ECLI:NL:RBNHO:2025:5240

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
11440286
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing oproep tot vrijwaring in civiele procedure wegens onvoldoende onderbouwing en vertraging

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap naar Frans recht, Cardif Assurances Risques Divers S.A., een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, die hoofdelijk zijn aangesproken tot betaling van een bedrag van € 24.305,00. Deze vordering is gebaseerd op een garantiestellingovereenkomst die is ontstaan uit een koopovereenkomst voor een registergoed. De gedaagden hebben een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen, waarbij zij de betrokken makelaar en verkopers van de woning willen oproepen. Cardif verzet zich tegen deze oproep, omdat zij van mening is dat de gedaagden niet aannemelijk hebben gemaakt dat de publiekrechtelijke beperking op het perceel hen niet bekend was ten tijde van de koopovereenkomst en dat dit een beroep op dwaling rechtvaardigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun vordering in het incident en dat de oproep tot vrijwaring niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De vordering is afgewezen, en de gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten. De zaak is voor beraad verwezen naar een rolzitting op 17 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11440286 / CV EXPL 24-3301
Uitspraakdatum: 3 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:
de naamloze vennootschap naar Frans recht CARDIF ASSURANCES RISQUES DIVERS S.A.,
gevestigd te Oosterhout (NB),
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
verder te noemen: Cardif,
gemachtigde: mr. V. Kortenbach,
tegen
1.) [gedaagde 1] ,
2.) [gedaagde 2] ,
beide wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident,
verder te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. B.A.S. van Leeuwen.

1.Het procesverloop

1.1.
Cardif heeft bij dagvaarding van 26 november 2024 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen, en geantwoord in de hoofdzaak. Cardif heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Cardif vordert dat de kantonrechter [gedaagden] hoofdelijk veroordelen tot betaling van € 24.305,00. Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen Cardif en [gedaagden] een garantiestellingovereenkomst tot stand is gekomen voor de voldoening van de verplichtingen uit een koopovereenkomst waarbij [gedaagden] het registergoed aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) hebben gekocht. Het bedrag van de overeengekomen garantstelling is € 23.000,00. [gedaagden] zijn hun verplichtingen uit de koopovereenkomst niet nagekomen, waarna deze is ontbonden en op grond waarvan Cardif de daarom verschuldigde boete van € 23.000,00 naar de derdengeldenrekening van de betrokken notaris heeft overgemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft Cardif de contragarantie van gedaagden ingeroepen en zijn [gedaagden] het bedrag van € 23.000,00 en daarbij
€ 1.005,00 aan buitengerechtelijke incassokosten aan Cardiff verschuldigd.

3.De vordering in het incident

3.1.
[gedaagden] vorderen dat hen zal worden toegestaan om de betrokken makelaar, Bert van Vulpen Makelaars B.V., en de verkopers van de woning, [verkoper 1] en [verkoper 2] , in vrijwaring op te roepen. Zij leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat achteraf is gebleken dat op het perceel van de woning een publiekrechtelijke beperking rust die verplichtingen en restricties met zich meebrengt. Deze kennis ontbrak bij [gedaagden] op het moment dat zij de koopovereenkomst sloten. [gedaagden] kunnen een beroep doen op dwaling, wat er toe leidt dat de koopovereenkomst wordt vernietigd en de verkopers en hun makelaar voor de hierdoor geleden schade op grond van toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor de nadelige gevolgen van een veroordeling van [gedaagden] in de hoofdzaak.

4.Het verweer in het incident

4.1.
Cardif verzet zich tegen toestemming aan [gedaagden] om Bert van Vulpen Makelaars B.V., [verkoper 1] en [verkoper 2] in vrijwaring op te roepen. Zij voert aan – samengevat – dat [gedaagden] op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt dat de beweerde publiekrechtelijke beperking een beroep op dwaling en/of een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad rechtvaardigt. Cardif voert aan dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en tot onnodige vertraging leidt, of niet bijdraagt aan een doelmatige procesvoering.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
[gedaagden] hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een veroordeling van hen in de hoofdzaak tot gevolg kan hebben dat zij op grond van haar rechtsverhouding met Bert van Vulpen Makelaars B.V., [verkoper 1] en [verkoper 2] geheel dan wel gedeeltelijk regres zal kunnen nemen op Bert van Vulpen Makelaars B.V., [verkoper 1] en [verkoper 2] .
5.2.
Een oproep tot vrijwaring is bedoeld voor die gevallen waarin de nadelige gevolgen van een verlies in de hoofdzaak kunnen worden afgewenteld op de opgeroepen derde. Daarvan is in dit geval geen sprake. Niet onderbouwd of gebleken is dat de oproeping in vrijwaring gebaseerd is op een verplichting tot vrijwaring. Met de oproeping in vrijwaring wordt door [gedaagden] juist beoogd een afzonderlijke procedure aanhangig te maken tegen de verkopers van de woning en de makelaar om de overeenkomst, op grond waarvan door de garantsteller tot betaling van de boete is overgegaan, alsnog te vernietigen. Niet wordt beoogd om betaling van het boetebedrag af te wentelen op een derde. De vordering wordt afgewezen, omdat aan de voorwaarden voor oproeping in vrijwaring niet is voldaan. Daar komt bij dat aannemelijk is dat de procedure in de hoofdzaak door de vrijwaring onevenredig zal worden vertraagd.
5.3.
De proceskosten in het incident komen voor rekening van [gedaagden] omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten in het incident, die tot en met vandaag worden vastgesteld op een bedrag van € 543,00 aan salaris van de gemachtigde van Cardif.
in de hoofdzaak:
6.3.
verwijst de zaak voor beraad naar de rolzitting van 17 april 2025 te 10:00 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter