ECLI:NL:RBNHO:2025:5223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
15/250344-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 8 februari 2024 vond er een verkeersongeval plaats te Hoofddorp, waarbij de verdachte als bestuurder van een personenauto betrokken was. De verdachte negeerde een rood verkeerslicht en sloeg abrupt linksaf, terwijl hij met verhoogde snelheid een kruising opreed. Dit leidde tot een aanrijding met een tegemoet rijdende auto, waarbij de bestuurder van die auto, [naam], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een sprongbeenbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie vorderde een geldboete van € 1.000 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een geldboete op en een ontzegging van de rijbevoegdheid, waarbij de ernst van de feiten en de verkeersveiligheid zwaar wogen in de beslissing. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de sancties op, waarbij ook rekening werd gehouden met de persoon van de verdachte en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/250344-24 (P)
Uitspraakdatum: 8 mei 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Rademacher, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.B. Chylinska, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N196, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij een met verkeerslichten geregelde kruising, via een rijstrook voor rechtdoor en/of bij rood licht voor linksaf, abrupt en/of snelheid verhogend linksaf te slaan en in aanrijding te komen met een tegemoet rijdende personenauto, die bij groen licht het kruisingsvlak opreed, waardoor de bestuurder van die personenauto (genaamd [naam]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een sprongbeenbreuk in de rechter voet en zwaar letsel aan de rechter knie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N196, bij een met verkeerslichten geregelde kruising, via een rijstrook voor rechtdoor en/of bij rood licht voor linksaf, linksaf is geslagen en in aanrijding is gekomen met een tegemoet rijdende personenauto, die bij groen licht rechtdoor het kruisingsvlak was opgereden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 1 acht de officier van justitie bewezen dat het verkeersongeval te wijten is aan de schuld van de verdachte, omdat hij met zijn auto linksaf is geslagen op een rijstrook voor rechtdoor, het rode verkeerslicht voor links heeft genegeerd, geen voorrang heeft verleend en een aanrijding heeft veroorzaakt. De officier van justitie kwalificeert dit handelen van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Niet kan worden bewezen dat het slachtoffer [naam] als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, maar het breken van het sprongbeen van een enkel levert in de visie van de officier van justitie naar algemene ervaringsregels wel een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden op.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van feit 1. De verdachte heeft een verkeerde inschatting gemaakt omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij al op de rijstrook voor linksaf reed. Als gevolg van deze vergissing heeft een ongeval plaatsgevonden. Het enkel niet verlenen van voorrang door de verdachte als gevolg van een moment van verwarring is onvoldoende voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Bovendien is onvoldoende onderbouwd dat bij het slachtoffer [naam] sprake is van zwaar lichamelijk letsel dan wel van een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Nadere bewijsoverweging feit 1
Schuld
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW en zo ja, in welke mate. Bij de beantwoording van die vraag moet worden bewezen dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld is sprake in het geval van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren.
In de avond van 8 februari 2024 reed de verdachte als bestuurder van een personenauto over de N196 ter hoogte van Hoofddorp. In zijn auto vervoerde hij vier inzittenden. De verdachte naderde een kruising en reed op de rijstrook voor rechtdoor. Het verkeerslicht voor deze rijstrook straalde groen licht uit. Op de meest linker rijstrook, bestemd om op de kruising linksaf te slaan, straalde het verkeerslicht rood licht uit. De verdachte is desondanks abrupt op de kruising linksaf geslagen, waarbij hij zijn snelheid verhoogde naar 93 km per uur (terwijl ter plaatste de maximumsnelheid 80 km per uur geldt) en is vervolgens in botsing gekomen met de auto waarin genoemde [naam] zat, die rechtdoor reed terwijl zijn verkeerslicht groen licht uitstraalde. [naam] heeft als gevolg hiervan lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van de gedragingen van de verdachte ertoe heeft geleid dat hij onvoorzichtig en oplettend is geweest in het verkeer en het aan zijn schuld is te wijten dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer [naam] lichamelijk letsel is toegebracht. Van een kort moment van onoplettendheid, zoals door de raadsman is bepleit, is gelet op dat samenstel van gedragingen geen sprake geweest. De rechtbank merkt het rijgedrag van de verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Lichamelijk letsel
Een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW vereist dat sprake van zwaar lichamelijk letsel, dan wel dat uit het letsel een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [naam] aan het ongeval een botbreuk in het sprongbeen heeft overgehouden. Voor de botbreuk was verdere behandeling in het ziekenhuis nodig. Nu nadere informatie over onder meer de behandeling en de geschatte genezingsduur van dit letsel ontbreekt, is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat de aard van dit letsel zodanig was dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van [naam] is ontstaan. Dat onbekend is wat de werkzaamheden van [naam] op dat moment waren maakt dit, zoals de raadsman betoogt, niet anders. Dat zou naar het oordeel van de rechtbank een te beperkte uitleg zijn van wat onder “normale bezigheden” wordt verstaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 1
hij op 8 februari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N196, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, bij een met verkeerslichten geregelde kruising, via een rijstrook voor rechtdoor en bij rood licht voor linksaf, abrupt en snelheid verhogend linksaf te slaan en in aanrijding te komen met een tegemoet rijdende personenauto, die bij groen licht het kruisingsvlak opreed, waardoor de bestuurder van die personenauto (genaamd [naam]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2
hij op 8 februari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N196, bij een met verkeerslichten geregelde kruising, via een rijstrook voor rechtdoor en bij rood licht voor linksaf, linksaf is geslagen en in aanrijding is gekomen met een tegemoet rijdende personenauto, die bij groen licht rechtdoor het kruisingsvlak was opgereden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht en door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;en
feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor feit 1 zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een geldboete op te leggen en heeft zich voor wat betreft de hoogte daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, heeft de raadsman verzocht geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 8 februari 2024 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte vervoerde vier inzittenden in zijn auto en is op een rijstrook voor rechtdoor abrupt linksaf geslagen en met verhoogde snelheid een kruispunt opgereden. De verdachte heeft daarbij het rode verkeerslicht genegeerd. Als gevolg van zijn gedragingen is hij met zijn auto in de flank van de auto van het slachtoffer [naam] gebotst. Door deze botsing heeft [naam] lichamelijk letsel opgelopen en zijn ook de overige vier inzittenden van de auto van de verdachte gewond geraakt. Ook de verdachte zelf heeft verwondingen opgelopen. De verdachte heeft met zijn verkeersgedrag zichzelf en zijn medeweggebruikers in een zeer gevaarlijke situatie gebracht.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 19 april 2025. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en vindt interventies of reclasseringstoezicht niet nodig. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank ten aanzien van feit 1 een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden.
Gelet op de ernst van de feiten en het belang van de verkeersveiligheid is de rechtbank ook van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd. Hoewel de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk is zijn – naar eigen zeggen ‘dynamisch’ – rijgedrag zodanig gevaarlijk geweest dat de rechtbank geen ruimte ziet om deze maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken en omdat de verdachte voor zijn werk veelvuldig gebruik maakt van een auto en daarbij ook personen vervoert, vindt de rechtbank een voorwaardelijk deel als stok achter de deur ook noodzakelijk. De rechtbank legt daarom aan de verdachte op een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Vanwege de eendaadse samenloop van de feiten zal de rechtbank ten aanzien van de onder feit 2 bewezenverklaarde overtreding de verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 23, 24c en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Feit 1
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 1.000,00(duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
zes (6) maanden. Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot drie (3) maanden,
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Feit 2
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A. Groenendijk, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. A.K. Korteweg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)