In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en British Airways Plc. AirHelp, als eiseres, vorderde compensatie van de vervoerder wegens de annulering van vlucht BA8458 van Amsterdam naar Londen op 16 mei 2023. De passagier, die een vervoersovereenkomst had met British Airways, was omgeboekt naar een alternatieve vlucht BA8454. AirHelp stelde dat de vervoerder compensatie moest bieden op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers beschermt bij vluchtannuleringen.
De kantonrechter oordeelde dat de vertraging van de alternatieve vlucht de omboeking mogelijk had gemaakt en dat voor de toepassing van de Verordening gekeken moest worden naar de feitelijke vertrek- en aankomsttijden. De rechter concludeerde dat de passagier met 1 uur en 26 minuten vertraging was vertrokken en met 1 uur en 16 minuten vertraging was aangekomen. Hierdoor werd het verweer van de vervoerder geaccepteerd en werd de vordering van AirHelp afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die ook verantwoordelijk werd gesteld voor de nakosten.
Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor passagiers om goed op de hoogte te zijn van hun rechten bij vluchtannuleringen en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de toepassing van de Europese regelgeving in de luchtvaartsector.