van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis kennelijk aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten zoals die alleen gelden voor feit 2. Gelet op de bewezenverklaring, feiten 1 en 2, komt de rechtbank tot een hogere straf dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden, met aftrek van het voorarrest.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Beslag

Onder de verdachte is het volgende goed inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
- 1 STK Snorfiets.
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen snorfiets wordt teruggegeven aan de verdachte. Niet kan worden bewezen dat de verdachte met dit goed een strafbaar feit heeft begaan, gelet op de gevorderde vrijspraak van feit 3.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen snorfiets moet worden teruggegeven aan de verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven snorfiets verbeurd moet worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit inbeslaggenomen goed is begaan.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 14 februari 2024 in de zaak met parketnummer 96/228565-23 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet tot onder meer een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van 13 mei 2024 in de zaak met parketnummer 96/312746-23 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet tot onder meer een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op één jaar bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van 20 december 2022 in de zaak met parketnummer 96/173921-22 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet tot onder meer een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van 20 december 2022 in de zaak met parketnummer 96/185779-22 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van twee weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden toegewezen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen omdat het andersoortige feiten betreft. Bovendien zijn het oude veroordelingen waarbij naast de voorwaardelijke straffen aan de verdachte ook onvoorwaardelijke straffen zijn opgelegd. Toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging is daarom niet opportuun.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd over de vorderingen te oordelen en de officier van justitie is daarin ontvankelijk. De verdachte heeft zich voor het einde van de vier proeftijden schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarden overtreden. De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging daarom toewijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 46, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twintig (20) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Snorfiets.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96/228565-23 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde hechtenis voor de duur van 1 week, opgelegd bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2024.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96/312746-23 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde hechtenis voor de duur van 1 week, opgelegd bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2024.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96/173921-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde hechtenis voor de duur van 1 week, opgelegd bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2022.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96/185779-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde hechtenis voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2022.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Korteweg, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. I.A. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)