ECLI:NL:RBNHO:2025:5475

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
11284426
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding wegens ondeugdelijk uitgevoerde tuinwerkzaamheden

In deze zaak vordert de opdrachtgeefster vervangende schadevergoeding van de aannemer omdat de tuinwerkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd en herstel is uitgebleven. De opdrachtgeefster is echter verhuisd en is geen eigenaar meer van de tuin waarop de werkzaamheden betrekking hadden. Hierdoor heeft zij niet kunnen uitleggen waar haar schade nog uit bestaat, wat leidt tot afwijzing van haar vordering. De procedure omvat een dagvaarding, conclusie van antwoord, tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgeefster haar schade niet aannemelijk heeft gemaakt, en dat de vordering tot vervangende schadevergoeding niet kan worden toegewezen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de opdrachtgeefster af en veroordeelt haar in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11284426 \ CV EXPL 24-2953
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: N.T. Overberg van Anker Rechtshulp B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
rolgemachtigde: I.M.C.A. Reinders Folmer
gemachtigde: mr. B. van der Kamp.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over tuinwerkzaamheden. De opdrachtgeefster vordert vervangende schadevergoeding van de aannemer omdat het werk volgens haar niet deugdelijk is uitgevoerd en herstel is uitgebleven. De opdrachtgeefster is echter verhuisd en is geen eigenaar meer van de tuin waarop de werkzaamheden betrekking hadden. De opdrachtgeefster heeft niet kunnen uitleggen waar haar schade nog uit bestaat en heeft daarom haar schade niet aannemelijk gemaakt. Dat leidt tot afwijzing van haar vordering.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 augustus 2024
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 13 november 2024
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen sluiten een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] in opdracht van [eiser] werkzaamheden in de tuin van [eiser] verricht bestaande uit het leggen van tegels in de voor- en achtertuin en het plaatsen van schuttingen aan drie zijden in de achtertuin.
2.2.
[eiser] betaalt op 23 augustus 2022 € 500,00 contant aan [gedaagde] voor de werkzaamheden.
2.3.
[eiser] stuurt [gedaagde] op 9 februari 2023 een ingebrekestelling en geeft [gedaagde] een termijn van vier weken om de gebreken in het door hem uitgevoerde werk te verhelpen.
2.4.
Op 6 maart 2023 bericht [eiser] aan [gedaagde] dat hij in verzuim is geraakt en verzoekt zij hem nogmaals de werkzaamheden binnen redelijke termijn te herstellen.
2.5.
[eiser] laat in een brief van 19 mei 2023 aan [gedaagde] weten dat zij de overeenkomst partieel ontbindt. In de brief verzoekt zij om een vervangende schadevergoeding van € 4.966,00 voor het afmaken en herstellen van het door [gedaagde] opgeleverde werk.
2.6.
[naam] beoordeelt op verzoek van [eiser] het werk van [gedaagde] en begroot de herstelkosten van het werk op € 8.458,03.
2.7.
[eiser] verzoekt [gedaagde] op 20 maart 2024 om de schade van € 8.458,03 te vergoeden. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van dat bedrag en doet als voorstel dat hij afziet van het factureren van de door hem verrichte werkzaamheden. [eiser] wijst dat voorstel af.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 9.255,93, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben een prijs voor de werkzaamheden afgesproken van € 4.900,00. [eiser] heeft dat bedrag in twee contante betalingen voldaan. [gedaagde] heeft het werk niet deugdelijk uitgevoerd. Na oplevering heeft hij twee keer herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar zijn de gebreken niet verholpen. Ook na verschillende aanmaningen is dat niet gebeurd. Daarom heeft [eiser] de overeenkomst partieel ontbonden en vordert zij vervangende schadevergoeding voor herstelwerkzaamheden van € 8.458,03. [eiser] maakt ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 797,90.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] voert daartoe het volgende aan. [eiser] is verhuisd en claimt schade aan een object dat niet meer haar eigendom is. [eiser] heeft daarom geen belang bij haar vordering en is dus niet-ontvankelijk. [gedaagde] betwist dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de prijs en betwist de ontvangst van de gestelde contante betaling van € 4.400,00. Verder voert [gedaagde] aan dat het werk is gedaan met materialen van [eiser] en [gedaagde] heeft gewaarschuwd voor de kwaliteit daarvan, alsmede dat [eiser] te weinig materiaal had ingekocht. Van een gebrek in het werk zelf is geen sprake.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [eiser] naast de betaling van € 500,00 ook een contante betaling heeft gedaan van € 4.400,00 en of het werk van [gedaagde] ondeugdelijk is uitgevoerd. Deze vragen kunnen in het midden blijven, omdat hierna wordt geoordeeld dat [eiser] haar schade niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.2.
[eiser] vindt dat het werk ondeugdelijk is verricht, heeft herhaaldelijk verzocht om herstelwerkzaamheden en heeft [gedaagde] uiteindelijk in gebreke gesteld. Daarbij heeft [eiser] de overeenkomst partieel ontbonden en vordert zij in deze procedure vervangende schadevergoeding. Uit de stukken en uit de toelichting op de zitting begrijpt de kantonrechter dat [eiser] in plaats van ontbinding heeft bedoeld de verbintenis tot nakoming om te zetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
4.3.
[gedaagde] heeft in zijn schriftelijke reactie als verweer gevoerd dat [eiser] op 12 juni 2024 is verhuisd en dat zij dus geen eigenaar meer is van de tuin waarop de werkzaamheden betrekking hadden. [gedaagde] heeft er daarbij op gewezen dat [eiser] geen belang meer heeft bij haar vordering.
4.4.
Een vordering tot vervangende schadevergoeding treedt in de plaats van de prestatie van [gedaagde] tot nakoming van de eventueel op hem rustende verbintenis tot herstel van ondeugdelijk uitgevoerd werk. Voor zover het werk ondeugdelijk door hem is verricht, kan met de vordering tot vervangende schadevergoeding in dit geval niet worden bereikt dat het herstelwerk van de tuin alsnog deugdelijk door een derde wordt uitgevoerd. [eiser] is daarvan immers geen eigenaar meer. Op de zitting heeft [eiser] niet kunnen uitleggen waar haar schade nog uit bestaat anders dan dat zij heeft betaald voor ondeugdelijk werk. Daarmee heeft zij haar schade niet aannemelijk gemaakt. Dat leidt ertoe dat de vordering tot vervangende schadevergoeding niet kan worden toegewezen.
4.5.
Voor zover [eiser] wel (partiële) ontbinding aan haar vordering ten grondslag heeft willen leggen, heeft zij op geen enkele manier onderbouwd wat de rechtsgevolgen daarvan zouden moeten zijn. [eiser] vordert onder verwijzing naar het rapport van [naam] een voor herstelwerkzaamheden begroot bedrag. Zij maakt echter geen aanspraak op terugbetaling van (een deel van) de prijs uit hoofde van ongedaanmakingsverbintenissen. Alatiede heeft ook haar eis niet gewijzigd na de schriftelijke reactie van [gedaagde] op haar vorderingen.
4.6.
Tijdens de zitting heeft [eiser] aangevoerd dat zij mogelijk een hogere prijs voor haar woning had kunnen krijgen als het werk van [gedaagde] deugdelijk was uitgevoerd. Dat standpunt heeft zij niet onderbouwd en opnieuw geldt dat zij haar eis niet heeft gewijzigd in die zin dat zij ook aanvullende schadevergoeding vordert.
4.7.
De conclusie is dat de vorderingen van Alatiede worden afgewezen.
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
745,50

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 745,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.