ECLI:NL:RBNHO:2025:5279

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
C/15/350787 / HA ZA 24-176
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overleggen van stukken in bouwgeschil tussen aannemer en opdrachtgever

In deze zaak heeft De Geus Bouw B.V. een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor de bouw van een woning. In een incident vordert [gedaagde] dat de rechtbank De Geus veroordeelt om stukken over te leggen die betrekking hebben op kosten voor elektriciteit, stromend water en luchtbehandeling in de kelder. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat niet is gebleken dat De Geus deze kosten in de oorspronkelijke begroting heeft opgenomen. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] geen belang heeft bij het overleggen van de gevorderde stukken, aangezien de kelder casco zou worden opgeleverd zonder de gevraagde voorzieningen. De procedure omvatte een dagvaarding, een exceptie van onbevoegdheid, en een mondelinge behandeling waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vorderingen van [gedaagde] moeten worden afgewezen en heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/350787 / HA ZA 24-176
Vonnis in incident van 7 mei 2025
in de zaak van
DE GEUS BOUW B.V.,
te Broek op Langedijk,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: De Geus,
advocaat: mr. S. Hartog,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.J.B. Bosscher.
De zaak in het kort
[gedaagde] en De Geus zijn een overeenkomst aangegaan tot de bouw van een woning voor [gedaagde] . [gedaagde] vordert in dit incident dat de rechtbank De Geus veroordeelt stukken te overleggen die betrekking hebben op de kosten voor het aanbrengen van elektriciteit, stromend water en luchtbehandeling in de kelder. De rechtbank wijst deze vordering af. In de eerste begroting van de werkzaamheden van De Geus is opgenomen dat de kelder casco zou worden opgeleverd. Daaruit leidt de rechtbank af dat de kelder zou worden gebouwd zonder elektriciteit, stromend water en een luchtbehandelingssysteem. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] bij het overleggen van de gevorderde stukken geen belang heeft.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (met producties 1 tot en met 21),
  • de conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid (met 1 productie),
  • de akte uitlating in het bevoegdheidsincident tevens houdende akte wijziging eis (zonder producties),
  • de conclusie houdende incident tot exhibitie (met producties 2 en 3),
  • de akte uitlating in het incident tot exhibitie tevens houdende akte wijziging eis,
  • de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling tevens houdende akte wijziging eis van De Geus (met producties 27 tot en met 32).
1.2.
[gedaagde] heeft het bevoegdheidsincident ingetrokken.
1.3.
[gedaagde] heeft bij bericht van 25 september 2024 gevraagd een mondelinge behandeling in het incident tot exhibitie te bepalen. De rechtbank heeft daarop een mondelinge behandeling in het incident bepaald.
1.4.
Op 9 april 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Bosscher en Hartog hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met De Geus een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor de bouw van een woning voor [gedaagde] .
2.2.
De Geus heeft [gedaagde] op 13 december 2021 een opdrachtgeversbegroting (met als kenmerk IB01B) gezonden. Onderdeel van deze begroting was de bouw van een kelder. Nadat [gedaagde] had afgezien van de bouw van de kelder, heeft De Geus op 23 december 2022 een gewijzigde opdrachtbevestiging gezonden. Van de gewijzigde opdrachtbevestiging maakt deel uit ‘
Open begroting IB03’. [gedaagde] heeft de gewijzigde opdrachtbevestiging op 23 december 2022 ondertekend.
2.3.
De Geus heeft [gedaagde] in de hoofdzaak gedagvaard tot betaling van het openstaande deel van de aanneemsom vermeerderd met rente en kosten.

3.Het geschil in incident

3.1.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De Geus gebiedt de calculatie te verschaffen van de oorspronkelijke overeenkomst waaruit de kosten van de kelderwerkzaamheden zijn af te leiden,
De Geus gebiedt de werktekeningen te verschaffen die betrekking hebben op de kelderwerkzaamheden,
een dwangsom vaststelt voor nakoming van 1. en 2.,
de behandeling van de hoofdzaak aanhoudt zodat [gedaagde] een conclusie van antwoord kan indienen,
De Geus veroordeelt in de kosten van het incident.
3.2.
De Geus voert verweer en verzoekt [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het incident.
3.3.
Voor zover nodig wordt hierna op de stellingen van partijen ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vorderingen onder 1. tot en met 3. en 5. van [gedaagde] moeten worden afgewezen. In de volgende overwegingen legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4.2.
In de eerste contacten die er tussen partijen zijn geweest, heeft [gedaagde] aan De Geus opdracht gegeven om onder de te bouwen woning een kelder te bouwen. De Geus heeft aan de hand van deze opdracht begroting IB01B opgesteld. In deze begroting is een bedrag opgenomen van € 98.829,91 in verband met de kelderwerkzaamheden. Nadien heeft [gedaagde] afgezien van de bouw van de kelder. Dit bedrag is dan ook niet langer opgenomen in de begroting IB03. Volgens [gedaagde] zag het bedrag van € 98.829,91 enkel op de kosten van de constructie van de kelder. [gedaagde] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat De Geus niet alleen een kelder zou bouwen maar deze kelder ook zou voorzien van elektriciteit, stromend water en een installatie voor luchtbehandeling. Uit begroting IB01B valt volgens [gedaagde] niet te af te leiden welke kosten De Geus heeft berekend voor de kosten van het aanbrengen van elektriciteit, water en de luchtbehandeling. Om die reden valt ook uit begroting IB03 niet af te leiden met welk bedrag deze begroting ten aanzien van deze kosten is verminderd ten opzichte van begroting IB01B. Om over deze punten duidelijkheid te verkrijgen voor het verweer in de hoofdzaak vordert [gedaagde] dat De Geus een calculatie van de opdrachtgeversbegroting uit 2021 overlegt en de werktekeningen die zien op de kelderwerkzaamheden.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens De Geus gewezen op post 00.2110 in de opdrachtgeversbegroting IB01B. Deze post heeft als naam ‘
NIET OPGENOMEN/WERKEN DERDEN’. Onder deze post is opgenomen ‘
afbouwwerkzaamheden/ installatiewerk in kelder (dus kelder wordt casco opgeleverd, wel met trap en cementdekvloer)’. Uit deze post volgt volgens De Geus dat in de opdrachtgeversbegroting IB01B enkel rekening is gehouden met een bedrag van € 98.829,91 ten behoeve van de kelderwerkzaamheden en niet met andere kosten. Opgenomen is immers dat de kelder, op een trap en een cementdekvloer na, casco zou worden opgeleverd. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd geen andere uitleg gegeven wat kan zijn bedoeld met de hiervoor genoemde post ‘
afbouwwerkzaamheden/ installatiewerk in kelder’. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er in de opdrachtgeversbegroting IB01B geen kosten zijn opgenomen voor het aanbrengen van elektriciteit, water en luchtbehandeling in de kelder. [gedaagde] heeft daarom geen belang bij zijn vorderingen onder 1. tot en met 3. De rechtbank zal deze vorderingen dan ook afwijzen.
4.4.
Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld in het incident, zal [gedaagde] in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten van De Geus op € 1.228,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 614,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident aan de zijde van de Geus tot op heden begroot op € 1.228,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 juni 2025voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
MKG/NB