ECLI:NL:RBNHO:2025:5267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
15/142581-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens eendaadse samenloop van diefstal met geweld en mishandeling, met bijkomende feiten van vernielingen, wederspannigheid, belediging van een ambtenaar en bedreigingen

Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Alkmaar uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling, vernielingen, wederspannigheid, belediging van een ambtenaar en bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 juni 2023 in Alkmaar een autosleutel en telefoon van slachtoffer I. heeft weggenomen, vergezeld van geweld en bedreiging. Daarnaast heeft de verdachte op 7 juni 2023 meerdere slachtoffers mishandeld en zich verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij deze ambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte toegerekend, rekening houdend met zijn psychische toestand op het moment van de feiten. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan verschillende slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/142581-23, 15/339680-23 en 15/081783-25 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 13 mei 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen en gedetineerd op het adres
Smeet 1, 1551 NG Westzaan (Justitieel Complex Zaanstad).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in die zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lenderink en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Docter, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 15/142581-23)
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, een autosleutel en/of telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan I. [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen het gezicht en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en/of (vervolgens) naar de grond te trekken en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) meermaals, althans eenmaal, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en in de auto te gooien/duwen en/of
- een mes en/of hamer te tonen en/of
- ( met hamer in de hand) achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en/of
- hierbij (meermaals) dreigend de woorden toe te voegen: 'ik ga je vermoorden', of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, I. [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- tegen het gezicht en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en/of (vervolgens) naar de grond te trekken en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) meermaals, althans eenmaal, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en in de auto te gooien/duwen;
3.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een taxibus (Mercedes Benz Sprinter) en/of
- een of meerdere personenauto's (zwarte Peugeot 207 en/of grijze Seat en/of grijze Opel Zafira) en/of
- een bus (Ford Transit Custom) en/of
- een of meerdere fiets(en) en/of
- een bril en/of
- een luchttol en/of
- een scootmobiel
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], en/of een of meer onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

4.

hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 8] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 5] in/tegen het gezicht te slaan en/of
- die [slachtoffer 5] tegen de borst te duwen en/of
- die [slachtoffer 8] tegen het oor, althans tegen het hoofd en/of tegen het sleutelbeen, althans tegen het lichaam, te slaan en/of
- een fiets tegen het lichaam van die [slachtoffer 8] te gooien;
5.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen twee ambtenaren, [slachtoffer 9] (hoofdagent bij de Eenheid Noord-Holland) en/of [slachtoffer 10] (brigadier bij de Eenheid Noord-Holland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door (meermaals)
- tegen het (boven)been van die [slachtoffer 9] te schoppen/trappen en/of
- een knietje tegen de borst en/of buik van die [slachtoffer 9] te geven en/of
- die [slachtoffer 9] in het gezicht te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 10] aan zijn kraag vast te pakken en naar beneden te trekken en/of
- die [slachtoffer 10] in het gezicht te slaan/stompen
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten
- een verwonding aan de neus, althans in het gezicht, van die [slachtoffer 9] en/of
- een verwonding boven het oog, althans in het gezicht, en/of aan de binnenzijde van de wang van die [slachtoffer 10]
ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, [slachtoffer 9] (hoofdagent bij de Eenheid Noord-Holland) en/of [slachtoffer 10] (brigadier bij de Eenheid Noord-Holland) heeft mishandeld door (meermaals)
- tegen het (boven)been van die [slachtoffer 9] te schoppen/trappen en/of
- een knietje tegen de borst en/of buik van die [slachtoffer 9] te geven en/of
- die [slachtoffer 9] in het gezicht te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 10] aan zijn kraag vast te pakken en naar beneden te trekken en/of
- die [slachtoffer 10] in het gezicht te slaan/stompen;
(parketnummer 15/339680-23)
6.
hij op of omstreeks 14 juni 2023 te Alkmaar [naam 4] heeft mishandeld door die [naam 4] te slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd;
7.
hij op of omstreeks 14 juni 2023 te Alkmaar, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 12] (surveillant Eenheid Noord-Holland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [slachtoffer 12] te spugen;
(parketnummer 15/081783-25)
8.
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Alkmaar, opzettelijk en wederrechtelijk voordeur van een woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

9.

hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Alkmaar, [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] dreigend de woorden toe te voegen: ““Als ik je hier nog één keer zie, vermoord ik je” en/of “Ik ga jullie vermoorden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1, 4, 6 en 8 en van de laatste drie gedachtestreepjes van feit 3. Wat betreft de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op het verweer van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 5 primair en 6 tot en met 9 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1, 4 en 6
Feit 1
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De raadsvrouw heeft betoogd dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat de verdachte de goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en dat niet kan worden bewezen dat (de bedreiging met) het geweld is gepleegd met het oogmerk om de diefstal te bewerkstelligen of de vlucht mogelijk te maken. De raadsvrouw wordt in dit standpunt niet gevolgd. Op basis van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] stelt de rechtbank vast dat de verdachte de autosleutel en telefoon van de aangever op gewelddadige wijze heeft afgepakt en vervolgens in zijn jaszak heeft gestopt. De verdachte heeft aangever meerdere keren geslagen, uit zijn auto getrokken, gedreigd hem te zullen vermoorden en de autosleutel en de telefoon uit de handen van aangever getrokken. De verdachte heeft de sleutel en telefoon in zijn zak gestopt en heeft daarmee als heer en meester over de goederen beschikt en zich deze goederen toegeëigend. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het geweld is gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken. De verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging met) geweld van genoemde goederen.
Feit 4
De verdachte heeft ontkend dat hij de aangevers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] heeft mishandeld. De raadsvrouw heeft vrijspraak van dit feit bepleit, wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs voor de twee aangiftes. De verklaring van getuige [naam 3] is volgens de raadsvrouw te algemeen geformuleerd en komt qua waargenomen geweldshandelingen niet overeen met wat de aangevers daarover hebben verklaard. Ook dit verweer wordt niet gevolgd. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de verdachte tegen beide aangevers geweld heeft gebruikt. De aangiftes van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] ondersteunen elkaar over en weer en worden ook ondersteund door de verklaring van getuige [naam 3]. Getuige [naam 3] heeft verteld dat de verdachte twee slachtoffers heeft geslagen. Ook heeft hij bevestigd dat het ene slachtoffer tegen een auto is geduwd en van het andere slachtoffer een zonnebril werd vernield. Deze details maken dat de rechtbank in de verklaring van [naam 3] voldoende ondersteuning voor de aangiftes ziet. Dat er tussen de verklaringen van de aangevers en getuige [naam 3] verschillen zitten, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8].
Feit 6
De verdachte wordt verweten dat hij aangever [naam 4] heeft mishandeld. De raadsvrouw heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn of letsel aan aangever, zodat hij van dit feit dient te worden vrijgesproken. Dit verweer slaagt niet. De rechtbank stelt op basis van de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden vast dat de verdachte vanuit zijn cel in gesprek was met [naam 4] die zich achter de deur bevond, dat hij naar hem schold en dat hij met zijn arm door het luik een zwaaiende beweging heeft gemaakt waarmee hij [naam 4] in het gezicht heeft geraakt. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn of letsel aan [naam 4]. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op dat moment heel boos was. De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 juni 2023 te Alkmaar een autosleutel en telefoon, die aan I. [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- tegen het gezicht en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en
- die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en (vervolgens) naar de grond te trekken en
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) meermaals tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en in de auto te duwen en
- een mes en hamer te tonen en
- ( met hamer in de hand) achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en
- hierbij meermaals dreigend de woorden toe te voegen: 'ik ga je vermoorden';
2.
hij op 12 juni 2023 te Alkmaar I. [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- tegen het gezicht en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en
- die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en (vervolgens) naar de grond te trekken en
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) meermaals tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en in de auto te duwen;
3.
hij op 7 juni 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk
- een taxibus (Mercedes Benz Sprinter) en
- meerdere personenauto's (zwarte Peugeot 207 en grijze Seat en grijze Opel Zafira) en
- een bus (Ford Transit Custom) en
- meerdere fietsen en
- een bril
die aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander toebehoorden heeft beschadigd;
4.
hij op 7 juni 2023 te Alkmaar [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 5] in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer 5] tegen de borst te duwen en
- die [slachtoffer 8] tegen het oor en tegen het sleutelbeen te slaan;
5.
hij op 7 juni 2023 te Alkmaar zich met geweld heeft verzet tegen twee ambtenaren, [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- tegen het (boven)been van die [slachtoffer 9] te trappen en
- een knietje tegen de borst van die [slachtoffer 9] te geven en
- die [slachtoffer 9] in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer 10] aan zijn kraag vast te pakken en naar beneden te trekken en
- die [slachtoffer 10] in het gezicht te slaan
terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten
- een verwonding aan de neus van die [slachtoffer 9] en
- een verwonding boven het oog en aan de binnenzijde van de wang van die [slachtoffer 10]
ten gevolge heeft gehad;
6.
hij op 14 juni 2023 te Alkmaar [naam 4] heeft mishandeld door die [naam 4] te slaan in het gezicht;
7.
hij op 14 juni 2023 te Alkmaar opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 12], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening door feitelijkheden heeft beledigd, door in het gezicht van die [slachtoffer 12] te spugen;
8.
hij op 24 januari 2025 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van een woning die aan een ander toebehoorde, heeft beschadigd;
9.
hij op 24 januari 2025 te Alkmaar, [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] dreigend de woorden toe te voegen: “Als ik je hier nog één keer zie, vermoord ik je” en/of “Ik ga jullie vermoorden”.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en mishandeling.
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
feit 4:
mishandeling, meermalen gepleegd.
feit 5 primair:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
feit 6:
mishandeling.
feit 7:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
feit 8:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
feit 9:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 7 november 2023, opgesteld door psychiater C.A.M. van der Meijs en arts in opleiding tot specialist (psychiatrie) A.C. van der Hulst. In dit rapport staat onder meer het volgende.
“Betrokkene heeft een kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychoses, waarbij de diagnose ongespecificeerde schizofreniespectrum- of een andere psychotische stoornis kan worden gesteld. Daarnaast heeft betrokkene een ernstige stoornis in cannabisgebruik en een matige stoornis in alcoholgebruik.
Betrokkene had op 7 juni 2023 een verstoorde impulscontrole mede door het gebruik van middelen. Ook was betrokkene achterdochtig geraakt door middelengebruik en kampte hij met beginnende psychotische verschijnselen, zoals waanachtige paranoïde en grootheidsideeën, waardoor de realiteitstoetsing onder druk stond. Op 12 juni 2023 vertoonde betrokkene een floride psychotisch beeld. Dit beïnvloedde het denken en handelen van betrokkene, waarbij hij situaties met achterdocht bekeek en de impulscontrole ernstig verstoord was. Ook had hij grootheidswanen, waarbij hij dacht dat hij van de politie was en een arrestatie moest uitvoeren, waardoor hij in conflict is geraakt en agressief is geworden.
Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten van 7 en 12 juni 2023 (de feiten 1 tot en met 5) in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.”
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Door de door de deskundigen beschreven stoornissen was de verdachte op 7 en 12 juni 2023 beperkt in de keuzevrijheid om zijn gedrag te bepalen. Gelet op de korte periode waarin de feiten 1 tot en met 7 hebben plaatsgevonden (van 7 tot en met 14 juni 2023) en rekening houdend met de vergelijkbare omstandigheden waaronder deze feiten telkens zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 tot en met 7 bewezen verklaarde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in (sterk) verminderde mate. Omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit, is de verdachte wel strafbaar.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in voormeld Pro Justitia rapport en de handelswijze van de verdachte op 24 januari 2025 geen aanleiding om de onder 8 en 9 bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat ook ten tijde van deze feiten sprake was van een psychische stoornis die van invloed is geweest op het handelen van de verdachte.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden in de vorm van een meldplicht, verplichte ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met zijn (ex)partner [slachtoffer 13].
De officier van justitie heeft in een e-mail van 28 april 2025 en ter zitting toegelicht dat op 11 april 2025 een zorgmachtiging-traject is gestart. Naar verwachting zal daar over circa twee maanden uitsluitsel over komen. Volgens de officier van justitie biedt een mogelijk op te leggen zorgmachtiging onvoldoende zekerheid voor het voorkomen van recidive. De hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel en het zorgmachtiging-traject kunnen naast elkaar en onafhankelijk van elkaar bestaan, aldus de officier van justitie.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur het voorarrest van de verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verder acht de raadsvrouw een contactverbod met [slachtoffer 13] onwenselijk, omdat er op dit moment sprake is van een goede verstandhouding tussen hen en omdat zij samen kinderen hebben.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 7 en 12 juni 2023 schuldig gemaakt aan een reeks vernielingen, meerdere mishandelingen en diefstal met geweld. Met het plegen van de vernielingen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Dergelijke feiten leveren naast financiële schade veel overlast en ergernis op bij de gedupeerden. Met de mishandelingen en het gewelddadige karakter van de diefstal heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Door zo te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die getuige waren.
De verdachte heeft zich op 7 juni 2023 ook schuldig gemaakt aan wederspannigheid. De verdachte is op heftige wijze in verzet gegaan tegen zijn aanhouding als gevolg waarvan twee politieagenten letsel hebben opgelopen. Met deze gedragingen heeft de verdachte hinderlijk gedrag vertoond en het werk van de politieagenten bemoeilijkt.
Op 14 juni 2023 heeft de verdachte in het arrestantencomplex van het politiebureau in Alkmaar een arrestantenverzorger mishandeld en een andere politiemedewerker beledigd door in zijn gezicht te spugen. Niet alleen getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, ook heeft de verdachte de ambtenaar aangetast in zijn eer en goede naam. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen. Dit geldt temeer omdat hun werk het in de regel niet toelaat dat zij zich distantiëren van een situatie waarin zulke gedragingen zich voordoen.
Tot slot heeft de verdachte zich op 24 januari 2025 schuldig gemaakt aan de vernieling van een voordeur en twee bedreigingen. Met de bedreigingen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 25 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 1 tot en met 7 (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar, zoals de rechtbank hiervoor in paragraaf 5 heeft geconcludeerd. Deze omstandigheid weegt de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, mee bij het bepalen van de duur van de straf.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 9 april 2025. In dit rapport beschrijft de reclassering een aantal zorgelijke signalen. De verdachte is na een periode van abstinentie weer cannabis gaan gebruiken waarna hij steeds meer psychotische kenmerken vertoonde. Daarnaast hebben zijn financiële problemen en detentie ertoe geleid dat hij zijn bedrijf en huisvesting is verloren en spelen er op de achtergrond huwelijksproblemen. Verder vindt de reclassering het zorgelijk dat de opvattingen van de verdachte zich ontwikkelen in de richting van radicale en gewelddadige uitlatingen. Zolang de verdachte niet wordt behandeld voor zijn psychotische kwetsbaarheid, wordt de kans op recidive ingeschat als hoog. Desondanks heeft de verdachte tegenover de reclassering aangegeven dat hij niet wil meewerken aan het toezicht door de reclassering. Gelet op het voorgaande heeft de reclassering geadviseerd om bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij liever niet met de reclassering aan de slag wil, omdat hij die hulp naar zijn mening niet nodig heeft, maar dat hij wel zal meewerken aan bijzondere voorwaarden als die door de rechtbank worden opgelegd, ook als dat betekent dat hij een (ambulante) behandeling moet ondergaan.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op het hiervoor genoemde Pro Justitia rapport van 7 november 2023. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Als betrokkene middelen blijft gebruiken als copingmechanisme voor stress, betrokkene veel stress ervaart in zijn dagelijkse leven en in de toekomst geen (medicamenteuze en ondersteunende) behandeling krijgt, is de kans matig-hoog dat betrokkene onder invloed van middelen opnieuw psychotisch raakt en daarbij agressieve impulsdoorbraken krijgt. Om het recidiverisico te verlagen wordt aanbevolen dat betrokkene ambulante behandeling krijgt bij een forensisch FACT-team. Bij deze behandeling kan er aandacht zijn voor het abstinent blijven van middelen en het voorkomen van een nieuwe psychotische decompensatie. Betrokkene dient anti-psychotische medicatie te gebruiken zolang zijn behandelaars dit nodig achten. Er is een juridisch kader nodig om ervoor te zorgen dat betrokkene de behandeling blijft volgen en abstinent blijft van middelen. De verplichting tot het volgen van behandeling en abstinentie van middelen kunnen als bijzondere voorwaarden worden opgelegd bij een deels voorwaardelijke straf. De ambulante forensische behandeling dient gecombineerd te worden met toezicht door de reclassering.”
Conclusie
De aard, ernst en hoeveelheid van de gepleegde strafbare feiten maken dat de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf passend vindt. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
dertien maandenmoet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten drie maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Gelet op het Pro Justitia rapport van 7 november 2023 en de daarin beschreven psychische problematiek, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de noodzakelijke hulp en behandeling moet krijgen om (onder andere) het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De rechtbank zal daarom de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden – met uitzondering van het contactverbod – opleggen. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de verdachte aan de behandeling en de controle van middelengebruik zal meewerken, zoals hij op de zitting heeft verklaard te zullen doen.
Of in een later stadium een zorgmachtiging zal worden verleend is op dit moment niet duidelijk. Het hulpverleningstraject vanuit de reclassering, waaronder ambulante behandeling, kan plaatsvinden naast een eventueel te verlenen zorgmachtiging.
De rechtbank heeft onvoldoende actuele informatie over de huidige relatie tussen de verdachte en zijn (ex)partner mevrouw [slachtoffer 13], met wie hij ook kinderen heeft, om een contactverbod op te leggen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 10]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 10] is een vordering tot schadevergoeding van € 575,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde immateriële schade wordt gevorderd wegens de pijn en het lichamelijk letsel die de benadeelde partij door het handelen van de verdachte zou hebben opgelopen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels kan worden toegewezen. Gelet op vergelijkbare jurisprudentie heeft de officier van justitie verzocht om de hoogte van de schadevergoeding te matigen tot € 450,-. Het overige deel van de vordering dient te worden afgewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – gelet op immateriële schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen – verzocht om de hoogte van de vergoeding te matigen tot € 250,-.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in het geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel. Nu [slachtoffer 10] door het onder 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, bestaat een wettelijke grondslag voor de vordering. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding onder meer gekeken naar de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank zal de vordering – gelet op de onderbouwing en naar maatstaven van billijkheid – gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023. Het overige deel van de vordering zal worden afgewezen.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
7.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 380,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde immateriële schade wordt gevorderd wegens het lichamelijk letsel en de psychische gevolgen die de benadeelde partij door het handelen van de verdachte zou hebben opgelopen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels kan worden toegewezen. Gelet op vergelijkbare jurisprudentie heeft de officier van justitie verzocht om de hoogte van de schadevergoeding te matigen tot € 300,-. Het overige deel van de vordering dient te worden afgewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak voor dit feit. Subsidiair heeft de raadsvrouw – gelet op het lichamelijk letsel en de beschreven klachten – verzocht om de hoogte van de vergoeding te matigen tot € 100,-.
Oordeel van de rechtbank
Uit de onderbouwing bij de vordering tot immateriële schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer 5] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit het hiervoor geschetste juridische kader bestaat daarmee een grondslag voor de vordering tot immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal de vordering – gelet op de onderbouwing en gezien de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend en naar maatstaven van billijkheid – gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023. Het overige deel van de vordering zal worden afgewezen.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
7.3
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 600,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde immateriële schade wordt gevorderd wegens het lichamelijk letsel en de psychische gevolgen die de benadeelde partij door het handelen van de verdachte zou hebben opgelopen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak voor dit feit. Subsidiair heeft de raadsvrouw – gelet op immateriële schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen – verzocht om de hoogte van de vergoeding te matigen tot € 350,-.
Oordeel van de rechtbank
Uit de onderbouwing bij de vordering tot immateriële schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer 8] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit het hiervoor geschetste juridische kader bestaat daarmee een grondslag voor de vordering tot immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal de vordering – gelet op de onderbouwing en naar maatstaven van billijkheid – gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023. Het overige deel van de vordering zal worden afgewezen.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
7.4
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.680,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit de reparatiekosten voor de bedrijfsauto (€ 1.500,-) en verloren arbeidsloon (€ 180,-).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Daartoe heeft de raadsvrouw ten aanzien van het verlies aan arbeidsloon aangevoerd dat deze schade niet is onderbouwd met stukken. Ten aanzien van de reparatiekosten voor de bedrijfsauto heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet alle gerepareerde schade is veroorzaakt door de verdachte. Een nader onderzoek naar welke schade door de verdachte zou zijn veroorzaakt, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de vordering, de overgelegde stukken en de toelichting daarop ter zitting voldoende blijkt dat de reparatiekosten voor de bedrijfsauto ter hoogte van € 1.500,- rechtstreeks voortvloeien uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023. Het overige deel van de vordering zal worden afgewezen, omdat deze schade niet is onderbouwd.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
7.5
Vordering benadeelde partij Politie Eenheid Noord-Holland
Namens de benadeelde partij Politie Eenheid Noord-Holland is een vordering tot schadevergoeding van € 85,53 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van zij als gevolg van een vernieling op 14 juni 2023 zou hebben geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Voornoemde vernieling is niet aan de verdachte ten laste gelegd, waardoor er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de geleden schade en het bewezen verklaarde handelen van de verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering van deze benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Uit de wet (artikelen 51f, lid 1 en 361, lid 2, onder b, Sv) volgt dat de vordering van de benadeelde partij betrekking moet hebben op schade die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde strafbare feit. Daarvan is in dit geval geen sprake. De rechtbank verklaart de Politie Eenheid Noord-Holland om die reden niet-ontvankelijk in haar vordering.
7.6
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van voornoemde benadeelde partijen, ter zake van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, steeds de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Beslissingen omtrent beslag

Onder de verdachte is in beslag genomen:
  • 1 STK Hamer (goednummer: PL1100-2023122881-1495354);
  • 1 STK Mes (goednummer: PL1100-2023122881-1495355);
  • 1 STK Mes (Broodmes) (goednummer: PL1100-2023122881-1495356).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de onder 1 en 2 in beslag genomen voorwerpen. Ten aanzien van het onder 3 in beslag genomen voorwerp heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 STK Hamer (goednummer: PL1100-2023122881-1495354);
  • 1 STK Mes (uitklapbaar mes) (goednummer: PL1100-2023122881-1495355);
  • 1 STK Mes (Broodmes) (goednummer: PL1100-2023122881-1495356);
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van deze voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, is begaan en ook overigens aan de voorwaarden van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 55, 57, 63, 180, 181, 266, 267, 285, 300, 312, 350 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 primair en 6 tot en met 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
13 (dertien) maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door het forensisch FACT-team van GGZ Noord-Holland-Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in de forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 10]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,-, bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 10], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
wijst af het meer of anders gevorderde;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 10] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 200,-, bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
wijst af het meer of anders gevorderde;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 200,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 8]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,-, bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 8], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
wijst af het meer of anders gevorderde;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 7]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.500,-, bestaande uit vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 7], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
wijst af het meer of anders gevorderde;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij Politie Eenheid Noord-Holland niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart verbeurd:
  • 1 STK Hamer (goednummer: PL1100-2023122881-1495354);
  • 1 STK Mes (uitklapbaar mes) (goednummer: PL1100-2023122881-1495355);
  • 1 STK Mes (Broodmes) (goednummer: PL1100-2023122881-1495356);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Reemst, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E.H. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2025.