ECLI:NL:RBNHO:2025:5541

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/15/363229 / JU RK 25-388
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met ontwikkelingsbedreigingen

Op 1 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland in Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering toegewezen. De minderjarigen vertonen ontwikkelingsbedreigingen, waaronder schoolverzuim en gedragsproblemen. De moeder en vader van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag en wonen bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en de communicatie tussen de ouders. Tijdens de zitting op 1 mei 2025 zijn beide ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de minderjarigen de gelegenheid gegeven om hun mening te uiten, waarbij [de minderjarige 1] aangaf niet meer naar school te willen en liever te werken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van beide minderjarigen nog steeds bedreigd wordt en heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 november 2025, met een toetsingsmoment op 24 oktober 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/363229 / JU RK 25-388
Datum uitspraak: 1 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft hierover voorafgaand aan de zitting, apart, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] heeft verteld. [de minderjarige 2] is ook in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 mei 2024 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 15 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Bij [de minderjarige 1] is er het afgelopen jaar intensief ingezet op een terugkeer naar school. Er zijn verschillende interventies geweest, maar zonder positief resultaat. Zo is de leerplichtambtenaar betrokken geweest, heeft [de minderjarige 1] een taakstraf van veertig uur opgelegd gekregen wegens ongeoorloofde absentie (en afgerond) en zijn er gesprekken geweest met de mentor, de ouders en de jeugdbescherming. In het komende jaar zal onderzocht worden of er een andere vorm van onderwijs is die beter bij [de minderjarige 1] aansluit. Bij [de minderjarige 2] is er het afgelopen jaar ingezet op zijn welbevinden en een terugkeer naar school. Er is inmiddels een toezegging dat [de minderjarige 2] na de meivakantie kan starten op de school [de school] . Het is verder wenselijk dat [de minderjarige 2] de (medische) zorg krijgt die hij nodig heeft en ouders heeft die aansluiten bij zijn ontwikkeling en beleving. De Waerden speelt hierin een belangrijke rol. De Waerden is sinds half januari 2025 gestart in de opvoedsituatie van de moeder en gaat ook meekijken met de opvoedsituatie van de vader om ervoor te zorgen dat er één lijn komt in de opvoeding. De Waerden was aanvankelijk ook betrokken om de oudercommunicatie te verbeteren, maar vanwege de complexiteit van de problematiek bleek De Waerden niet passend. Om die reden zal er een traject Solo Parallel Ouderschap worden gestart. De GI is van mening dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, omdat de ingezette hulp onvoldoende van de grond is gekomen. Op basis daarvan dient de ondertoezichtstelling met een jaar verlengd te worden.
3.3.
Op de zitting is door de GI naar voren gebracht dat er op dit moment voornamelijk zorgen zijn om [de minderjarige 1] . Hoewel de leerplichtambtenaar stevige gesprekken met hem voert, blijft [de minderjarige 1] ongemotiveerd om naar school te gaan. De GI hoopt dat er jeugdreclassering komt en die hierin iets kan betekenen, [de minderjarige 1] moet waarschijnlijk nog voorkomen in een strafzaak. In de eerdere strafzaak betreffende de Leerplichtwet is geen voorwaardelijk strafdeel opgelegd en dus ook geen jeugdreclassering aangewezen. Dit is achteraf misschien een gemiste kans. Volgens de GI is de inzet van een coach voor [de minderjarige 1] niet helpend, omdat hij geen inzet toont. Door de GI wordt de mogelijkheid voor een traject op de binnenscheepvaart onderzocht. Dit traject houdt in dat [de minderjarige 1] de ene week naar school gaat en de andere week in de binnenscheepvaart werkt. Met [de minderjarige 2] lijkt het goed te gaan. Hij gaat na de meivakantie twee dagen naar school bij [de school] . Er is hier een passende klas voor hem gevonden en hij zal zo meer in contact komen met leeftijdsgenootjes. Na de herfstvakantie wordt de schoolgang van [de minderjarige 2] uitgebreid naar drie dagen en daarna zal er worden gekeken of er nog verdere uitbreiding mogelijk is. Op de doordeweekse dagen dat er geen school is gaat [de minderjarige 2] naar de zorgboerderij. Hij heeft het daar naar zijn zin en ontwikkelt zich daar goed. De vader en de moeder hebben inmiddels een intake gehad voor het traject Parallel Solo Ouderschap, waarbij met behulp van de SCHIP-aanpak zal worden gekeken of de ouders beter kunnen leren communiceren. De GI kan niet aangeven wat er is misgegaan bij de Waerden en waarom in deze zaak is gekozen voor Solo Parallel Ouderschap en niet voor een project als Ouderschap Blijft.

4.De standpunten

Het standpunt van [de minderjarige 1]
4.1.
heeft de kinderrechter verteld dat hij niet meer naar school wil. Hij vindt de vakken op school niet leuk en wil liever werken in de [winkel] winkel waar hij al een paar dagen per week werkzaam is. Hij houdt van het sleutelen aan brommers en motoren en is hier ook goed in. [de minderjarige 1] heeft het op zijn werk naar zijn zin en kan het goed vinden met zijn baas. [de minderjarige 1] zou graag een traject volgen waarbij hij één dag per week naar school gaat en de overige dagen werkt. Hij heeft hierover al gesprekken gehad met zijn mentor en de gezinsmanager, maar deze regeling is (nog) niet van de grond gekomen. [de minderjarige 1] zijn baas gaat ermee akkoord als [de minderjarige 1] vier dagen zou komen werken. Het contact met zijn vader is goed volgens [de minderjarige 1] ze zien elkaar als [de minderjarige 1] dat wil. Er is geen vaste regeling maar dit gaat prima.
Het standpunt van de moeder
4.2.
Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij begrijpt dat nog niet alle gestelde doelen zijn behaald. Ze vindt het wel jammer dat er een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is gedaan, met name omdat het erg lang heeft geduurd voordat er hulpverlening vanuit de GI van de grond is gekomen. De moeder heeft in een gesprek met de school en de leerplichtambtenaar geprobeerd om de wens van [de minderjarige 1] om vier dagen te werken te bespreken maar dat is nog steeds niet gelukt.
Het standpunt van de vader
4.3.
De vader is het eens met het verzoek van de GI. Hij hoopt dat er vanuit de GI meer contact wordt gezocht met de school van [de minderjarige 1] . Er moeten duidelijke afspraken komen waar [de minderjarige 1] ook blij van wordt, zodat hij zijn school afmaakt. Op zijn werk laat [de minderjarige 1] zich van zijn goede kant zien. [de minderjarige 1] ervaart daar structuur, zijn baas is erg tevreden over hem en hoopt dat [de minderjarige 1] bij hem kan blijven werken. De vader denkt dat het belangrijk is dat door de GI ook rekening wordt gehouden met de wensen van [de minderjarige 1] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en wat op de zitting is besproken blijkt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] bestaan uit zijn schoolverzuim en zelfbepalende gedrag. Bij [de minderjarige 2] zijn er voornamelijk zorgen over zijn persoonlijke problematiek, onder andere bestaande uit een ontwikkelingsachterstand, meerdere lichamelijke beperkingen, gedragsproblemen en overgewicht. Daarbij zijn er zorgen over de beschikbaarheid en opvoedvaardigheden van de moeder en het gebrek aan communicatie en samenwerking tussen de ouders, waardoor het de ouders onvoldoende lukt om met elkaar in gesprek te gaan en samen afspraken te maken met betrekking tot de kinderen. Hoewel er voor [de minderjarige 2] positieve stappen zijn gezet zoals dat hij na de meivakantie start op de school [de school] in een passende klas, zijn nog niet alle doelen behaald. Het is van belang dat [de minderjarige 2] ook de (medische) zorg krijgt die hij nodig heeft en ouders heeft die aansluiten bij zijn ontwikkeling en beleving.
5.3.
Verder is duidelijk geworden dat er nog steeds grote zorgen zijn over [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] gaat sinds de kerstvakantie niet meer naar school. Ook een taakstraf wegens schoolverzuim heeft hem er niet van weerhouden van school te verzuimen. Daarnaast is hij meerdere keren in beeld geweest bij de politie en moet hij waarschijnlijk binnenkort voorkomen bij de kinderrechter. Mogelijk begeeft [de minderjarige 1] zich in een verkeerd netwerk. Van belang is dat er zo snel mogelijk, in ieder geval ruim voor het nieuwe schooljaar in augustus, duidelijkheid komt over het te volgen onderwijstraject voor [de minderjarige 1] . Positief is dat [de minderjarige 1] veel plezier heeft in zijn werk en zich hier goed inzet. Zijn werk geeft [de minderjarige 1] ritme en structuur. Onderzocht moet worden hoe dit werk kan worden gecombineerd met zijn schoolgang en of er een mogelijkheid is dat [de minderjarige 1] één dag per week naar school gaat en vier dagen werkt. De kinderrechter acht het van belang dat de GI hierin de regie pakt. Nu [de minderjarige 1] zijn passie ligt bij het sleutelen aan scooters en zijn werk in de [winkel] winkel verdient een traject waarin dit werk behouden blijft zonder meer de voorkeur boven een traject in de binnenvaart wat niet lijkt aan te sluiten bij [de minderjarige 1] zijn wensen en interesses.
Daarnaast vraagt de kinderrechter zich af of een traject Solo Parallel Ouderschap passend is voor de ouders nu op de zitting is gebleken dat de ouders redelijk met elkaar weten te communiceren en de vader door de moeder ook regelmatig wordt ingeschakeld als er zaken rondom [de minderjarige 1] geregeld moeten worden. Het is de kinderrechter onduidelijk waarom er niet is gekozen voor een traject wat meer gericht is op verbetering van de communicatie en het leren samen te werken.
5.4.
De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de GI de komende tijd betrokken blijft om zicht te houden op de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en regie te voeren over de hulpverlening. In het afgelopen jaar zijn er stappen gemaakt, maar het heeft te lang geduurd voordat er hulpverlening van de grond is gekomen. Van belang is dat er nu voortvarend actie wordt ondernomen. Om die reden ziet de kinderrechter aanleiding om een toetsingsmoment in te bouwen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van de minderjarigen daarom verlengen voor een kortere duur dan is verzocht en het resterende deel van het verzoek aanhouden.
5.5.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van zes maanden, te weten tot 15 november 2025, en houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan tot
de pro forma datum van 24 oktober 2025. De kinderrechter draagt de GI op om
uiterlijk op 24 oktober 2025de rechtbank te informeren over de laatste stand van zaken en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. [1]
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
tot 15 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing ten aanzien van het meer verzochte aan tot de pro forma datum van 24 oktober 2025;
6.4.
draagt de GI op om vóór de pro forma datum van 24 oktober 2025 de kinderrechter te informeren over de stand van zaken en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van S. Verhoeven als griffier, en op schrift gesteld op 19 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.