ECLI:NL:RBNHO:2025:5261

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
15-052072-23 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor medeplegen poging tot afpersing en vrijspraak voor diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten op 1 december 2022 in Zandvoort een woningoverval heeft gepleegd, waarbij het slachtoffer, [benadeelde partij], met geweld werd gedwongen om cryptovaluta af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand en een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uren. De poging tot afpersing werd bewezen verklaard, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal met geweld, omdat er geen wegnemingshandelingen hadden plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.898,78 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de betrokkenheid van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-052072-23 (P)
Uitspraakdatum: 29 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 15 april 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te
's-Hertogenbosch, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2022 te Zandvoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om horloges en/of crypto-valuta en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- zich naar de woning van die [medeverdachte 1] heeft begeven, en/of
- de woning van die [medeverdachte 1] is binnengedrongen, en/of
- [benadeelde partij] en [medeverdachte 1] heeft gevraagd naar ‘crypto en klokken’,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] en/of [medeverdachte 1] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [benadeelde partij] met een ploertendoder en/of stok en/of de vuist op/tegen zijn gezicht en/of zijn been, althans zijn lichaam te slaan, en/of
- die [benadeelde partij] in een wurggreep te houden, althans bij zijn nek te grijpen/vast te houden, en/of
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat hij op zijn buik moest gaan liggen met zijn handen op zijn rug, om hem te kunnen vastbinden met tiewraps, en/of
- die [medeverdachte 1] met een ploertendoder en/of stok en/of de vuist op/tegen zijn hoofd en/of zijn been, althans zijn lichaam, te slaan, en/of
- tegen die [medeverdachte 1] te zeggen dat hij op zijn buik moest gaan liggen met zijn hoofd op zijn handen,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van crypto en/of geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- zich naar de woning van die [medeverdachte 1] heeft begeven, en/of
- de woning van die [medeverdachte 1] is binnengedrongen, en/of
- [benadeelde partij] en [medeverdachte 1] heeft gevraagd naar ‘crypto en klokken’, en/of
- die [benadeelde partij] met een ploertendoder en/of stok en/of de vuist op/tegen zijn gezicht en/of zijn been, althans zijn lichaam heeft geslagen, en/of
- die [benadeelde partij] in een wurggreep heeft gehouden, althans bij zijn nek heeft gegrepen/vastgehouden, en/of
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij op zijn buik moest gaan liggen met zijn handen op zijn rug, om hem te kunnen vastbinden met tiewraps, en/of
- die [medeverdachte 1] met een ploertendoder en/of stok en/of de vuist op/tegen zijn hoofd en/of zijn been, althans zijn lichaam, heeft geslagen, en/of
- tegen die [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij op zijn buik moest gaan liggen met zijn hoofd op zijn handen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de aangever [benadeelde partij] met geweld heeft geprobeerd te dwingen om crypto af te geven (poging tot afpersing). De officier van justitie vordert vrijspraak van de ten laste gelegde poging diefstal met geweldpleging en de ten laste gelegde poging tot afpersing van geld en/of telefoons.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij betrokken was bij de poging tot afpersing. De belastende verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] van 27 juli 2023 is volgens de verdediging onbetrouwbaar. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers eerder ook gelogen over zijn eigen aandeel en daarbij heeft [medeverdachte 1] de verdachte kunnen aanwijzen uit wraak, omdat de medeverdachte [medeverdachte 2] eerder [medeverdachte 1] had aangewezen als mededader. Verder zijn er meerdere interpretaties mogelijk van de chatgesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] en van de chatgesprekken tussen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De berichten tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] kunnen ook zijn gestuurd, omdat de verdachte alleen maar wist van de overval.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak diefstal met geweld
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de diefstal met geweld niet bewezen kan worden verklaard, omdat er geen wegnemingshandelingen hebben plaatsgevonden. De verdachte wordt daarom van de tenlastegelegde diefstal met geweld vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot afpersing, in vereniging gepleegd, op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsmotivering poging tot afpersing in vereniging
Op basis van de in de bijlage opgesomde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever [benadeelde partij] op 1 december 2022 in de woning van [medeverdachte 1] door twee mannen is overvallen. [medeverdachte 1] was opdrachtgever van de overval. De overval had als doel om [benadeelde partij] een groot bedrag aan cryptovaluta afhandig te maken. Daarbij is tegen [benadeelde partij] geweld gebruikt, waardoor hij letsel heeft opgelopen. [benadeelde partij] heeft zich verzet en heeft weten te vluchten.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat er in vereniging geprobeerd is om de aangever [benadeelde partij] met geweld te dwingen om crypto af te geven (poging tot afpersing). Dat ook is geprobeerd om [benadeelde partij] met geweld te dwingen om geld en/of goederen af te geven, acht de rechtbank niet bewezen.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de verdachte één van de daders is. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting ontkend op enige wijze betrokken te zijn geweest bij de poging tot afpersing. De rechtbank zal deze verklaring als niet geloofwaardig terzijde stellen. In het dossier bevinden zich namelijk bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt.
De gebezigde bewijsmiddelen houden ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte onder meer het volgende in.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de telefoons van de verdachten. Uit de telefoongegevens van de medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat er op 1 december 2022 om 18:41 uur, net na de poging tot afpersing, een chatgesprek heeft plaatsgevonden tussen de medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte waarin aan de overval wordt gerefereerd. De verdachte krijgt in dit chatgesprek de opdracht om alle foto’s van ‘
rare dingen’ uit zijn telefoon te wissen. Vervolgens heeft er op 2 december 2022, een dag na de overval, een chatgesprek plaatsgevonden tussen de medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte waarin door [medeverdachte 2] wordt aangegeven dat de medeverdachte [medeverdachte 1] naar [plaats] gaat “
om die gozer van gisteren te betalen”. Ook zijn de verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte 2] bezig met het beveiligen en wissen van gegevens op hun telefoon. Verder wordt door [medeverdachte 2] aangegeven dat “
hij beter kan zorgen dat we geen gezeik krijgen” en dat “
hij ons heeft genoemd”. Ook zegt [medeverdachte 2] tegen de verdachte dat “
als ze bellen hij niets moet zeggen en [naam] maar moet laten komen”. Tot slot heeft er op 23 december 2023 een chatgesprek plaatsgevonden tussen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 2] zegt: “
ik dacht geef jij [naam] straks even 250 ofzo voor die fantastische avond van het raam incident”.Als [medeverdachte 1] dit niet wil geven, antwoord [medeverdachte 2] “
Oke geef ik straks aan hem dan zeg ik van ons samen ok”.
Ook op de telefoon van de verdachte is een chatgesprek gevonden waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt. Op 3 december 2022, twee dagen na de poging tot afpersing, heeft er een chatgesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en een ander waarin de verdachte aangeeft dat “
hij miss word geklemd mis niet, 50/50 procent”.De verdachte maakt zich zorgen, omdat hij zijn moeder had verteld dat hij die dag bij zijn opa was. Verder wordt er gesproken over een bivakmuts en het verschil bij aanhoudingen van minderjarigen en meerderjarigen.
Nu de verdachte geen alternatieve lezing heeft gegeven van de betekenis van deze chatgesprekken, kan de rechtbank deze chatgesprekken niet anders begrijpen dan dat hierin door de mededaders onderling wordt gesproken over de mislukte overval en de gevolgen daarvan.
Verder heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens het verhoor op 27 juli 2023 verklaard dat de verdachte de mededader is van de poging tot afpersing. Anders dan de verdediging bepleit, acht de rechtbank deze verklaring, in samenhang gelezen met voornoemde chatgesprekken
,voldoende betrouwbaar.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte degene is geweest die samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft geprobeerd om de aangever [benadeelde partij] met geweld te dwingen om crypto af te geven.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
hij op 1 december 2022 te Zandvoort tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van cryptovaluta die toebehoorde aan [benadeelde partij] ,
- zich naar de woning van [benadeelde partij] heeft begeven, en
- heeft gevraagd naar ‘crypto’, en
- [benadeelde partij] met een ploertendoder en de vuist tegen zijn gezicht, althans zijn lichaam heeft geslagen, en
- die [benadeelde partij] in een wurggreep heeft gehouden, en
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij op zijn buik moest gaan liggen met zijn handen op zijn rug, om hem te kunnen vastbinden met tiewraps,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (4 dagen) en een proeftijd van één jaar. De officier van justitie heeft verder een werkstraf voor de duur van 180 uren gevorderd. In de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit en de ontkennende houding van de verdachte. Ook heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad, en met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 1 december 2022 samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van het slachtoffer [benadeelde partij] . De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een woningoverval in scène gezet om het slachtoffer een groot bedrag aan cryptovaluta afhandig te maken. De verdachte is met de medeverdachte [medeverdachte 2] naar de woning van [medeverdachte 1] gegaan, waar het slachtoffer op dat moment was, en heeft vrijwel direct fors geweld toegepast op het slachtoffer door hem onder meer met een ploertendoder op het hoofd te slaan en hem in een wurggreep te houden. Hierdoor heeft het slachtoffer letsel opgelopen.
De rechtbank rekent de verdachte de gepleegde poging tot afpersing zwaar aan. Het handelen van de verdachte getuigt van een grote mate van brutaliteit en agressie. Een intimiderend feit als dit leidt tot angst en onveiligheid, in het bijzonder bij het slachtoffer dat nog steeds regelmatig ’s nachts wakker ligt van wat hem is overkomen, maar ook bij getuigen en de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer. Daarnaast neemt de rechtbank de verdachte kwalijk dat hij zijn aandeel in het feit niet heeft bekend en daarmee geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 17 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
- de over verdachte uitgebrachte (advies)rapportage, gedateerd 11 maart 2025, van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
In het rapport van de Raad is aangegeven dat de Raad zich op dit moment geen zorgen maakt over de verdachte of zijn thuissituatie. De verdachte heeft toen hij minderjarig was vrijstelling gekregen van de leerplicht en inmiddels werkt hij al enige tijd fulltime als ZZP-er in de opbouw van festivals. In zijn vrije tijd zoekt de verdachte zijn vrienden op. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De verdachte heeft al twee jaar begeleiding van de jeugdreclassering en de jeugdreclassering heeft geen doelen meer om met de verdachte te bespreken. De Raad verzoekt de rechtbank om rekening te houden met het feit dat het feit enige tijd gelegen heeft plaatsgevonden en dat de verdachte twee jaar lang goed heeft meegewerkt aan begeleiding vanuit de jeugdreclassering. De Raad adviseert in haar rapportage om de verdachte een werkstraf op te leggen. Door de raadsvertegenwoordiger is ter zitting dit advies gehandhaafd.
De jeugdreclassering heeft in de persoon van [vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] ter terechtzitting aangegeven het advies van de Raad te ondersteunen. De verdachte heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en alle doelen zijn behaald. De jeugdreclassering heeft behalve zijn geslotenheid geen zorgen over de verdachte.
Strafmodaliteit en strafmaat
In beginsel kan op dit soort feiten alleen worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting voor jeugdigen, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht Jeugd. De rechtbank heeft in dit kader strafverzwarend rekening gehouden met het fysieke geweld dat bij de poging tot afpersing is gebruikt, het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en de plaats waar de poging tot afpersing heeft plaatsgevonden, namelijk in een woning. Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat verdachte first offender is, dat hij twee jaar lang goed heeft meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden en begeleiding vanuit de jeugdreclassering en dat het goed met hem gaat. Al deze omstandigheden brengen de rechtbank ertoe voor wat betreft de aan de verdachte op te leggen jeugddetentie te volstaan met een voorwaardelijke vorm.
De rechtbank is van oordeel dat naast een voorwaardelijke jeugddetentie ook een onvoorwaardelijk strafdeel, in de vorm van een werkstraf, op zijn plaats is. De rechtbank ziet in het bovenstaande aanleiding de eis van de officier van justitie te matigen en te kunnen volstaan met een werkstraf van na te noemen duur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest (4 dagen), passend en geboden is. Het voorwaardelijk deel van de straf dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden om gedurende de proeftijd opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.

7.Beslissing ten aanzien van het beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Bivakmuts (Omschrijving: [omschrijving] , zwart);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [omschrijving] , zwart,
merk: Apple 11).
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven bivakmuts gevorderd dat deze verbeurd wordt verklaard. Het in beslag genomen telefoontoestel is al retour gegaan naar de beslagene.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de beslissing op het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- 1 STK Bivakmuts (Omschrijving: [omschrijving] , zwart);
verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 3.4. bewezen verklaarde feit begaan. Het in beslaggenomen telefoontoestel is al retour gegaan naar de beslagene.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.148,01 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade van € 628,78 bestaat uit vergoeding van een jas en kosten voor een tetanusinjectie. Daarnaast is een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade en € 19,23 aan proceskosten gevorderd.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 398,78 en de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie heeft zich bij de hoogte van deze gevorderde schade aangesloten bij de bedragen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3.4 bewezen verklaarde feit. De rechtbank schat hierbij de schade aan de jas op € 350,00. De gevorderde materiële schade zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van
€ 398,78, bestaande uit vergoeding van de jas en de kosten voor een tetanusinjectie.
Immateriële schade
De rechtbank is ook van oordeel dat het, gezien de aard en omstandigheden van het bewezenverklaarde, evident is dat de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is geschonden en dat sprake is van aantasting van de persoon en dus van immateriële schade. Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met welke bedragen in vergelijkbare zaken worden toegewezen.
Proceskosten
De benadeelde partij komt niet in aanmerking voor vergoeding voor gemaakte reiskosten als proceskosten, omdat hij wordt bijgestaan door een advocaat (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:414).
Conclusie
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.898,78 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
1 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk aan de benadeelde partij heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal het overige deel van de gevorderde materiële schade afwijzen en de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
1(
één) maand, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelaten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 1 (één) jaar bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (4 dagen), bij de eventueel ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.898,78 (zegge: achttienhonderd achtennegentig euro en achtenzeventig cent), bestaande uit € 398,78 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.
Voornoemd bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering immateriële schade.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.898,78, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.A.R Sitaldin, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. E.G. van Roest en D.G.M. van den Hoogen, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Excel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2025.
mr. D.G.M. van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.