ECLI:NL:RBNHO:2025:5375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
15.314874.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juni 2023 in Wormerveer een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, heeft zich zodanig onvoorzichtig gedragen dat hij een fietser, mevrouw [slachtoffer], heeft aangereden, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder een schedelfractuur en ribbreuken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende voorzichtigheid heeft betracht bij het inhalen van de fietsers op een smalle weg en dat zijn handelen aanmerkelijk onvoorzichtig was. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De rechtbank heeft deze strafeis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 100 uren, met een vervangende hechtenis van 50 dagen bij niet-nakoming. Daarnaast is de verdachte voor de duur van zes maanden de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel van een ander.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.314874.24 (P)
Uitspraakdatum: 15 mei 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen de verdachte en zijn raadvrouw mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Wormerveer, gemeente Zaanstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet de nodige voorzichtigheid te betrachten en/of onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- een of meerdere voor hem rijdende fietsers gevaarlijk in te halen op die smalle en/of smaller wordende Kerkstraat bij de Veerbrug en/of
- tijdens het inhalen van een of meerdere fietsers (te) dicht naast een van die fietsers te rijden en/of onvoldoende ruimte over te laten tussen hem en een fietser (te weten [slachtoffer]) en/of
- met zijn motorrijtuig de fiets van die [slachtoffer] tijdens het inhalen aan te raken, waardoor die fietser ten val komt, waardoor die fietser (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten (te weten een schedel- en hersenletsel, een bekkenringfractuur en/of ribbreuken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Wormerveer, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Kerkstraat, - niet de nodige voorzichtigheid heeft betracht en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of - een of meerdere voor hem rijdende fietsers gevaarlijk in heeft gehaald op die smalle en/of smaller wordende Kerkstraat bij de Veerbrug en/of
- tijdens het inhalen van een of meerdere fietsers (te) dicht naast een van die fietsers (te weten [slachtoffer]) heeft gereden en/of onvoldoende ruimte over heeft
gelaten tussen hem en (de fiets van) die [slachtoffer] en/of - met zijn motorrijtuig de fiets van die [slachtoffer] tijdens het inhalen aan heeft geraakt, waardoor die fietser ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte heeft niet de voorzichtigheid betracht die bij de wegversmalling geboden was en in het bijzonder heeft hij zich niet bekommerd om de veiligheid van het voor hem fietsende slachtoffer door als het ware ‘de bocht af te snijden’. Juist op een plaats waar de weg versmalt en de schaarse ruimte op de weg gedeeld moet worden met zwakkere verkeersdeelnemers, is extra alertheid geboden. De verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en het ongeval is aan hem te wijten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de in de tenlastelegging opgenomen gedachtestreepjes niet kunnen worden bewezen. De verdachte heeft geen verkeersfout gemaakt; hij hoefde geen rijbaan te delen; hij heeft niet op de rijbaan van de fietsers gereden en hij heeft geen gevaarlijk rijgedrag vertoond.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het ongeval
Op 24 juni 2023 omstreeks 12.45 uur vindt een botsing plaats tussen de bedrijfsauto van de verdachte en een fietser (mevrouw [slachtoffer]) op de Kerkstraat net vóór de Veerbrug in Wormerveer. Door het ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, te weten een schedelfractuur en fracturen aan het jukbeen, bekken en ribben.
Omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond
Ter hoogte van de locatie van het verkeersongeval, net voor de Vaartbrug, bestaat de Kerkstraat uit één rijbaan verdeeld in drie rijstroken, die onderling gescheiden zijn door enkele onderbroken markeringen. Nu de Vaartbrug niet breder is, is sprake van een versmalling waarbij de fietsstroken zowel voor als na de brug naast de hoofdrijbaan voor motorvoertuigen loopt. De maximumsnelheid bedraagt ter plaats 50km/u. Op de fietsstrook vlak voor de locatie van het verkeersongeval wordt op het wegdek de verkeersdeelnemers verzocht rekening te houden met elkaar. Het wegdek was droog, de zon scheen en het zicht van de verkeersdeelnemers werd niet belemmerd.
Het dossier bevat schermafdrukken van camerabeelden van de havendienst Zaanstad.
Op die beelden is te zien dat op 24 juni 2023 om 12.45:36 uur twee fietsers (de getuigen [naam 1] en [naam 2]) over de fietsstrook fietsen. [slachtoffer] fietst op dat moment naast die fietsers over de rijbaan. De bedrijfsauto van de verdachte rijdt vlak achter de drie fietsers. Om 12.45:37 uur fietst [slachtoffer] links voor de twee getuigen op de fiets. [slachtoffer] is dan bezig met haar verplaatsing naar rechts. De twee getuigen geven de ruimte en gaan achter elkaar fietsen. [slachtoffer] fietst ter hoogte van de witte markering die de fietsstrook onderscheidt van de rijstrook voor gemotoriseerd verkeer. Om 12:45.38 uur wordt [slachtoffer] links aangetikt door de passerende bedrijfsauto. Deze auto raakt de fiets van [slachtoffer] met zijn rechterbuitenspiegel en [slachtoffer] valt hierdoor op de fietsstrook. De bedrijfsauto bevindt zich met het rechtervoorwiel en achterwiel op of net naast de witte markering.
Letsel van het slachtoffer
Uit de letselverklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [slachtoffer] als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten onder meer een schedelfractuur, diverse fracturen aan het jukbeen, bekken en ribben en een kleine longcontusie.
Verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 24 juni 2023 met zijn bedrijfsauto op de Kerkstraat in Wormerveer in de richting van de brug heeft gereden. Hij is ter plaatste bekend met de verkeerssituatie. Voorafgaand aan het ongeval heeft hij de drie fietsers gezien. Hij heeft in zijn spiegel gekeken en de drie fietsers ingehaald. Opeens hoorde hij een klap. Hij verklaart niet met zijn bedrijfsauto over de fietsstrook te hebben gereden. Volgens de verdachte kan uit de op zitting getoonde beelden van de beveiligingscamera’s die op de brug zijn geplaatst, niet worden opgemaakt dat hij op de fietsstrook heeft gereden en dat het waarschijnlijk de schaduw van zijn bedrijfsauto is die op de beelden te zien is.
Mate van schuld
De rechtbank moet de vraag te beantwoorden of en zo ja, in welke mate, het ongeval aan de verdachte kan worden verweten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) moet worden vastgesteld dat de verdachte zich zo heeft gedragen, dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de WVW houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat uitsluitend als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW te kunnen komen.
Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 24 juni 2023 met zijn bedrijfsauto over de Kerkstraat heeft gereden in de richting van de Vaartbrug in Wormerveer. De verdachte is bekend met de verkeerssituatie en weet dat daar, vanwege de beperkte ruimte op de brug, de weg smaller wordt en richting de brug een flauwe bocht maakt. Vlak voor de brug, op het deel waar de weg smaller wordt, is de verdachte de fietsers, waarvan hij aangeeft dat hij ze alle drie heeft gezien, gaan inhalen. Door deze gedraging heeft de verdachte als sterkere verkeersdeelnemer onvoldoende ruimte gegeven aan de fietsers. Met zijn bedrijfsauto is hij zo dicht langs de fietsers gereden dat hij met zijn spiegel tegen het handvat van het stuur van [slachtoffer] is aangereden, waardoor zij ten val kwam en zwaar lichamelijk letsel opliep. Door onder deze omstandigheden [slachtoffer], als kwetsbare verkeersdeelnemer, op een plek in te halen die daar niet voor geschikt is, en voorts tijdens die inhaalactie die [slachtoffer] onvoldoende ruimte te geven en haar vervolgens aan te rijden, heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. De verdachte had zijn inhaalmanoeuvre moeten uitstellen tot het moment dat hij de fietsers op een veilige en verantwoorde manier kon passeren, hetgeen de verdachte heeft nagelaten.
Conclusie
Gelet op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en is zij daarom van oordeel dat het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 juni 2023 te Wormerveer, gemeente Zaanstad als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- niet de nodige voorzichtigheid te betrachten en onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en
- meerdere voor hem rijdende fietsers gevaarlijk in te halen op die smaller wordende Kerkstraat bij de Vaartbrug en
- tijdens het inhalen van meerdere fietsers te dicht naast een van die fietsers te rijden en onvoldoende ruimte over te laten tussen hem en een fietser, te weten [slachtoffer], en
- met zijn motorrijtuig de fiets van die [slachtoffer] tijdens het inhalen aan te raken, waardoor die fietser ten val komt, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel- en hersenletsel, een bekkenringfractuur en ribbreuken, werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten van die taakstraf te vervangen door 50 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de bevoegdheid van het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk zal ontzeggen, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij de oplegging van een sanctie rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is een first-offender. De raadsvrouw verzoekt geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit:
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft op een gevaarlijk plek fietsers ingehaald. Bij het inhalen heeft de verdachte onvoldoende aandacht gehad voor de voor hem rijdende fietsers. Vervolgens is de verdachte zo dicht langs één van die fietsers, [slachtoffer] voornoemd, gereden dat hij met zijn bedrijfsauto het handvat van haar fiets heeft geraakt, waardoor zij ten val is gekomen en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 27 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van verkeersovertredingen een geldboete opgelegd heeft gekregen.
Strafmaat:
Bij het bepalen van de strafmaat is het verkeersgedrag van de verdachte een belangrijke factor. In deze zaak is sprake geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag; dat is de lichtste vorm van schuld als bedoeld in de Wegenverkeerswet.
De rechtbank merkt op dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen uiteraard niet heeft gewild. De verdachte heeft spijt betuigd en aangegeven dat hij het heel erg vindt wat er is gebeurd. Uit het dossier blijkt voorts dat hij diverse keren telefonisch contact heeft gezocht met het slachtoffer. Ook voor de verdachte geldt dat hij de last van het ongeval zal moeten dragen. Ter zitting is het de rechtbank gebleken dat hij onder deze last gebukt gaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat de verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht.
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
100 (honderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mrs. D.H. Bakker en A. Stronkhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2025.
Mr. Stronkhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen (…)