ECLI:NL:RBNHO:2025:5589

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
11019484 \ CV EXPL 24-2083
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten met de vervoerder Easyjet Airline Company Limited, een vordering ingesteld na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Praag op 22 april 2022. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat zij de passagiers een redelijk alternatief had aangeboden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat dit het geval was. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op een forfaitaire compensatie van € 250,00 per persoon, wat resulteerde in een totale toewijzing van € 1.000,00 aan de passagiers. Daarnaast werden de proceskosten en wettelijke rente toegewezen aan de passagiers, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De vervoerder werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11019484 \ CV EXPL 24-2083
Uitspraakdatum: 30 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats 1],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],beiden wonende te [plaats 2],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 22 april 2022 vervoeren van Amsterdam naar Praag, met vlucht EC7907 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie verzocht in verband met voornoemde annulering.
3.
Het geschil
3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 225,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen dan wel te beperken. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers de mogelijkheid heeft geboden tussen omboeking naar een alternatieve vlucht of restitutie van de ticketprijs. Bij omboeking hadden de passagiers volgens de vervoerder de keuze uit de eerst beschikbare alternatieven binnen zijn organisatie, waaronder de EJU7905 van 23 april 2022. De passagiers betwisten dat de vervoerder hen een alternatieve vlucht heeft aangeboden met als vertrekdatum 23 april 2022. Zij stellen dat zij enkel de keuze hadden uit vluchten die meer dan vierentwintig uur later vertrokken.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De enkele, niet onderbouwde stelling dat van de vervoerder dat hij de passagiers de keuze heeft geboden tussen meerdere vluchten, is onvoldoende om vast te stellen dat de vervoerder aan zijn verplichtingen op grond van de Verordening heeft voldaan. Het had op de weg van de vervoerder om
tenminstede e-mail waarop hij zich beroept in het geding te brengen. De vervoerder heeft dit nagelaten. In dit geval is dan ook niet, althans onvoldoende, gebleken dat de vervoerder vlucht EJU7905 van 23 april 2022 daadwerkelijk aan de passagiers heeft aangeboden. Dit terwijl er op deze door hemzelf uitgevoerde vlucht wel vrije plaatsen beschikbaar waren. Zodoende is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder er niet in is geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat de passagiers een redelijk alternatief aangeboden heeft gekregen. Dat de passagiers sub 1 en 2 voor restitutie in plaats van omboeking hebben gekozen staat niet aan het recht op compensatie in de weg.
4.5.
De passagiers hebben recht op een forfaitair bedrag aan compensatie van € 250,00 per persoon. Dat betekent dat de kantonrechter de vordering tot betaling van de hoofdsom tot een bedrag van € 1.000,- zal toewijzen, en voor het overige zal afwijzen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De vervoerder wordt in het ongelijk gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 248,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter