ECLI:NL:RBNHO:2025:5277

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
11485482 \ WM VERZ 25-64
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot gijzeling in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de officier van justitie een vordering ingediend om betrokkene in gijzeling te nemen vanwege een openstaande verkeersboete van € 294,00. De kantonrechter heeft op 13 mei 2025 uitspraak gedaan, waarbij de vordering tot gijzeling is toegewezen. Gijzeling is een dwangmiddel dat kan worden toegepast als de betrokkene wel in staat is om te betalen, maar dit niet doet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie voldoende heeft aangetoond dat betrokkene niet wil betalen, ondanks eerdere pogingen tot betaling en communicatie met de autoriteiten. De procedure is behandeld op 29 april 2025, maar zowel de officier van justitie als betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat andere minder ingrijpende maatregelen geen resultaat hebben opgeleverd en dat er geen aanwijzingen zijn dat betrokkene onder curatele of failliet is verklaard. De machtiging tot gijzeling is verleend voor een periode van vijf dagen, gebaseerd op het boetebedrag. De kantonrechter heeft benadrukt dat gijzeling kan worden voorkomen door betaling van het verschuldigde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummers : 11485482 \ WM VERZ 25-64
CJIB-nummers : [cjibnummer]
Uitspraakdatum : 13 mei 2025
Uitspraak op een vordering tot gijzeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).
De zaak in het kort
In deze zaak vordert de officier van justitie een machtiging om betrokkene in gijzeling te nemen. Gijzeling is een vrijheidsbenemend dwangmiddel, waarbij een betrokkene wordt vastgezet in een huis van bewaring. Het doel daarvan is om betrokkene ertoe te bewegen een openstaande boete voor een verkeersovertreding te betalen. De kantonrechter overweegt dat gijzeling een uiterste maatregel is die alleen mag worden ingezet als voldoende blijkt dat de betrokkene wel kan, maar niet wil betalen. De kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie in dit geval heeft aangetoond dat betrokkene niet wil betalen. De gevorderde machtiging om betrokkene te gijzelen, wordt daarom toegewezen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De officier van justitie heeft een vordering ingesteld om te worden gemachtigd tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling, voor de duur van het in de vordering genoemde aantal dagen.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie niet verschenen. Betrokkene is ook niet verschenen, ondanks een oproep daartoe in een brief van de rechtbank. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
Aan betrokkene is een boete opgelegd voor een verkeersovertreding. De boete is met verhogingen € 294,00. Betrokkene heeft geen beroep ingesteld tegen de boete.
2.2.
De officier van justitie heeft geprobeerd om betaling te verkrijgen van de boete. Dat is niet gelukt. De officier van justitie vordert nu een machtiging om betrokkene in gijzeling te nemen, om betrokkene daarmee te bewegen alsnog te betalen.
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de officier van justitie op grond van de wet de mogelijkheid heeft om het dwangmiddel gijzeling toe te passen als betrokkene een verkeersboete niet betaalt en er geen verhaal mogelijk is. [1] Gijzeling is een vrijheidsbenemend dwangmiddel, waarbij een betrokkene wordt vastgezet in een huis van bewaring. Het doel daarvan is om betrokkene ertoe te bewegen een openstaande boete voor een verkeersovertreding te betalen. Gijzeling komt dus niet in de plaats van de boete.
2.4.
De kantonrechter overweegt dat gijzeling een uiterste dwangmiddel is, waartoe alleen mag worden overgegaan als voldoende is gebleken dat een betrokkene wel kan, maar niet wil betalen. Daarbij moet ook zijn gebleken dat andere, minder vergaande middelen om betaling te verkrijgen geen resultaat hebben opgeleverd.
2.5.
Het is aan de officier van justitie om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor gijzeling is voldaan. De officier van justitie moet een vordering daartoe voldoende motiveren en onderbouwen. Anders dan in de Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging tot uitgangspunt wordt genomen, ligt de bewijslast in dit verband bij de officier van justitie en niet bij betrokkene. [2] Het is immers de officier van justitie die een machtiging vraagt om een ingrijpende vrijheidsbenemend dwangmiddel toe te passen.
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat de machtiging tot gijzeling kan worden toegewezen, omdat voldoende is gebleken dat betrokkene niet wil betalen en ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
2.7.
Uit de stukken blijkt dat door middel van verhaal met en zonder dwangbevel, en door inneming van het rijbewijs, is geprobeerd om betaling van de boete te verkrijgen en dat dit niet tot resultaat heeft geleid. Buitengebruikstelling van het voertuig waarmee de overtreding heeft plaatsgevonden, is niet geslaagd, omdat het voertuig niet is aangetroffen. Een kentekenblokkade voor betrokkene is doorgevoerd op 2 mei 2021, maar ook dat heeft niet geleid tot betaling. Daarnaast zijn er in de periode van 2020 tot 2024 verschillende aanmaningen en waarschuwingsbrieven aan betrokkene gestuurd. Gelet hierop is voldoende gebleken dat andere, minder vergaande middelen om betaling te verkrijgen geen resultaat hebben opgeleverd.
2.8.
Verder blijkt uit een proces-verbaal van 23 juli 2024 van een politiemedewerker dat op 22 juli 2024 een huisbezoek is afgelegd, waarbij door de vader van betrokkene is meegedeeld dat betrokkene op dat moment op vakantie was in Griekenland. Ook blijkt daaruit dat de politiemedewerker die dag telefonisch contact heeft gehad met betrokkene, waarbij door betrokkene is gezegd dat hij de boete zou gaan betalen, maar op dat moment nog op vakantie was in Griekenland. In het proces-verbaal wordt verder vermeld dat betrokkene ook op 28 mei 2024 telefonisch contact heeft gehad met een andere politiemedewerker en heeft verklaard dat hij de dag erna zou komen betalen. Uit een toelichting van de deurwaarder volgt dat betrokkene in 2024 aan de deurwaarder heeft gemeld dat hij een horecabedrijf heeft en dat betrokkene betalingsregelingen heeft voorgesteld. Betrokkene heeft niet betaald.
2.9.
Uit de hiervoor genoemde gegevens blijkt voldoende dat betrokkene niet wil betalen, maar wel in staat moet worden geacht te kunnen betalen. Immers, betrokkene heeft op verschillende moment aan politiemedewerkers en de deurwaarder meegedeeld dat hij zou gaan betalen, en betalingsregelingen voorgesteld. Daarbij heeft betrokkene op geen enkel moment en op geen enkele wijze laten weten dat hij niet in staat was om te betalen. Gelet daarop neemt de kantonrechter aan dat sprake is van betalingsonwil en niet van betalingsonmacht.
2.10.
Er zijn voor het overige ook geen aanwijzingen dat sprake is van betalingsonmacht. Er blijkt niet dat betrokkene onder bewind of curatele is gesteld, dan wel failliet is verklaard of is toegelaten tot een wettelijke of andere schuldsaneringsregeling. Betrokkene is ook niet op de zitting verschenen om verweer te voeren tegen de vordering en uitleg te geven over zijn (financiële) omstandigheden.
2.11.
De conclusie is dus dat de machtiging tot gijzeling wordt verleend.
2.12.
Een machtiging tot gijzeling kan worden verleend per gedraging waarvoor een boete is opgelegd en voor ten hoogste één week. De officier van justitie heeft geen concreet aantal dagen genoemd waarvoor de machtiging tot gijzeling moet worden verleend. De kantonrechter zal als uitgangspunt nemen dat voor iedere € 50,00 van het boetebedrag een machtiging voor één dag wordt verleend, naar beneden afgerond. Gelet op het boetebedrag in dit geval van € 294,00 zal daarom een machtiging tot gijzeling wordt verleend voor vijf dagen.
2.13.
Volgens de wet kan de verleende machtiging om gijzeling toe te passen tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde boete onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd. [3] Als betaling in termijnen is toegestaan, wordt deze termijn verlengd met één jaar. Blijkens de stukken is de boete onherroepelijk geworden op 27 januari 2021. Dat betekent dat deze machtiging kan worden uitgevoerd tot 27 januari 2026, dan wel tot 27 januari 2027 als een betaling in termijnen wordt toegestaan.
2.14.
De kantonrechter gaat ervan uit dat bij en vóór de toepassing van de gijzeling rekening wordt gehouden met eerdergenoemde Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging en de in de vordering genoemde checklist, en dat gijzeling achterwege blijft als blijkt dat betrokkene detentieongeschikt is, onder curatele of onder bewind is gesteld, dan wel failliet is verklaard of toegelaten tot een wettelijke of andere schuldsaneringsregeling.
2.15.
Tot slot wijst de kantonrechter betrokkene erop dat gijzeling kan worden voorkomen door het verschuldigde bedrag alsnog te betalen. [4] Ook na gijzeling moet betrokkene het verschuldigde bedrag nog steeds betalen.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ wijst de vordering toe en machtigt de officier van justitie tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling van betrokkene voor vijf dagen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 28 lid 1 Wahv.
2.Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging, 31 december 2020, Stcrt. 2020, nr. 62545.
3.Artikel 28 lid 1 Wahv.
4.Artikel 28 lid 3 Wahv.