6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door met een schaar in zijn hand het slachtoffer te slaan. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer letsel bekomen en pijn ondervonden. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van de deurbel(camera) van zijn bewindvoerder. Door zijn handelwijze heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendom van een ander.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets.
Fietsendiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de benadeelde. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 27 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 9 april 2025, opgemaakt door M.Y. Slootweg
,als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard.
Dit rapport houdt -voor zover van belang- het volgende in.
Er is sprake van een dubbele diagnoseproblematiek in de vorm van psychiatrische problematiek en middelenafhankelijkheid. Probleembesef en zelfinzicht ontbreken bij betrokkene. Gezien het structurele gebrek aan medewerking aan reclassering- en hulpverleningstrajecten, het herhaald schenden van voorwaarden, het ontbreken van probleembesef en het actief afwijzen van hulpverlening, is het duidelijk dat een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden onvoldoende toereikend is gebleken om de kans op recidive terug te dringen. Ook recente contactmomenten tonen geen motivatie of bereidwilligheid tot samenwerking. GGZ Reclassering Fivoor ziet hierdoor geen mogelijkheden meer om reclasseringsinterventies binnen een voorwaardelijk kader in te zetten en is van mening dat er inmiddels niet alleen aan de harde, maar ook aan de zachte criteria voor de ISD-maatregel wordt voldaan. Wij verwachten dat deze maatregel en het langdurige en strikte karakter ervan hem kunnen helpen om meer stabiliteit op verschillende leefgebieden te bereiken, zoals abstinentie van middelen, het vinden van passende dagbesteding en het verkrijgen van stabiele huisvesting door bijvoorbeeld uitstroom naar een passende begeleide woonplek.
Het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
Ons advies is dan ook om bij een bewezenverklaring over te gaan tot het opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Er zal eerst een diagnostiekopname van drie maanden plaatsvinden, waarna afhankelijk van de uitkomsten een plan van aanpak wordt opgesteld waaronder een langdurige klinische opname en/of bijvoorbeeld begeleid wonen.
Ter terechtzitting heeft deskundige Slootweg het advies nader toegelicht en aangevuld. Het risico op recidive blijft hoog. In het verleden is schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis en middelenstoornis vastgesteld. Recente diagnostiek ontbreekt. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid om tot gedragsverandering te komen dan door oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, nu de door de verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, de verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen of taakstraffen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
De verdachte voldoet aan de criteria voor het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Dat het om relatief lichte feiten gaat en de verdachte reeds lang in voorlopige hechtenis verblijft, maakt niet dat de voormelde maatregel in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd. De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en eerdere, veelal negatief beëindigde, reclasseringstoezichten hebben immers niet tot een gedragsverandering bij de verdachte geleid en GGZ Reclassering Fivoor heeft gemotiveerd aangegeven dat zij geen enkele andere mogelijkheid zien dan oplegging van de maatregel in onvoorwaardelijke vorm.
Teneinde de beëindiging van de recidive en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om te bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.