ECLI:NL:RBNHO:2025:5276

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
11557545 \ WM VERZ 25-351
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot gijzeling in bestuursrechtelijke verkeersboetezaak

In deze zaak vordert de officier van justitie een machtiging om betrokkene in gijzeling te nemen, omdat betrokkene een openstaande boete voor een verkeersovertreding niet heeft betaald. Gijzeling is een vrijheidsbenemend dwangmiddel dat alleen mag worden toegepast als voldoende is aangetoond dat de betrokkene wel kan, maar niet wil betalen. De kantonrechter overweegt dat de officier van justitie in dit geval niet voldoende bewijs heeft geleverd voor betalingsonwil van betrokkene. De kantonrechter wijst de vordering tot gijzeling af, omdat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene in staat is om te betalen, maar niet wil betalen. De officier van justitie heeft geprobeerd om betaling te verkrijgen, maar zonder succes. Betrokkene heeft geen beroep ingesteld tegen de opgelegde boetes en is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter concludeert dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen, ook de subsidiaire vordering om gijzeling onder voorwaarden toe te staan wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 11557545 \ WM VERZ 25-351
CJIB-nummer : [cjibnummer]
Uitspraakdatum : 13 mei 2025
Uitspraak op een vordering tot gijzeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).
De zaak in het kort
In deze zaak vordert de officier van justitie een machtiging om betrokkene in gijzeling te nemen. Gijzeling is een vrijheidsbenemend dwangmiddel, waarbij een betrokkene wordt vastgezet in een huis van bewaring. Het doel daarvan is om betrokkene ertoe te bewegen een openstaande boete voor een verkeersovertreding te betalen. De kantonrechter overweegt dat gijzeling een uiterste maatregel is die alleen mag worden ingezet als voldoende blijkt dat de betrokkene wel kan, maar niet wil betalen. De kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie in dit geval onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van betalingsonwil van betrokkene. De gevorderde machtiging om betrokkene te gijzelen, wordt daarom afgewezen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De officier van justitie heeft een vordering ingesteld om te worden gemachtigd tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie niet verschenen. Betrokkene is ook niet verschenen, ondanks een oproep daartoe in een brief van de rechtbank. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
Aan betrokkene zijn boetes opgelegd voor een verkeersovertreding. De boetes zijn met verhogingen € 618,00 en € 266,94. Betrokkene heeft geen beroep ingesteld tegen de boetes.
2.2.
De officier van justitie heeft geprobeerd om betaling te verkrijgen van de boetes. Dat is niet gelukt. De officier van justitie vordert nu een machtiging om betrokkene in gijzeling te nemen, om betrokkene daarmee te bewegen alsnog te betalen.
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de officier van justitie op grond van de wet de mogelijkheid heeft om het dwangmiddel gijzeling toe te passen als betrokkene een verkeersboete niet betaalt en er geen verhaal mogelijk is. [1] Gijzeling is een vrijheidsbenemend dwangmiddel, waarbij een betrokkene wordt vastgezet in een huis van bewaring. Het doel daarvan is om betrokkene ertoe te bewegen een openstaande boete voor een verkeersovertreding te betalen. Gijzeling komt dus niet in de plaats van de boete.
2.4.
De kantonrechter overweegt dat gijzeling een uiterste dwangmiddel is, waartoe alleen mag worden overgegaan als voldoende is gebleken dat een betrokkene wel kan, maar niet wil betalen.
2.5.
Het is aan de officier van justitie om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor gijzeling is voldaan. De officier van justitie moet een vordering daartoe voldoende motiveren en onderbouwen. Anders dan in de Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging tot uitgangspunt wordt genomen, ligt de bewijslast in dit verband bij de officier van justitie en niet bij betrokkene. [2] Het is immers de officier van justitie die machtiging vordert om een ingrijpend vrijheidsbenemend dwangmiddel toe te passen.
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat de machtiging tot gijzeling moet worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat betrokken wel in staat is om te betalen, maar niet wil betalen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
2.7.
Uit een proces-verbaal van 7 maart 2024 van een politiemedewerker blijkt dat deze medewerker betrokkene op die datum heeft gesproken over de betaling van de boetes en dat betrokkene daarbij heeft verklaard dat hij het geld er niet voor heeft. Verder blijkt dat betrokkene op enig moment een betalingsregeling heeft gevraagd, maar niet is nagekomen. Ook volgt uit de stukken dat niet is gebleken van enig inkomen van betrokkene en dat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden zag. Gelet hierop kan de kantonrechter niet vaststellen dat sprake is van betalingsonwil. Daarvoor bieden de stukken onvoldoende aanknopingspunten.
2.8.
In het verslag ten behoeve van de vordering tot gijzeling heeft de officier van justitie opgemerkt dat betrokkene in januari 2024 een bedrag heeft betaald naar aanleiding van een boetevonnis en een arrestatiebevel, en dat begin 2023 twee verkeersboetes zijn betaald na inneming van het rijbewijs. Dat is echter tegenover de hiervoor genoemde gegevens onvoldoende om aan te nemen dat betrokkene op dit moment wel in staat is te betalen.
2.9.
De vordering van de officier van justitie zal dus worden afgewezen.
2.10.
De officier van justitie heeft subsidiair gevorderd dat een machtiging tot gijzeling wordt afgegeven onder de voorwaarde dat binnen een jaar na de uitspraak de openstaande vordering volledig moet zijn voldaan. Uit het voorgaande volgt dat ook deze vordering wordt afgewezen.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ wijst de vordering af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 28 lid 1 Wahv.
2.Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging, 31 december 2020, Stcrt. 2020, nr. 62545.