ECLI:NL:RBNHO:2025:5473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
11645102
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning en medewerking aan renovatiewerkzaamheden door huurder

In deze zaak vordert Stichting Intermaris in kort geding ontruiming van een huurwoning van een huurder die niet meewerkt aan noodzakelijke renovatiewerkzaamheden. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming af, omdat deze niet gerechtvaardigd is. De huurder wordt echter wel veroordeeld om mee te werken aan de werkzaamheden en tot tijdelijke ontruiming van de woning als hij dat weigert. De vordering om de huurder te veroordelen tot betaling van gemaakte kosten wordt afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 6 mei 2025. De huurder, die sinds 1994 in de woning woont, heeft zich herhaaldelijk agressief gedragen tegenover medewerkers van de aannemer, wat leidde tot een eerdere kortgedingprocedure die werd ingetrokken toen de huurder zich bereid verklaarde mee te werken. De kantonrechter oordeelt dat de tekortkomingen van de huurder niet zodanig zijn dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming gerechtvaardigd zijn. De huurder moet wel zijn medewerking verlenen aan de renovatiewerkzaamheden en kan tijdelijk ontruimd worden als hij dat niet doet. De vordering tot een gebiedsverbod wordt afgewezen, evenals de vordering tot betaling van extra kosten. De huurder wordt wel veroordeeld tot het verwijderen van lamellen die hij zonder toestemming heeft geplaatst. De proceskosten worden toegewezen aan de eisende partij, Intermaris.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11645102 \ VV EXPL 25-29
Vonnis in kort geding van 20 mei 2025
in de zaak van
de stichting
Stichting Intermaris,
te Hoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Intermaris,
gemachtigde: mr. K. Mels,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I.C. Andréa.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een verhuurder in kort geding ontruiming van een huurwoning, omdat de huurder niet meewerkt aan renovatiewerkzaamheden. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat een ontruiming van de woning niet gerechtvaardigd is. De huurder wordt wel veroordeeld om mee te werken aan de werkzaamheden en tot tijdelijke ontruiming van de woning als de huurder dat weigert. De vordering om de huurder te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) gemaakte kosten wordt afgewezen, vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 6 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 16 december 1994 van Intermaris een woning in een appartementencomplex aan de [adres] in [woonplaats] . De huurprijs is € 421,90 per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte (versie 17 december 1993) van Intermaris van toepassing
2.3.
In 2024 en begin 2025 vinden in het appartementencomplex met 128 woningen renovatiewerkzaamheden plaats, mede om de woningen te verduurzamen.
2.4.
Intermaris start een kortgedingprocedure om de werkzaamheden in de woning van [gedaagde] te kunnen uitvoeren. Omdat [gedaagde] zich vervolgens bereid verklaart mee te werken aan de werkzaamheden, trekt Intermaris deze procedure in.
2.5.
In een e-mail van 10 januari 2025 laat de bij de werkzaamheden betrokken uitvoerder aan Intermaris weten dat [gedaagde] vloekt, schreeuwt en zich beledigend gedraagt tegenover medewerkers van de aannemer. In de e-mail staat dat op 8 januari 2025 in de woning van [gedaagde] een waterleiding is geraakt die vervolgens is gerepareerd, maar dat [gedaagde] daarna snauwt en het gesprek afkapt, omdat hij bang is ‘te flippen’. Op 9 januari 2025 noemt [gedaagde] de elektricien een prutser, leugenaar en lafaard en staat hij te trillen op zijn benen van woede. Op 10 januari 2025 reageert [gedaagde] op soortgelijke wijze ten opzichte van een elektricien. In een andere e-mail van 10 januari 2025 meldt de uitvoerder aan Intermaris dat [gedaagde] de persoonlijke gegevens van de elektricien wilde hebben en vroeg of hij wel goed was verzekerd. Weer later meldt de projectleider via een e-mail dat Interpolis actie moet ondernemen, omdat [gedaagde] de uitvoerder bedreigt en niet tot bedaren is te brengen.
2.6.
Intermaris laat per brief van 20 januari 2025 aan [gedaagde] weten dat zij niet toestaat dat hij zich op deze wijze richting de werklieden gedraagt en wijst erop dat herhaling daarvan consequenties kan hebben voor zijn huurovereenkomst. Ook laat Intermaris aan [gedaagde] weten dat zij hierover met hem in gesprek wil.
2.7.
Op 22 januari 2025 vindt een huisbezoek plaats. [gedaagde] beklaagt zich over schade in zijn woning door de werkzaamheden, maar Intermaris constateert geen schade. [gedaagde] is niet bereid over de tegenover hem geuite klachten te praten en wil dat Intermaris vertrekt.
2.8.
Op 19 februari 2025 klaagt de uitvoerder opnieuw over agressief en bedreigend gedrag van [gedaagde] , dit keer tegen een schilder.
2.9.
Intermaris laat vervolgens aan [gedaagde] weten dat in het vervolg de werkzaamheden in en rond zijn woning buiten zijn aanwezigheid zullen plaatsvinden en hij daarvoor de sleutel van zijn woning moet inleveren. [gedaagde] reageert niet op deze brief.
2.10.
[gedaagde] plaatst daarna lamellen aan de buitenzijde van de ruiten van zijn woning.

3.Het geschil

3.1.
Intermaris vordert ontruiming van de woning van [gedaagde] . Voor zover deze vordering niet wordt toegewezen, vordert Intermaris veroordeling van [gedaagde] om te gedogen dat Intermaris de werkzaamheden in de woning kan en zal uitvoeren en daaraan alle noodzakelijke medewerking te verlenen, alsmede machtiging aan Intermaris voor toegang tot de woning om de werkzaamheden te kunnen (laten) uitvoeren door [gedaagde] tijdelijk te ontruimen en [gedaagde] te verbieden gedurende die periode zich binnen een straal van 500 meter van het appartementencomplex te bevinden. Zowel primair als subsidiair vordert Intermaris een voorschot op de extra kosten die de aannemer moet maken van
€ 8.789,32 en verwijdering van de lamellen.
3.2.
Intermaris legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] bedreigt en intimideert medewerkers van de aannemer, waardoor zij de werkzaamheden niet kunnen en willen uitvoeren. Dit is gebeurd op 9 en 10 januari, 19 februari en 18 maart 2025. Intermaris heeft [gedaagde] op 20 januari en 28 februari 2025 aangeschreven zijn agressieve en bedreigende gedrag te staken en onverkort zijn medewerking aan de werkzaamheden te verlenen. Op de eerste brief heeft [gedaagde] gereageerd en gezegd dat hij geen brieven meer opent. Door Intermaris niet de gelegenheid te geven werkzaamheden in de woning uit te voeren, handelt [gedaagde] in strijd met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Ook handelt [gedaagde] in strijd met de algemene voorwaarden door aan de buitenzijde van de ruiten van zijn woning lamellen te plaatsen. Deze tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en vooruitlopend daarop ontruiming van de woning. Ook wordt Intermaris geconfronteerd met extra kosten, omdat de aannemer moet terugkomen om de werkzaamheden alsnog uit te voeren. Intermaris vordert een voorschot op deze kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Intermaris. [gedaagde] voert het volgende aan. [gedaagde] is een kwetsbare huurder met fysieke en psychische gezondheidsklachten. [gedaagde] erkent dat hij aanvankelijk niet goed bereikbaar was, maar betwist dat hij weigerde de werkzaamheden te laten uitvoeren. De meeste werkzaamheden zijn ook al uitgevoerd. Voor de nog uit te voeren werkzaamheden kan een afspraak worden gemaakt en verleent hij toegang tot de woning. [gedaagde] erkent dat er een aantal woordenwisselingen is geweest, maar de reden daarvan lag telkens in een opeenstapeling van ondeugdelijk werk en angst voor gevaarlijke situaties. Daarbij was geen sprake van bedreiging of belediging. Intermaris trekt de voorvallen volledig uit hun verband. Verder wijst [gedaagde] erop dat de lamellen niet vastzitten aan de woning en eenvoudig kunnen worden verwijderd. Ten slotte voert [gedaagde] verweer tegen de gevorderde kosten.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De vorderingen in kort geding kunnen alleen worden toegewezen als Intermaris daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is met uitzondering van het gevorderde voorschot op extra kosten het geval. Intermaris vordert kort gezegd ontruiming van de woning, omdat [gedaagde] niet meewerkt aan renovatiewerkzaamheden en, voor zover deze vordering wordt afgewezen, veroordeling van [gedaagde] om aan die werkzaamheden mee te werken. Deze vorderingen zijn naar hun aard spoedeisend.
4.2.
Anders oordeelt de kantonrechter over het gevorderde voorschot op gemaakte kosten als gevolg van de vertraging in de renovatiewerkzaamheden. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats en moeten feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit onverwijlde spoed is vereist. Tijdens de zitting voert Intermaris een proceseconomisch belang aan. Het gevorderde voorschot is echter geen nevenvordering waarop uit proceseconomisch oogpunt al in deze procedure moet of kan worden beslist. Omdat Intermaris verder geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die maken dat zij een spoedeisend belang heeft, wordt dit deel van de vordering afgewezen.
Vordering tot ontruiming
4.3.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Vanwege de ernstige gevolgen moet voldoende aannemelijk zijn dat in een bodemprocedure de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt toegewezen.
4.4.
[gedaagde] betwist niet dat sprake is van dringende werkzaamheden waarvoor hij Intermaris op grond van de wet en de algemene huurvoorwaarden de gelegenheid moet geven. [1] [gedaagde] erkent ook het gebrek aan medewerking aan de renovatiewerkzaamheden, waaronder het niet reageren op brieven van Intermaris. Dat heeft geleid tot een eerdere kortgedingprocedure. Deze procedure is ingetrokken, omdat [gedaagde] zich alsnog bereid verklaarde zijn medewerking aan de werkzaamheden te verlenen. Dat maakt de tekortkoming van [gedaagde] echter niet ongedaan. Vervolgens reageerde [gedaagde] , anders dan een voicemailbericht dat hij de brieven niet zal lezen, niet op brieven van de gemachtigde van Intermaris over het niet meewerken aan de renovatiewerkzaamheden vanwege zijn beledigende en bedreigende gedrag. Hoewel [gedaagde] het aan hem verweten gedrag tegenover medewerkers van de aannemer betwist, heeft Interpolis op basis van de overgelegde e-mails voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op intimiderende en beledigende wijze medewerkers van de aannemer heeft bejegend en wel zodanig dat zij niet meer bereid waren werkzaamheden in zijn woning uit te voeren. Ook dat is een tekortkoming van [gedaagde] in zijn verplichting mee te werken aan de renovatiewerkzaamheden. Ten slotte schiet [gedaagde] tekort in zijn verplichtingen door lamellen voor de ramen aan de buitenzijde van de woning te plaatsen. De algemene huurvoorwaarden van Intermaris staan dat niet toe.
4.5.
De wet bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van zijn verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. [2] Alleen een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op ontbinding en de vraag of die ontbinding in het concrete geval gerechtvaardigd is, moet worden beantwoord op basis van alle omstandigheden van het geval. [3]
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, ook in samenhang bezien, niet zodanig zijn dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst en vooruitlopend daarop ontruiming van de woning rechtvaardigen. De tekortkoming is vooral gelegen in de wijze van bejegening van medewerkers van de aannemer. Het gedrag van [gedaagde] tegenover de medewerkers van de aannemer is onaanvaardbaar, en zijn gebrek aan medewerking aan de renovatiewerkzaamheden niet toelaatbaar, maar onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de aard en ernst van deze tekortkoming zodanig is dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming van de woning zal rechtvaardigen. De gevorderde ontruiming wordt in dit kort geding daarom afgewezen.
Meewerken aan werkzaamheden
4.7.
Intermaris heeft voldoende onderbouwd dat [gedaagde] door zijn gedrag tegenover medewerkers van de aannemer en zijn gebrek aan een reactie op verzoeken van Intermaris geen medewerking heeft verleend aan de renovatiewerkzaamheden, terwijl hij daartoe wel verplicht is. Dat [gedaagde] zich tijdens de zitting bereid heeft verklaard zijn medewerking te verlenen, is onvoldoende om de vordering van Intermaris af te wijzen. Het verkrijging van medewerking is immers al langere tijd en structureel uiterst moeizaam gebleken. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om te gedogen en zijn medewerking te verlenen aan de uit te voeren werkzaamheden uit de informatiefolder. [4] [gedaagde] moet daarbij de woning en de omgeving van de woning overdag gedurende de uitvoering van de werkzaamheden verlaten.
4.8.
Intermaris vordert ook een machtiging zich toegang te verschaffen tot de woning om de werkzaamheden te kunnen laten uitvoeren, door [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning voor de duur van de werkzaamheden. Voor zover Intermaris een machtiging vordert voor binnentreden tot de woning, kan deze niet worden toegewezen. Voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging nodig, maar de kantonrechter is niet bevoegd tot het afgeven van een dergelijke machtiging. [5]
4.9.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde tijdelijke ontruiming, omdat hij niet elders kan verblijven. [gedaagde] heeft toegezegd zijn medewerking aan de werkzaamheden te verlenen en heeft aangeboden overdag gedurende de werkzaamheden niet in zijn woning en de omgeving van de woning aanwezig te zijn. Als [gedaagde] zich aan deze toezegging houdt en dus vrijwillig zal meewerken, hoeft de woning niet tijdelijk te worden ontruimd. Echter, [gedaagde] heeft eerder onvoldoende medewerking verleend. Daarom wordt de vordering tot tijdelijke ontruiming toegewezen, als ‘stok achter de deur’. De gevorderde machtiging tot gedwongen ontruiming is niet toewijsbaar. De deurwaarder kan zonder toestemming van de bewoner of gebruiker de woning betreden en ontruimen als dit noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis. De kantonrechter wijst er volledigheidshalve op dat als [gedaagde] opnieuw niet meewerkt en daarom toch tot tijdelijke ontruiming moet worden overgegaan, de (redelijke) kosten van de ontruiming voor zijn rekening zullen komen.
Gebiedsverbod
4.10.
De vordering van Intermaris om [gedaagde] te verbieden zich gedurende de werkzaamheden in een straal van 500 meter van het wooncomplex te bevinden, komt neer op een gebiedsverbod en is een te vergaande inbreuk op het recht van [gedaagde] op bewegingsvrijheid. Met de veroordeling van [gedaagde] tot het verlenen van medewerking aan de werkzaamheden, en bij gebreke daarvan tot tijdelijke ontruiming, zijn de belangen van Intermaris al voldoende gewaarborgd. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Verwijderen lamellen
4.11.
[gedaagde] heeft zonder toestemming van Intermaris lamellen geplaatst. Dat is in strijd met de algemene huurvoorwaarden van Intermaris. De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot verwijdering van de lamellen wordt daarom toegewezen. De gevorderde kosten van verwijdering door een derde als [gedaagde] de lamellen niet zelf verwijderd, worden afgewezen. De daarmee gemoeide kosten zijn slechts toewijsbaar als zij in redelijkheid zijn gemaakt, wat niet op voorhand kan worden beoordeeld.
Proceskosten
4.12.
Hoewel de gevorderde ontruiming wordt afgewezen, was Intermaris door het gedrag van [gedaagde] genoodzaakt deze procedure te starten en wordt [gedaagde] wel veroordeeld tot medewerking aan de renovatiewerkzaamheden en zo nodig tijdelijke ontruiming, en tot verwijdering van de lamellen. [gedaagde] krijgt in dat kader overwegend ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Intermaris worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
152,04
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
897,54
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] te gedogen en zijn medewerking te verlenen aan de werkzaamheden vermeld in de informatiefolder, waaronder het toelaten van de door Intermaris ingeschakelde medewerkers van het aannemingsbedrijf, en de woning en de omgeving van de woning overdag, gedurende de uitvoering van deze werkzaamheden, te verlaten,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om, wanneer hij niet vrijwillig aan de hiervoor onder 5.1. vermelde veroordeling voldoet, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [woonplaats] tijdelijk voor de duur van de renovatiewerkzaamheden te verlaten met alle daarin aanwezige personen en de sleutels af te geven aan Intermaris, welk verlaten zo nodig door de deurwaarden kan worden bewerkstelligd, [6]
5.3.
veroordeelt [gedaagde] de door hem aan de buitenzijde van de ruiten van de woning geplaatste lamellen te verwijderen en verwijderd te houden,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 897,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente [7] als bedoeld in over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:220 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 12.1 tot en met 12.3 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden.
2.Artikel 6:265 lid 1 BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 september 2018, te vinden op ww.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2018:1810 (
4.Productie 2 bij de dagvaarding.
5.Artikel 3 van de Algemene wet op het binnentreden.
6.Artikel 558 jo. 556 lid 1 jo. 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
7.Artikel 6:119 BW.