ECLI:NL:RBNHO:2025:5239

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
11238363
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten voor gebrekkige uitvoering van aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiser] en [eiseres], hoofdelijke veroordeling van gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], tot betaling van schadevergoeding wegens gebrekkige uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst was gesloten met de vennootschap onder firma [de VOF], waarvan gedaagden voormalig vennoten zijn. Het werk, dat onder andere het plaatsen van dakkapellen omvatte, is op 14 december 2021 afgerond, maar vertoonde gebreken, waaronder een barst in een raam en scheurtjes in het stucwerk. Eisers hebben herhaaldelijk geprobeerd contact op te nemen met [de VOF] voor herstel, maar zonder resultaat. Een deskundige heeft de herstelkosten begroot op € 3.409,47. Gedaagde sub 2 is niet verschenen, terwijl gedaagde sub 1 geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelt dat beide vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gebreken en wijst de vordering toe. Daarnaast zijn gedaagden ook veroordeeld tot betaling van onderzoekskosten en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens voor hun rekening.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11238363 \ CV EXPL 24-2183
Vonnis van 10 april 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. B.E.J. Loeffen,
tegen
1.
[gedaagde 1],
voorheen vennoot van de vennootschap onder firma [de VOF]
te [woonplaats] ,
procederend in persoon,
2.
[gedaagde 2],
voorheen vennoot van de vennootschap onder firma [de VOF]
te [woonplaats] ,
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
De zaak in het kort
Tussen eisers en de vof, waarvan gedaagden voormalig vennoten zijn, is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Het werk is gebrekkig uitgevoerd. Eisers vorderen hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit herstelkosten en onderzoekskosten. Gedaagde sub 2 is niet verschenen, tegen hem is verstek verleend. Gedaagde sub 1 is wel verschenen, maar voert geen inhoudelijk verweer. De kantonrechter oordeelt dat beide vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn en wijst de vordering toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 mei 2024
- het mondeling antwoord van [gedaagde 1] van 5 september 2024
- het tussenvonnis van 17 oktober 2024
- de akte wijziging eis van 5 maart 2025
- de mondelinge behandeling van 17 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden samen tot 1 juni 2023 een vennootschap onder firma genaamd [de VOF] (hierna: [de VOF] ).
2.2.
[eisers] sloten een aannemingsovereenkomst met [de VOF] voor verschillende werkzaamheden aan hun woning, waaronder het plaatsen van twee dakkapellen voor een totaal bedrag van € 32.821,25. Op 14 december 2021 is het werk door [de VOF] afgerond en opgeleverd.
2.3.
In een WhatsApp bericht van 7 april 2022 laten [eisers] aan [de VOF] weten dat er een barst in de binnenkant van het raam is ontstaan. Hier heeft [de VOF] niet op gereageerd.
2.4.
In een WhatsApp bericht van 14 juni 2022 proberen [eisers] nogmaals contact te zoeken met [de VOF] voor een oplossing. [de VOF] vraagt als reactie daarop naar een opsomming van de gebreken. [eisers] benoemen de volgende punten: “
barst in het raam van de dakkappel, scheurtjes in het stucwerk van de dakkappellen, de kosten voor de vergunning waar jullie nog naar zouden kijken.” [de VOF] laat uiteindelijk op 30 juli 2022 weten dat zij contact zullen opnemen met [eisers] , maar laten niets meer van zich horen. Daarna hebben [eisers] meerdere ingebrekestellingen verstuurd, maar dat heeft niet tot herstel geleid.
2.5.
[eisers] hebben een deskundige ingeschakeld die op 30 november 2023 – kort samengevat – heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden over het algemeen aan de norm van goed en deugdelijk werk voldoen, maar dat er sprake is van een aantal gebreken die nader onderzocht en hersteld moeten worden. De herstelkosten worden, na actualisering, begroot op € 3.409.47.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – na vermeerdering van eis – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 3.409,47 aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2023. [eisers] vorderen daarnaast hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 1.264,45 aan onderzoekskosten van de deskundige, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Tot slot vorderen [eisers] hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 429,16 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en de kosten in de procedure.
3.2.
[gedaagde 1] voert geen inhoudelijk verweer, maar stelt bij mondeling antwoord dat hij de gebreken wil oplossen, omdat betalen lastig zal worden.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De door [eisers] uitgebrachte dagvaarding is op de juiste wijze aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betekend. Ook de akte wijziging van eis is op de juiste wijze, in persoon, aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betekend, met vermelding van de zittingsdatum. Daarnaast is [gedaagde 1] via de e-mail en via de post op zijn briefadres geïnformeerd over de zitting. Hoewel [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op de juiste wijze zijn opgeroepen zijn zij ter zitting niet verschenen. [gedaagde 2] is niet verschenen waarna de kantonrechter verstek tegen hem heeft verleend. Tussen partijen wordt één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd [1] .
4.2.
Tussen [eisers] en [de VOF] is een overeenkomst van aanneming van werk [2] tot stand gekomen. [eisers] stellen dat [de VOF] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, omdat het werk gebrekkig is uitgevoerd. [de VOF] heeft de gebreken, hoewel daartoe meermalen in de gelegenheid gesteld, niet hersteld waardoor [eisers] hun vordering hebben omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De herstelkosten worden door de door [eisers] ingeschakelde deskundige begroot op € 3.409,47. [eisers] vorderen deze herstelkosten en vorderen daarnaast de kosten voor het onderzoek van € 1.264,45. Hoewel [gedaagde 1] mondeling heeft geantwoord, heeft hij geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering. Ook heeft hij, ondanks zijn mededelingen op de rolzitting, geen contact opgenomen met [eisers] of hun gemachtigde voor een oplossing. De vordering tot betaling van de schadevergoeding bestaande uit herstelkosten en onderzoekskosten wordt dan ook toegewezen. Deze vorderingen zijn deugdelijk toegelicht, worden niet betwist en komen de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voor.
4.3.
Alle vennoten zijn hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap onder firma. [3] Beide vennoten zijn en blijven aansprakelijk voor schulden van de vennootschap onder firma.
4.4.
Verder vorderen [eisers] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 429,16. Aan de wettelijke eisen voor vergoeding is voldaan. De gevorderde vergoeding is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald en wordt daarom toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal ook worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
292,45
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.217,45
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk [4] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 3.409,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 7 februari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.264,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 429,16 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.217,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 140 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 18 Wetboek van Koophandel.
4.Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.