ECLI:NL:RBNHO:2025:5352

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
9648285 \ CV EXPL 22-459
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers van geannuleerde vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, vanwege een geannuleerde vlucht van Southend naar Amsterdam-Schiphol op 14 oktober 2019. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een latere vertrektijd opgelegd door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht niet voor de nachtklok van Schiphol kon vertrekken. De passagiers betwistten dit en voerden aan dat de annulering niet het gevolg was van omstandigheden waar de vervoerder geen invloed op had. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vorderingen van de passagiers werden grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering van een passagier die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, omdat zij niet de benodigde machtiging had overgelegd. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 1.476,88 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9648285 \ CV EXPL 22-459
Uitspraakdatum: 14 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2], Verenigde Staten
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]
4. [eiser 4]wonende te [plaats 4]
5. [eiser 5], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind
[minderjarige]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden, namelijk een latere opgelegde vertrektijd door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht niet uitgevoerd kon worden voordat de nachtklok van Schiphol inging. Omdat de passagiers dit gemotiveerd hebben betwist, slaagt het verweer van de vervoerder niet. De vorderingen van de passagiers worden (grotendeels) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 14 oktober 2019 vervoeren van Southend, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht U2 7405 dan wel EZY7405 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert aan dat passagier sub 5 niet-ontvankelijk verklaard moet worden voor zover zij optreedt in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind.
4.3.
Dit betoog slaagt. De passagiers hebben de dagvaarding ingesteld namens passagier
sub 5 zelf en ook in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige]. Vast staat dat [minderjarige] op het moment van het betekenen van de dagvaarding niet bekwaam was om zelfstandig in rechte op te treden omdat zij minderjarig was. Voor zover passagier sub 5 in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger optreedt, moet zij daarom over een machtiging van de kantonrechter beschikken. [3] De passagiers hebben deze machtiging echter niet overgelegd en hebben daarmee niet onderbouwd dat passagier sub 5 hierover beschikt. De enkele stelling dat hiervoor een verzoek is ingediend, is onvoldoende. Daarom zal de kantonrechter passagier sub 5 niet-ontvankelijk verklaren, voor zover zij handelt in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige]. Het gedeelte van de hoofdsom dat betrekking heeft op de compensatie voor [minderjarige] zal worden afgewezen.
4.4.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [4]
4.5.
Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van beperkingen van de luchtverkeersleiding. De luchtverkeersleiding legde aan de vlucht een steeds latere vertrektijd op, vanwege voorspelde onweerswolken op Schiphol. Daardoor werden de aankomsten op de Schiphol opgeschort. De opgelegde vertrektijd van de vlucht werd zodanig verlaat dat deze de avondklok van Schiphol zou schenden. Daarom heeft de vervoerder de vlucht moeten annuleren. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar vluchtrapporten.
4.6.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat in de vluchtrapporten voor de vertraging van de vlucht de code ‘90’ is gebruikt. Deze code duidt op problemen in de operatie van de vervoerder. Besluiten van de luchtverkeersleiding worden aangeduid met codes tussen de 81 en 84. Daarnaast betwisten zij dat de aankomsten op Schiphol zijn opgeschort. Zij voeren aan dat er in die periode 72 andere vluchten zijn geland op Schiphol. Ook blijkt uit de vluchtrapporten dat de vervoerder zelf een nieuwe geplande vertrektijd heeft doorgegeven aan de luchtverkeersleiding, waarna deze een latere vertrektijd aan de vlucht heeft opgelegd. Daarom was de vertraging van de vlucht niet het gevolg van beperkingen van de luchtverkeersleiding. Verder kent Schiphol geen harde nachtklok en de vlucht zou toestemming hebben gekregen om na de nachtklok te landen. Er waren die avond meerdere vluchten van de vervoerder die na de nachtklok zijn geland. Ten slotte vermelden de vluchtrapporten ‘SUSPENDED ARRVLS DUE WEATHER CAPTAIN INTO DAYS OFF. NO AVAILABLE COVER FLIGHT CANXD’. Volgens de passagiers betekent dit dat de piloot van de vlucht de vlucht niet vertraagd uit wilde voeren vanwege een aantal opgenomen vrije dagen. Vervolgens kon er geen vervangende piloot (‘cover’) worden gevonden en is de vlucht geannuleerd, aldus de passagiers.
4.7.
De vervoerder heeft bij conclusie van dupliek zijn betoog herhaald. Hij heeft daarbij aangevuld dat de nachtklok van Schiphol niet een gehele sluiting betekent, maar een beperking van het aantal toegestane vluchten.
4.8.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Vanwege de gemotiveerde betwisting van de passagiers heeft hij onvoldoende onderbouwd dat de annulering van de vlucht het gevolg was van beperkingen van de luchtverkeersleiding. Hij had hiertoe bijvoorbeeld de berichten van de luchtverkeersleiding in het geding kunnen brengen. Ook heeft hij de door de passagiers aangevoerde alternatieve oorzaken, zoals een zelf doorgegeven latere vertrektijd en de problematiek met de vrije uren van de piloot, niet weersproken. Bij deze stand van zaken staat niet vast dat de annulering van de vlucht het gevolg was van omstandigheden waar de vervoerder geen invloed op had en die niet inherent waren aan de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteit. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Dit betekent dat de vorderingen van de passagiers pro se worden toegewezen. Ook de wettelijke rente over het toe te wijzen gedeelte van de hoofdsom is als anderszins onbetwist toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
Het gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 226,88 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
4.10.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.11.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart passagier sub 5 niet-ontvankelijk, voor zover zij handelt in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind [minderjarige];
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.476,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.250,00 vanaf 14 oktober 2019 en over € 226,88 vanaf 11 oktober 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zoals bedoeld in artikel 1:253k in verbinding met artikel 1:349 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.